Skip to main content

Full text of "Handleiding tot de geneezing der inwendige ziekten : ten dienste der heelmeesteren op het land : naar het bevel van zijne koninglijke Pruisische majesteit / uitgegeeven door het Opperste Collegie der Geneeskunde te Berlin, uit het Hoogduitsch vertaald"

See other formats


p***^+****«^. 


JL  0. 


\ 


■> 


N^WLwQ 


■ 


mt 


HANDLEIDING 


TOT    DE 


G  E  N  E  E  Z  I.N  G 


DER 


INWENDIGE     ZIEKTEN 


HANDLEIDING 

TOT     DE 

GENEEZING 

DER 


INWENDIGE    ZIEK  TER 

TEN  DIENSTE  DER  HEELMEESTEREN  OP  HET  LAND,  ' 
NAAR    HET     BEVEL     VAN     ZIJNE 

KONING  LIJ 'K£  PRUISISCHE  MAJESTEIT 

UITGEGEEVE& 

DOOR     HET 

OPPERSTE    COLLEGIE   der    GENEESIfUNDE 

TE         B     E     R     L    I    N. 

UIT    HET     HO  O  G  DUIT  SC  H     VERTAALD. 


TB  L       E       r      D       E       N. 

B  ij     4.     en     J.     H    O  N  K   O  O  P. 


X 


MDCCLU'X  V  I  I  I, 


162; 


Cm 


a.uAö*cO^ 


AAN 


DEN 


L      E      E      Z      E      R. 


=5 


JTl et  getal  der  Geneeskundige  \  werken ,  ten 
nutte  van  het  algemeen  opgefleld ,  is  zoo  groot , 
dat  men  zich  waarfchijnelijk  zal  verwonderen , 
wederom  zoodanig  een  in  het  licht  te  zien  ko- 
men ,  en  door  mij  te  worden  aangepreezen. 
Dan  het  oogmerk  van  dit  Stukje  is  geheel  an- 
ders ,  dan  van  de  meeflen ,  die ,  oppervlakkig 
befchouwd  ,  foortgelijk  fchijnen  te  zijn.  In 
meest  alle  heeft  men  getracht  ,  den  genieenen 
man  zelve  in  ftaat  te  /lellen ,  om  zijne  ziek- 
ten,  of  die  zijnes  huisgezins,  en  vrienden ,  te 
leer  en  kennen  en  geneezen ,  en  of  men  daarin 
veel  al  vel  of  kwalijk  gefïaagd  zij>  ftaat  hier 
niet  te  bejlisfen  ;  doch  het  oogmerk  van  deeze 
beknopte  Handleiding  is  ,  den  Heelmeejler  , 
die  zich  ,   voor  en  aleer  hij  zich  op  de  eene  of 

*  3  im~ 


vi       AAtt    den    LEEZER. 

endere  plaats  ter  beoefening  der  Genees*  en 
Heelkunde  nederzet  >  op  deeze  weettnfchappen 
behoorlijk  toegelegd ,  en  zich,  op  goede  gr  on* 
den  i  in  ftaat  gefield  heeft  ,  de  gevallen  ,  die 
hem  voorkomen ,  te  be'öordeelen  ,  aan  de  hand 
•  te  gelven ,  wat  hij  omtrent  de  inwendige  ziek- 
ten te  doen  hebbe  ,  eer  hij  eenen  Geneesheer 
raadpleegen  >  of  Hem  bij  zijne  zieken  brengen 
han. 

Oordeelde  de  Groot  e  Frederik,  dat  de 
Heelmeefiers  ten  platten  lande ,  in  zijn  Ko- 
ningrijk ,  daaromtrent  onderrichting  noodïg 
hadden ,  en  beval  Hij  daarom ,  dat  door  het 
Opperfle  Collegie  der  Geneeskunde  te  Berlin , 
een  Werkje ,  tot  dat  oogmerk  gefchikt ,  zoude 
Opgefield  worden ;  wij  mogen  op  goede  gronden 
yastfi ellen ,  dat  hetzelve  aan  dezelfde  goede  in- 
zichten 9  ook  in  ons  Land ,  kan  en  zal  beant~ 
woorden.  De  Heelmeefiers ,  die  bij  ons  zich 
in  de  Dorpen  en  kleinere  Steden  ophouden  ,  en 
waaronder  menfchen  van  kunde  en  ondervin* 
ding  gevonden  v  orden,  hebben  zich  echter  voor- 
al op  de  uitwendige  gebreken  toegelegd ,  fom« 
mige  onder  hen  hebben  de  eene  of  andere  reis  , 
als  Heeluicefier ,  gedaan  ?  andere  den  Soldaa- 

m 


AAN    ben    LEEZER.     vn 

ten  bediend,  en  daardoor,  gelijk  ook  door  het 
hezen  van  fommige ,  meest  al  in  onze  taal  ge* 
fchreeven  ,  boeken ,  zich  eenige  kundigheid  om- 
trent de  inwendige  ziekten  yerkreegen  ,  doch 
doorgaans  zeer  gebrekkig ,  daar  zij  zich  ,  op 
zoodanig  eene  wijze  ,  op  alle  de  deelen  der  be- 
spiegelende  en  oefenende  Geneeskunde  niet  toe- 
gelegd hebben,  als  die  geene,  welke,  de  waar- 
digheid van  Geneesheer  zoekende  te  verkrijgen , 
doen  moeten.  Zij  ft  aan  dus  omtrent  de  inwen- 
dige ziekten  dikwijls  in  twijfel ,  en  zien  zich 
genoodzaakt,  zullen  zij,  volgens  hunnen  pligt 
het  welzijn  der  zieken  y  aan  hunne  zorge  ver- 
trouwd ,  behartigen  ,  dagelijks  de  toevlucht 
tot  een  Geneesheer  te  neemen.  Dan  zoodanig 
een  is  niet  terftond  bij  de  hand ,  kan  veelal 
niet  geroepen  worden,  en  de  Heelmeefter ftaat 
verleegen,  wat  te  doen.  Boeken  van  groot  en 
om/lag  natejlaan,  laat  de  tijd,  of  het  gevaar > 
waarin  de  lijder  is ,  hem  niet  toe  ,  en  het  is 
derhalven  van  de  grootfte  nuttigheid  voor  hem , 
in  een  kort  beftek ,  dus  fpoedig ,  geholpen  te  kun- 
nen worden. 

Zoodra  ik  dit  Werkje  zag  ,   oordeelde  ik , 
dat  het  volkomen  beantwoordde  aan  dat  oogmerk. 

*  4  Niets 


vtii     'AAN   "dSn    LEïTZER- 

Niets  kan  "tt  in  het  licht  gegeeven  worden ,  of 
de  een 'heeft  dit,  een  ander  wederom  kis  an-. 
ders  ,  'daar  op  aan  te  merken.  Zoo  zal  het 
met  dit  Werkje  gaan  ,'  zoo  ging  het  mij  ook 
met  hetzelve .,  doch  in  het  algemeen  vond  ik 
het  zoo  ingericht ,  dat  ik  den  Uit  ge  ever  aan- 
raadde  5  hetzelve  waereldkundig  te  maaken. 
-Voldoet  het  nu  hier  te  Lande ,  zoo  als  het  in 
Dnitschland  yold aan  heeft ,  worden  daardoor 
ten  platte  lande  ten  minflen  eenigt  ongeluk- 
kigen  gered  ,  dan  zal  mijne  aanprijzing  ook 
met  nutteloos  zijn. 

EDUARD  SANDIFORlV 


i 


1      k  '   *v 


VOOR- 


VOORBERICHT. 


Ue    volgende    onderrichting     voor     de 

- 

Heelmcefters  op  het  platte  Land ,  is  op  bij- 
zonder bevel  van  zijne  Koninglijke  Pruifi- 
fche  Majefteit    opgefteld.     Dezelve  moet 
den  Heelmeefter  op,  het  Land ,  en  op  zulke 
plaatfen ,  alwaar  geen  Geneesheer ,  dan  van 
eenen  verren  afftand ,  te  krijgen  is,  op  de 
zekerfte  en  beste  wijze  leeren,  hoe  hij  de 
kiekten,,  die  onder  den  gemeenen  man  het 
meest  voorkomen,  geneezen  kunne. 

*  5  Doch 


x      VOORBERICHT. 

Doch  met  dit  oogmerk  moest  dezelve  ook 
zeer  kort  zijn  ,  en  het  is  uit  dit  dubbel 
oogpunt,  dat  men  dit  Werkje  beöordeelen 
moet. 

Men  heeft  hier  geene  befpiegelingen ,  of 
wijdloopige  behandeling  van  alle  ziekten, 
die  mogelijk  zijfi,  te  zoeken.  Die,  welke 
het  meest  op  het  land  zich  vertoonen  , 
worden  hier  verhandeld ,  en  onder  deeze 
wel  in  het  bijzonder  de  zulken ,  welke  een 
fchielijke  hulp  verëifchen  ;    van    weinige 

fleepende  ziekten  vindt  men  gewag  gemaakt, 

I 
en  flechts  die  behandeling  ,    welke  in  het 

begin  dérzelve  vereischt  worde,  opgegee- 

ven  ,   dewijl   in   zulke   gevallen  de  Heel- 

meefter  altijd  tijd  genoeg  overig  heeft,  om 

raad- 


VOORBERICHT,      xi 

raad  te  pleegen  bij  den  Geneesheer,  wiens 
woonplaats  naastbij  is. 

Omtrend  de  ziekten  der  Vrouwen  en  Kin- 
deren is  men  wat  omftandiger  geweest, 
dewijl,  zoowel  bij  den  gemeenen  man  als 
zelfs  bij  het  grootfte  gedeelte  der  Heelmee- 
fteren  in  kleine  plaatfen,  wat  de  behandeling 
Van  dezelve  aangaat ,  tot  nog  toe  de  grootfte 
onweetendhekl  en  het  vooroordeel  plaats 
heeft.  De  vooroordeelen  uitteroojen ,  is  altijd 
zeer  bezwaarlijk,  en  zij  maaken  het  aller- 
meest de  geneezing  moeilijk.  De  Overheden 
en  Kerkleeraaren  moeten  hierin  gewillig  den 
Heelmeefter  onderfteunen  ,  want  zonder 
deeze  hulp  zal  alle  moeite,  die  hij  aan* 
wendt  ,     en    zelfs     deeze     Onderrichting 

nut- 


xii  VOORBERI  C  H  T. ' 
nutteloos  zijn.  De  Heeren  Predikanten  in 
het  bijzonder  zullen  ,  door  hun  aanzien, 
en  een  verfcandige  toefpraak,  het  allerbest 
die  vooroordeelen,  welke  de  gemeene  man 
tegen  eenen  Geneesheer ,  en  alle  beperkin* 
gen  zijner  begeerten  en  gewcontens  heeft, 
overwinnen* 


^-s.-*Vr>S 


IN- 


XIII 


INHOUD. 


Inleiding.     .     .     .     .     .     .     Bladz.  xvii 

Van  de  koude  of  tusphenpoozende  Koortfen.   B  ladz.  i 

-  -  -  de  aanhoudende  ofheete  Koortfen  in  het  al- 
gemeen  18 

-  -  -  de  onderfcheiden  foorten   der  Ontfeekings- 

Koortfen,  en  van  de  eenvoudige  goedaar tige 
aanhoudende  Koorts 19 

het  Zijdenwee.         .         .  .'*'*.  24 

de  Lon'göntfleeking 27 

de  val/che  Longontfleeking.         .         .  31 

-  -  -het  galachtig  en  valsch  Zijdenwee.     .      .  32 

-  -  -  de  Keel-pijn.         .....  -35 

-  -  -  de  Gal-  en  Rot  koortfen 43 

de  Kinder pokj es 50 

-  -  -  de  Mazelen 65 

;  -  -  de  Roodvonk ,  Scharlaken,  en  Nctelkoorts.  75 

de  Roos 77 

•  •  -  de  Verkoudheid  en  het  Hoe  ft  en.     .     .     r    80 

Van 


XIV 


INHOUD. 


Van  de  Kinkhoest.  .  .  .  .         82 

de  Aamborfligheid.       .        .         .         .84 

de  Beroerte *         87 

de  Bloedflortingen 91 

-  -  -  de  Neusbloeding 92 

de  Bloedfpoeging 95 

-  -  -  de  Bloedbraaking 99 

•  -  -  den  Loop 102 

-  -  -  den  Kooden  Loop 105 

het  Boord.         .         .         .         .  %  112 

-  -  -  het  Braaken.         .         .         .         .         115 
de  Buikpijnen 116 

-  -  -  de  Buikpijnen,  uit  ontfleeking  ontjlaande.  1 17 

-  -  -  de  galachtige  Buikpijnen.       .       .       *       1 10 

-  «•  -  de  overige  foor  ten  van  Koüjken.       .       «     121 

de  Geelzucht.         .         .         .         .         124 

de  Waterzucht'.        .        .'       .        .       128 

-  -  -  de  Waterzucht  tusfchen  vel  en  vleesch.  .     1 29 

-  -  -  de  Buikwaterzucht.        .         .         ,         135 

-  -  -  de  Borstwaterzucht 137 

-  de  Trommclzucht.        .        .        .       .138 

Van 


INHOUD.  xv 

Van  de  Jigtpijnen.         .         ,         .         .         141 
-  -  -  de  Scheurbuik,         .  .         .         .         148 

de  Schurft 152 

Van  de  Ziekten  der  Vrouwen.  .         .  156 

Van  de  Stonden.        .         .         .  .156 

fc-  -  de  Zwangerheid.       .        .       .       .166 

-  -  *  de  Verlos fing 174 

-  -  -  de  gevolgen  der  Verlos/Ing.      .      .      178 

Van  de  ziekten  der  Kinderen 1 89 

Van  de  zwakheid  der  eerst  gehoor  en  Kin- 
deren  •  .        186 

< het  Rogchelen  kort  na  de  geboorte.     190 

-  -  -  het  Bloedbraaken.       .  .        190 

-  -  -  de  belette  zuiging.         .         .       .      190 

-  -  -  de  Geelzucht •         191 

de  Hardlijvigheid.        .        .        .        191 

-  -  -  de  ongeduurigheid ',  flaapeloosheid ,  en 
fluiptrekkingen ,  door  het  zuur  verwekt.  192 

dezelfde  toevallen  door  gemoedsaan- 
doeningen der  Moeder.       .       .       .       194 

-  -  -  de  ontvelling ,  en  uit/lag  der  huid.     194 

-  -  -  de  zwelling  der  teeldeelen  en  beenen.    1 95 

Van 


xvi  INHOUD. 

Van  de  opftopping  der  Pis ,  en  pijnlijkheid 
bij  het  Zoozen  van  dezelve.         .       .       196 

-  -  -  de  Braakingen 197 

de  Sprouw 19& 

de  ongemakken ,   die  het  krijgen  der 

tanden  verzeilen 159 

de  borst  ziekt  en 2©2 

de  Wormen 205 


AANHANGSEL. 

Van  die  toevallen,  welke  eene  bijzonder  fchielij- 
ke  hulp  vereifchen 211 

de  middelen ,  ter  redding  van  drenkelingen.  2 1 1 

ter   redding    van   gehangen 

gewurgden.     .     . 216 

- --  ter  redding  van  ge/likten.     2 1 8 

--  ter  redding  van  bevroozenen.  221 

de  Vergiften 225 

Lijst  der  Geneesmiddelen 229 


IN' 


IN.  LEIDING. 

Behelzende  eenigejegeïen  van  vcorzigtigkeid  , 
op  welke  een  HeelmeejJer  bij  het  behande- 
len der  zieken  te  letten  heeft. 

I. 

J[_J/eeze  handleiding  ontflaat  den  Heelmeefter 
in  geenen  deele  varl  zijne  verpli^ting,  om,  bij 
het  behandelen  der- inwendige  ziekten  ,  zich  te 
bedienen  van  een'  Geneesheer,  indien  'er  een 
te  krijgen  is.  Dezelve  is  alleenlijk  opgefteld, 
opdat  hij  weete  ,  hoe  hij  op  het  Land  ,  aan 
zulke  plaat fen ,  alwaar  geen  Geneesheer  tegen* 
woordig  is ,  en  in  gevallen  ,  welke  eene  fchie* 
lijke  hulp  vorderen,  en  door  uitftel  te  maaken 
een  klaarblijkelijk  nadeel  aangebragt  wordt  j 
omtrent  de  befchreeven  ziekten  zich  te  ge- 
draagen  hebbe.  Zoodra  een  Geneesheer  te- 
genwoordig is,  gelijk  ook  in  de  Steden ,  moet 
een  Heelmeefter  zich  geheel  en  al  onthouden 
van  de  behandeling  der  inwendige  ziekten,  ge- 
lijk hij  m  het  algemeen  verpligt  is ,  in  zwaare 
en  faméngeftelde  gevallen,  vooral  in  fleependc 
ziekten, zich  te  vervoegen  bij  den  naaften  Ge- 
neesheer, dienraadvraagen,  en  niets  op  zich- 

»•  Zel- 


xviii         INLEIDING. 

zelven  onderneemen.  Wanneer  'er  zich  alge- 
meenheerfchende  ziekten  opdoen ,  als  de  Kin- 
derpokjes,  Rotkoortfen ,  de  Roodeloop;  dan 
moet  hij  daarvan  terflond  aan  een'  Geneesheer 
kennis  geeven  ,  hem  nauwkeurig  de  toevallen 
der  ziekte,  hoe  dezelve  begonnen  is  ,  en  welke 
algemeene  oorzaaken ,  volgens  zijne  gedach- 
ten ,  daartoe  gelegenheid  gegeeven  hebben  , 
voordellen;  een  voorfchrift ,  waarnaar  hij  zich 
te  gedraagen  hebbe  ,  verzoeken  ,  en  aanhou- 
den, met  hem  kennis  te  gecyen  van  het  beloop 
en  den  voortgang  der  ziekte. 

II. 

De  voornaamfte  omflandigheden,  waarop  een 
Héelmeefter,  als  hij  bij  eenen  zieken  geroepen 
wordt  ,  nauwkeurig  moet  letten ,  eer  hij  iets 
voorschrijft,  zijn: 

i.)  De  ouderdom,  het  temperament  ,  de 
lighaamsgefteldheid  ,  en  de  levenswijze  van 
den  lijder. 

2.)  Of  hij  ook  gehad  hebbe  eenig  fleepend 
ongemak  of  langduurig  gebrek,  als  een  breuk  , 
eene  verlïopping  in  het  eene  of  andere  inge- 
wand,, uitflag,  door  de  kunst  verwekte,  of 'na- 
tuurlijke, verzweeringen  ,  of  foortgélijke;  of 
ook  fterke  ontlastingen  van  zweet ,  aambeijen  , 
en  deeze  op  eens  gefluit  ,  terug  gedreeven , 
of  te  fchielijk  geneezen  zijn. 

30  Bij 


INLEIDING.  xix 

3. )  Bij  Vrouwsperfoonen  de  Stonden ;  het 
verdient  naamelijk  opmerking  of  deeze  maan- 
delijkfche  ontlasting  te  fterk.  geheel  belet,  of 
niet  geregeld  zij. 

4. )  Bij  kinderen  moet  voornamelijk  gelet 
worden  op  de  tanden,  wormen,  terug  gedree- 
ven  uitflag  en  zweet ,  op  de  voedfels ,  welke 
men  dezelven  geeft,  en  wel  in  het  bijzonder  op 
het  zog,  en  op  de  gezondheid  van  Moeder  of 
Minne. 

III. 

Nooit  moet  hij  braaking  verwekkende  ,  buik- 
zuiverende,  en  alle  andere  fterke  middelen  gee- 
ven,  zonder  eerst  te  letten,  en  wel  aller  nauw- 
keurigst ,  op  de  omftandigheid,  waarin  de  ziekte 
zich  openbaart,  en 'de  lighaamsgefteldheid  van 
den  zieken.  Opdat  hij  minder  dwaale,  zal  hij 
op  de  volgende  regelen  acht  geeven. 

1.)  Aan  zwangere  vrouwen,  aan  zieken, 
welke  geneigd  zijn  tot  bloedftortingen  van  al- 
lerlei foort ,  tot  volbloedigheid  ,  tot  aandrang 
van  het  bloed  naar  het  hoofd  of  de  borst,  die 
met  breuken  geplaagd  zijn,  die  verhardingen, 
verftoppingen  ,  of  verzweeringen  in  eenig  in- 
gewand hebben,  die  kortademig,  of  zeer  zwak 
zijn,  moet  een  Heelmeefter  noch  braaking  ver- 
wekkende ,  noch  buikzuiverendejain  het  alge- 
meen geene  heete  en  fterke  middelen  geeven, 

**  2  1.)  In 


•*• 


zx  INLEIDING. 

2.)  In  alle  ontfleekingen  zijn  dezelve  nadeelig. 

3.)  Als  een  braaking- verwekkend-  of  buik - 
zuiverend  middel  vereischt  wordt ,  en  men  de 
lighaamsgefleldheid  van  den  lijder  ,  aan  wien 
men  dezelven  geeven  wil ,  niet  nauwkeurig 
kent ,  moet  men  altijd  met  zagte  beginnen  , 
en,  als  deeze  niets  doen,  langzaamerhand  tot 
fterker  overgaan. 

I  V. 

Een  heete  levensregeling,  of  het  gebruik  van 
verhittende  middelen  in  alle  ziekten  ,  die  fcha- 
delijke  gewoonte  van  de  lijders  ,    en  vooral  de 
Kraamvrouwen  in  zeer  warme  bedden ,  en  hee- 
te vertrekken,  als  op  te  fluiten,  en  haar  ver- 
hittende geneesmiddelen  en^dranken  te  geeven, 
fleept  meer  menfchen  op  het   land  weg,   dan 
'er  aan  de  ziekten  zelve  fterven.     Een  Heel- 
meester moet,  zoo  veel  mogelijk,  deeze  kwaa- 
de  gewoonte  trachten    te  verbannen ,    geene 
verhittende,  zweetdrijvende  middelen,   geene 
dranken  van  deezen  aart,  als  wijn,  brandewijn, 
koffie,   en  foortgelijke  toeflaan,  veel  minder 
zelve  aanprijzen  ,    maar  veeleer   daarop    acht 
geeven  ,  dat  de  zieken  en  kraamvrouwen  ,  al- 
tijd eene  zuivere  ,  niet  al  te  warme  ,  niet  al  te 
koude ,  lucht  inademen.  3Tot  dit  oogmerk  moe- 
ten, als  het  jaargetijde  niet  al  te  koud  is,  zorg- 

vul' 


INLEIDING.  xxi 

'vuldig  de  vengflers  opengezet,  dj  vertrekken 
berookt  worden  ,  waartoe  de  azijn  ,  op  een' 
heeten  (leen  gegooten  ,  het  beste  middel  is. 
De  zieken  moeten  behoorlijk  verfchoond  wor- 
den,  doch  met  deeze  omzichtigheid,  dat  het 
linnen  te  vooren  nauwkeurig  uitgedampt ,  en 
warm  gemaakt  worde. 

V. 

In  heete  ziekten  moet  men  geen  vleesch,  of 
andere,  ilerk  voedende,  winderige,  of  onver- 
teerbaare  fpijzen  ,  toeflaan.  De  magerite  dieet 
is  de  beste.  Gekookte  vruchten  ,  flijmerige 
en  zuurachtige  dranken  ,  fpinagie ,  zuuring ,  pie - 
terfelie ,  fellerij ,  en  foortgelijke  ,  verfchafFen  de 
allerbeste  voedfels.  Als  de  zieken  beginnen  te 
geneezen,  en  trek  tot  eeten  krijgen,  moet  men 
hun  zeer  langzaam  voedende  fpijzen  toeflaan. 
Dunne  vleeschfoepen  ,  waarin  de  gemelde  krui- 
den gekookt  zijn,  vruchten,  en  verfche  tuin- 
vruchten  (knollen  en  witte  kool  uitgezonderd), 
foepen  met  rijst,  gerst,  zijn  de  beste  fpijzen 
voor  geneezende.  Te  veele  en  te  harde  voed- 
zels ,  koeken,  gerookt  en  gezoute  vleesch  en 
visch,  gedroogde  erweten  en  boonen  ,  aardap- 
pelen, en  foortgelijke,  doen  den  zieken  zeer 
ligt  inftorten. 


VI. 


xxii  INLEIDING. 

VI. 

De  beweeging  en  open  lucht  zijn  de  beste 
middelen  ter  geneezing  en  ter  herftelling  der 
krachten.  Men  moet  echter  met  oordeel  en 
omzichtigheid  daarin  te  werk  gaan  ;  de  zieke 
moet  zich  langzaamerhand,  en  voor  het  eerst  op 
eenen  goeden  dag,  aan  de  lucht  bloot  Hellen, 
met  eene  zagte  en  kortftondige  beweeging 
beginnen  ,  en  van  tijd  tot  tijd  dezelve  ver- 
meerderen. Nooit  moet  een  zwakke  bewee- 
ging maaken,  kort  voor,  nooit  terftond  na  het 
eeten,  nooit  tot  dat  hij  fterk  aan  het  zweeten 
raakt. 

VII. 

Gelijk  in  het  algemeen  nooit  een  geneesmid- 
del gegeeven  moet  worden,  zonder  dat  men  de 
ziekte  ,  en  den  lijder  ,  behoorlijk  kent  ,  zoo 
moet  een  Heelmeelter  wel  zorge  draagen,  dat 
hij  nooit  flerke  braakingverwekkende  ,  buik- 
zuiverende  ,  of  afdrijvende  middelen  ,  geeve 
aan  menfchen  ,  die  hij  niet  volkomen  kent. 
Omtrent  het  aderlaaten  moet  hij  met  de  zelf- 
de omzichtigheid  te  werk  gaan  ,  en  dezelve 
nooit  in  het  werk  Hellen  bij  ongetrouwde 
vïouwsperfoonen ,  of  ook  heete  afdrijvende 
biaakirigyerwekkcnde  en.  buikzuiverende  mid- 

de* 


INLEIDING.  xxin 

delen  aan  haargeeven,  zen  Ier  eerst  nauwkeu- 
rig op  alle  omftandigheden  te  letten.  Hij 
zoude  anders  zeer  ligt  een  miskraam  kunnen 
verwekken. 

VIII. 

Hetzelfde  heeft  plaats  omtrent  alle  verdoo- 
vende  en  flaapverwekkende  middelen  ,  als  het 
heulfap,  o£  opium,  en  alle  bereidingen  uit  het- 
zelve, de  theriakel ,  en  veele  andere,  waarme- 
de op  het  land ,  vooral  in  de  Kraamkamers  , 
zoo  veele  onheilen  verwekt  worden  ;  welke 
een  Heelmeefter  daarom  nooit  dan  in  dringen- 
den nood  ,  en  met  voorweeten  van  een'  Ge- 
neesheer, geeven  moet. 


IX. 


Ah  een  Heelmeeller,  hetzij  in  de  Stad  of  op 
het  Land,  geroepen  wordt  bij  zulken,  die  fchie- 
lijk,  of  onverwacht  geftorven  zijn,  moet  hij 
aan  de  Overheid  daarvan  terftond  kennis  gee- 
ven. Hetzelfde  moet  hij  doen  ,  als  hem  ge- 
kwetften  voorkomen  ,  vooral  in  gevallen,  die 
gevaarlijk  zijn  ,  en  den  dood  zouden  kunnen 
veroorzaaken.  Insgelijks  ,  als  zich  verdachte 
vrouwsperfoonen  bij  hem  opdoen  ,  die  eene 
aderlaating  ,  of  welke  flerke  afdrijvende  mid- 
delen 


XXIV 


INLEIDING. 


delen  van  hem  begeeren,  moet  hij  dezelven  in 
iet  oo*5  houden,  en,  als  hij  zekere  kenmerken 
meent  te  hebben  ,  dat  zij  zwanger  zijn  ,  de 
zulke  ,  doch  in  ftilte  ,  aan  de  Overheid  be- 
kend maaken. 


i  V  É 

É 


HAND- 


HANDLEIDING 

füJWy  QFM2RYLEKD 

TOT    DE 
V 

GENEE    ZING 


DER 


INWENDIGE  ZIEKTEN. 


Van  de  koude  of  tusfchenpoozende  Koortfen. 


T. 


usfchenpoozende  öf  koude  Koortfen  noemt 
men  de  zulken  ,  welke  met  eene  meer  of  min 
flerke  koude,  doorgaands  voorafgegaan  van  eene 
bijzondere  loomheid  en  trekkingen  der  Jede- 
maaten,  benauwdheid  ,  hoofdpijn,  geeuwing, 
huiveringen,  walgingen,  fomtijds  braakingen, 
en  fterken  dorst ,  beginnen,  waar  nalangzaamer- 
hand  hitte  volgt ,  die  vermeerdert ,  en  zich  over 
het  geheele  lighaam  verbreidt.  Het  aangezicht 
worde  rood,  de  pols,  die,  geduurendede  koude,.» 

A  klein 


2  VANDETUSSCHEN- 

.  klein  en  fnel  was,  wordt  flerker  en  grooter,  de 
benauwdheid  vermindert,  de  pijn  in  het  hoofd 
enderledemaaten  neemt  af,  gelijk  ook  de  dorst. 
Na  dat  de  zieken  een  of  meer  uuren  in  deeze 
liftte  gelegen  hebben,  geraaken  zij   in  een  al- 

.gemeen  zweet,  't  welk  eenige  uuren  duurt,  en 
waarmede  doorgaands  alle  toevallen  verminde* 
ren.  Zelden  voelen  de  lijders,  uit  den  flaap  , 
waarin. zij  gemeenlijk  vervallen,  ontwaakende, 
iets  meer  van  de  Koorts  ,  dan  vermoeidheid  en 
zwakheid.  De  zieke  blijft  nu  eenige  uuren  of' 
dagen  ,  naar  maate  de  aart  der  Koorts  is  , 
van  alle  toevallen  vrij,   doch  na  eenigen  tijd, 

*  dikwijls ,  maar  niet  altijd  ,  op  het  zelfde  uur , 
komt  de  Koorts  met  dezelfde  toevallen  weder, 
begint  met  koude,  die  in  hitte  overgaat,  en 
eindigt,  gelijk  te  vooren,  met  een  algemeen 
zweet ,  wanneer  de  zieke  wederom  van  alle  toe- 
vallen zoo  lang  vrij  blijft ,  tot  dat  zich  eene  ge- 
heel nieuwe  aanval  der  Koorts  opdoet.  En  dit 
is  het  waare  kenteken  ,  waar  door  zich  deeze 
Koorts  van  alle  anderen  onderfcheidt ,  in  dewel- 
ken  de  Koorts  wel  voor  eenigen  tijd  vermin- 
dert, doch  geen  volkomen  vrije  tusfchenruimte 
waargenomen  wordt. 

Gemeenlijk  is  de  pis  ,   welke  terftond  na  de 
Koorts  geloosd  wordt,  zeer  rood,  en  krijgt  een 

,   grondzetfel ,  van  kleur ,  als  gemaale  roode  fleen ; 

fom- 


P002ENDE      KOORTSEN.  3 

fomtijds  is  dezelve  fchuimerig,  en  men  ontdekt 
op  de  oppervlakte  een  dun  vlies  ,  't  welk  zich 
vasthecht  aan  de  zijden  van  het  glas,  doch  dit 
heeft  meer  plaats  bij  de  Herfstkoortfen.  In  de 
Voorjaarskoortfen  is  de  pis  niet  zoo  rood,  in 
de  midden  ziet  men  meer  een  wolkje  ,  het 
grondzetfel  is  wit ,  en  dit  oordeelt  men  een  goed 
teken  te  zijn. 

Wanneer  de  Koorts  alle  dagen  wederkomt , 
noemt  men  dezelve  eene  allendaagfche  Koorts; 
is  de  lijder  eenen  dag  van  koorts  vrij,  en  krijgt 
hij  dezelve  den  volgenden  dag  weder,  dan  heeft 
hij  eene  anderendaagfche  Koorts ,  doch  zoo  de 
Koorts  twee  volle  dagen  weg  blijft,  en  dan  eerst 
wederkomt,  noemt  men  dezelve  eene  derden- 
daagfche  Koorts. 

'Er  zijn  ook  dubbele  allecjaagfche ,  anderendaag- 
fche en  derdendaagfche  Koortfen ,  wanneer  na- 
melijk tusfehen  twee,  geregeld  wederkomende, 
aanvallen,  nog  een  aanval  zich  opdoet,  welke 
doorgaands  zwakker,  en  ook  van  korter  duur  is. 
Deeze  Koortfen  zijn  zeldzaamer  ,  doch  een 
Heelmeefler  heeft  nauwkeurig  acht  op  dezel- 
ven  te  geeven,  en  op  dit  onderfcheid  wel  te  let- 
ten, opdat  hij  eene  dubbele  alle  daagfche  Koorts 
niet  verwarre  met  eene  aanhoudende  Koorts. 

Men  verdeelt  daarenboven  de  tusfehenpoo- 
zende  Koortfen  in  Voorjaar s-.  en  Naajaars-  of 

A  2  Herfst- 


4  VAN      DE      TUSSCIIEN^ 

Herfst  -  Koortfen.  Dit  oiiderfcheid  is  wezen- 
lijk. De  Voorjaarskoor  tfen  zijn  doorgaands  goed- 
aartiger  en  gemakkelijker  te  verdrijven, zij  hel- 
len, indien  zij  kwaadaartig  worden,  meer  over 
tot  Öntfteekings  -  koortfen  ;  integendeel  zijn 
de  Herfstkoor tfen  meer  galachtig,  of  van  eenen 
rottenden  aart ,  hardnekkiger  ,  en  deeze  gaan 
ligter  over  in  aanhoudende  of  Rotkoort- 
fen. 

De  Voorjaarskoortfen  heerfehen  van  Fe* 
bruary  tot  Augustus ;  doorgaands  zijn  zij  goed- 
aartige  alledaagfche  of  anderendaagfche ,  fom- 
tijds  zijn  zij  ook  niet  zoo  goedaar  tig,  en  dub- 
bel ,  hoewel  zeldzaamer  5.  dan  in  den  Herfst, 
Meestal  gaan  zij  met  geene  kwaadaartige  toe- 
vallen verzeld  ,  en  dikwijls  verdwijnen  zij  van- 
zelf »na  eenige  aanvallen.  Somtijds  zijn'  zij 
van  langer  duur.  Gevatte  koude,  vogtige  Ver- 
trekken,* eene  ongeregelde  levenswijze,  voor- 
al in  eeten  en  drinken,  zijn  de  gemeende  oor- 
zaaken,  en  maaken  haar  hardnekkiger. 

Men  moet  daarom  maatigheid  in  eetenen  drin- 
ken, en  eene  zagte  ,  dikwijls  herhaalde  bewee- 
ging met  goed  weer  in  de  open  lucht  aanraaden. 
Alle  vette  ,  taaie,  harde,  en  onverteerbaare  , 
of  zeer  winderige  fpijzen  r  moeten  ,  zoo  veel 
mogelijk,  vermijd  worden  ,  gelijk  ook  alle  fter- 
ke  dranken.      Vooral  moet  men  twee  uuren 

voor 


POOZENDE      KOORTSEN.  5 

voor  den  aanval  der  Koorts  niets  eeten ,  dewijl 
dat  geen  ,  't  welk  men  dan  gebruikt,  onverteerd 
in  de  maag  blijft  liggen,  en  den  aanval. ver- 
zwaart. 

Geduurende  de  koude  laat  men  den  lijder  lauw 
water  of  thee  met  citroenen -fap  of  azijn  drin- 
ken, vooral  als  hij  flerke  poogingen  tot  braa- 
ken  heeft,  en  deeze  ontlasting  niet  wil  volgen. 
Ook  bij  de  hitte  is  deeze  drank  goed  ,  daar  de- 
zelve dit  tijdperk  verkort,  en  het  zweeten  be- 
vordert, 't  welk  men  nooit  moet  aanzetten  door 
heete  vertrekken,  te  veel  dekfel ,  nog  minder 
door  heete  middelen  of  flerke  dranken ,  waar- 
van men  zich  op  het  land  veel  al  bedient,  de- 
wijl door  zulk  eene  handelwijze  de  fchadelijkfte 
gevolgen  kunnen  ontftaan.  Is  de  hitte  buiten- 
gemeen flerk,  dan  geeft  men  verkoelende  dran- 
ken ,  als  zuure  wei ,  water  met  azijn  ,  een  af- 
kookfel  van  kcrsfen  ,  of  den  Gerflendrank 
N°.  i.,  en  foortgelijke,  en  alle  deeze  dranken 
moeten  niet  te  warm,  maar  lauw  zijn. 

Als  de  Koorts  niet  zwaar  is ,  den  lijder  niet 
flerk  aantast,  dezelve  zich  tusfchen  de  aanval- 
len wel  bevindt,  en  deeze  korter  en  zwakker 
of  minder  worden,  dan  heeft  men  zelden  noo- 
dig,iets  voortefchrijven ,  maar  de  Koorts  blijft, 
wanneer  voor  het  overige  de  lijder  gezond  is , 
dikwijls  van  zelve,  en  na  eenige  aanvallen  weg. 

A  3  NB. 


6  VAN      DE      TUSSCHEN- 

NB.  Bit  heeft  voornamelijk  plaats  omtrent 
de  Voorjaarskoortfen  ,  dewijl  het.  weder 
beter  wordt ;  bij  de  Najaarskoortfen  ge- 
beurt dit  zeldzaamer. 

Doch  als  dit  niet  gebeurt,  dan  moet  men  iets 
gebruiken. 

Befpeurt  de  Jijder  ,  ook  buiten  de  aanval- 
len, walgingen  en  poogingen  tot  braaken  met 
bitteren  fmaak  en  oprispingen ;  is  de  tong  met 
taaie  flijm  bedekt,  heeft  de  lijder  hoofdpijn, 
en  zijn  'er  geene  redenen,  die  zulks  beletten, 
dan  is  het  noodig  een  braakmiddel  te  geeven. 

In  zulk  een  geval  geeft  men  ,  ten  minilen 
twee  of  drie  uuren  voor  een'  nieuwen  aan- 
val ,  het  Poeder  N°.  2.  ,  of  ook  van  het 
middel  N°.  3.  alle  vierendeel  uurs  een  lepel  tot 
zoo  lange',  dat  'er  eenige  braakingen  volgen. 
Zoo  dra  hij  eens  gebraakt  heeft ,  moet  hij  veel 
lauw  water  drinken,  en  dit  ,  zoo  lang  de  braa- 
kingen duuren  ,  herhaalen,  tot  dat  hij  het  ge- 
bruikte water  begint  bij  zich  te  houden.  Dan 
kan  hij  een  weinig  gerften  water  ,  of  warm 
dunne  bier  drinken,  zich  naar  bed  begeeven, 
en  de  koorts  gerust  afwachten. 

Indien  het  braaken  hem  al  te  zeer  aangetast 
heeft,  of  zoo  het  zelve  niet  wilbedaaren,  dan 
kan  hij  alle  uur  een  fpijslepel  vol  kruis  en  munt- 
water  neemen ,  of  een  flerk  aftrekfel  van  Ka- 
mi!- 


rOOZENDE      KOORTSEN.  7 

millen  bloemen.  Een  weinig  wit  brood  in  wijn 
geweekt ,  en  met  kaneel  beftrooid ,  eene  goede 
warme  bierfoepe  met  een  weinig  fpecerijen  > 
en  dé  Zalf  N°.  33.  op  de  maag  gefmeerd,  zijn 
ook  van  nut. 

Doch  klaagt  de  lijder  over  pijn  in  den  buik 
en  de  lendenen,  over  rommelingen  in  de  dar- 
men, is  de  buik  gefpannen  en  opgezet,  of  zijn 
'er  omftandigheden  ,  'welke  het  gebruik  der 
braakmiddelen  beletten  ,  fmen  zie  de  Inleiding 
N°.  3.),  dan  moet' men  den  lijder  een  buik -zui- 
verend middel,  doch  ten  minften  acht  uuren  voor 
den  aanval,  geeven.  Hier  toe  kunnen,  naar 
maate  van  de  omftandigheden  ,  de  Voorfchrif- 
tcn  N°.  4.  5.  en  6.  gebruikt  worden.  Hier  bij 
moet  men  naarftig  warme  dranken  laaten  geeven. 

Dikwijls  wordt  door  het  gebruik  van  een  braak- 
of  buikzuiverend  middel  de  Koorts  op  eens 
weggenomen  ,  doch  fomtijds ,  vooral  bij  hard- 
nekkige  Koortfen  ,  die  lang  geduurd  hebben , 
wordt  de  volgende  aanval  nog  fterker.  Befpeurt 
men  in  het  vervolg  de  opgegeevene  kenmer- 
ken van  onzuiverheid  in  maag  en  darmen  ,  dan 
moet  men  het  braak-  of  buikzuiverend  middel 
herhaalen. 

Doch  zoo  dra  men  deeze  tekenen  niet  meer 
waarneemt ,  laat  men  alleenlijk  van  hec  Poeder 
N°.  7.  a.  alledrie  uuren  een  theelepel  vol,  of  van 

A  4  het 


8  VAN      DE      TUSSCHEN- 

het  drankje  N°.  9.  alle  drie  uuren ,  als  de  lijder  vrij 
van  koorts  is ,  en  niet  flaapt ,  neemen.  Geduuren- 
de  de  koorts  moet  hij  niets  daar  van  gebruiken. 

Worden  de  volgende  aanvallen  telkens'  zag- 
ter,  en  korter  ,  dan  heeft  men  geene  andere* 
geneesmiddelen  noodig,  doch  men  gaat  voort 
met  deeze,  tot  dat  de  koorts  volkomen  weg  is; 
men  moet  echter  niet  al  te  vroeg  ophouden  , 
doch,  al  houdt  de  koorts  reeds  op,  voortgaan 
met  het  gebruik  van  deeze  middelen  ,  fchoon 
in  eene  allengskens  vermeerderende  gifte,  op- 
dat 'er  niets  overig  blyve  ,  't  geen  den  lijder 
wederom  zoude  kunnen  doen  inflorten. 

Op  zoodaanig  eene  wijze  worden  de  meefle 
Voorjaarskoortfen  overwonnen,  gelijk  ook  die , 
welke  zich  'in  het  najaar  openbaaren  ,  als  dee- 
ze niet  al  te  hardnekkig  zijn. 

In  de  anderendaagfche  Voorjaarskoortfen 
is  het  een  goed  teken  ,  wanneer  'er  na  eenige 
aanvallen  kleine  blaasjes  of  uitflag  zich  om  den 
mond  en  den  neus  vertoonen  ,  en  daar  bij  de 
aanvallen  afneemcn.  Bij  de  Herfstkoortfen  is 
dit  teken  onzeker. 

Zoo  nu, na  het  gebruik  der  voorgefchreeven 
middelen,  de  koorts  niet  v^eg  blijft,  doch  de 
aanvallen  heviger  worden  ,  dan  moet  men  den 
lijder  van  de  Poeders  N°.  ir.  alle  twee  of  drie 
uuren  ,   in  den  tijd  tusfchen  de  aanvallen  ,   in 

welken 


rOOZENDE      KOORTSEN.  9 

welken  hij  volkomen  vrij  van  de  koorts  is ,  een 
laaten  inneemen.  Men  moet  echter,  eer  men 
tot  dezelven  overgaat,  zeker  zijn,  dat ''er  gee- 
ne  on^uiverheden  of  verftoppingen  meer  zijn  in 
de  maag  en  onderbuik  ,  dewijl  men  ,  in  zulke  . 
gevallen  ,  meer  nadeel ,  dan  voordeel  ,  zoude 
aanbrengen  ,.  en  tot  langduurige  en  fleepende 
ziekte,  gelegenheid  geeven.   * 

Schoon  de  Koorts  niet  aanflonds,  na  dat  dee- 
ze  twaalf  Poeders  gebruikt  zijn,  weg  blijft,  be- 
duidt dit  echter  niets  kwaads;  men  moet  voort* 
gaan  ,  deeze  Poeders  zoo  lang  te  gebruiken  , 
tot  dat  de  koorts  weg  is ,  doch  te  gelijk  acht 
geeven,  dat  het  lijf  niet  v'erftopt  zij,  en,  zoo 
zulks  mogt  plaats  hebben  ,  een  drachme  zout 
van  GJauber  des  avonds  gebruiken. 

Blijft  de  koorts  terflond  weg,  na  het  gebruik 
der  eerde  Poeders  ,  zoo  moet  men  echter  niet 
aanflonds  met  dezelven  ophouden  ,-  maar  nog 
êenige  dagen  een  loot  's  daags  daar  van  laaten 
gebruiken  ,  en  langzaamerhand  daar  mede  op- 
houden. Op  deeze  wijze  dit  middel  gebruikenr 
de  ,  komt  men  niet  alleen  eene  wederinftor- 
•  ting  voor,  maar  de  lijder  krijgt  ook  eerder  zij- 
ne krachten  wederom. 

Somtijds  purgeert  dit  middel.  .Dit  is  ,  op 
zich  zelve  ,  niet  kwaad  ,  doch  zoo  lang  het 
zu.ks  doet,  verdrijft  het  de  koorts  niet.     Men 

A  5  blijft 


IO  VAN      DE      T    U    S   S   C   H   E  N- 

blijft  het  daarom  gebruiken  ,  tot  dat  de  ont- 
lastingen ophouden  ,  en  de  koorts  weg  blijft. 
Dodi  zoo  de  afgangen  mqgten  aanhouden,  dan 
zet  men  het  aan  een  zijde ,  geeft  twee  fërupel 
tot  een  drachme  Rhabarber,  en  begint  dan  we- 
derom met  hetzelve. 

Aan  Kinderen  moet  men  dit  mi-ddel  in  klei- 
nere giften,  naar  maate  van  hunnen  ouderdom 
van  een  drachme  tot  een  half  once,  buiten  de 
aanvallen ,  geeven. 

De  Herfstkoortfen  zijn  altijd  hardnekkiger 
én  boosaartiger  dan  de  Voorjaarskoortfen. 
Zij  ontdaan  doorgaans  na  een  heeten  en  droo- 
gen  Zomer  ,  waarop  een  zeer  vogtige  en  ne- 
velachtige Herfst  volgt. 

Dikwijls  zijn  zij  zeer  moeilijk  te  kennen  ; 
want  in  den  beginne ,  als  zij  zich  openbaaren  , 
hebben  zij  veelal  zulke  langduurige,  en  fom- 
tijds  verdubbelde  ,  zeer  fchielijk  op  elkander 
volgende  aanvallen,  dat  zij  dikwijls  zeer  moeie- 
lïjk  van  de  aanhoudende,  en  Gal-  of  Rotkoort- 
fen  te  onderfcheiden  zijn;  en  fomtijds  gaan  zij 
ook  wezenlijk  in  dezelven  over.  . 

Bij  deeze-  Koortfen  zijn  bijna  altijd  bedorve, 
galachtige,  floffen  en fcherptens  in  de  maag  en 
darmen;  deezen  moet  men  aanftonds  ontlasten, 
dewijl  zij,  hoe  langer  zij  in  het  lighaam  blijven,, 
zoo  veel  te  fchadelijker  worden. 

Men 


PO  0  ZEND  E       KOORTSEN.  II 

Men  geefc  daar  toe,  naar  maate  van  de  om- 
ftandigheden,  om  den  vrijen  dag,  of  een  braak- 
middel N°.  :.o£$.9  of,  zoo  'er  redenen  zijn, 
die  zulks  beletten  ,  een  van  de  opgegeeven 
buikzuiverende  middelen  N°.  4.  5.  (5.  op  dezelf- 
de wijze,  als  in  de  Voorjaarskoortfen. 

Zoo  de  Koorts  in  het  geheel  niet  afgaat,  dan 
geeft  men  deeze  middelen  als  de  Koorts  een 
weinig  bedaard  en  minder  wordt. 

Zijn  de  Herfstkoortfen  niet  zwaar ,  en  heb- 
ben zij  den  vereischten  tusfehentijd,  dan  moe- 
ten zij  even  eens  ,  als  de  Voorjaarskoortfen 
behandeld  worden  ,.  en  men  verdrijft  dezelven 
ook  even  gemakkelijk. 

Doch  zoo  de  Koorts  reeds  verouderd  is ,  of 
indien  dezelve  zeer  zwaar  ,  en  aan  eene  aan- 
houdende Koorts  gelijk  is,  gehoorzaamt  zij  niet 
aan  deeze  behandeling. 

Vooral  is  het  noodig  ,  dat  men  den  Koorts- 
bast  eS  andere  verfterkende  middelen  niet  al  te 
fchielijk  geeve  ,  men  moet  eerst  zeer  zeker 
zijn  ,  dat  'er  geene  kwaade  ftoffen  meer  vooi 
handen  zijn. 

Men  geeft  daarom,  na  het  gebruik  van  braak- 
of  purgeer  -  middelen  eenige  dagen  van  het  Poe- 
der N°.  7.  b.  alle  drie  uuren  een  theelepel  vol, 
of  van  den  drank  N°.  14.   een  half  theekopje,  . 

alle  twee  uuren  ,  laat  naarilig  van  het  voor*         f 

fchree- 


I 


12  VAN      DE      TIT5SCHEN-' 

fchreeven  gerften  water  met  azijn  en  honig,  of 
zuure  wei,  drinken;  en,  als  men  uit  de  aan- 
houdende walgingen  en  poogingen  tot  braaken, 
uit  den  bitteren  frnaak ,  en  oprispingen ,  uit  de 
beflaagen  tong,  en  andere  tekenen  meer,  be- 
fp'eurt,  dat  'er  nog  kwaade  floffen  in  maag  en 
darmen'  huisvesten  ,  zoo  geeft  men  wederom 
een  der  voorgefielde  braak- verwekkende  of 
buikzuiverende middelen,  en,  na  dat  de  Koorts 
wederom  voorbij  is,  het  Poeder  N°.  7.,  of  den 
drank  N°.  14. 

Is  het  zeker  ,  dat  'er  zich  geene  kwaade 
iloffen  meer  ophouden  ,  't  geen  men  weet ,  als 
de  opgegeeven  tekenen  verdwijnen  ,  de  trek 
tot  eeten,  ten  minden  eenigzins  vermeerdert, 
de  koorts  meer  geregeld  ,  en  minder  zwaar 
wordt,  dan  moet  men  tot  den  Koortsbast  over- 
gaan, en  denzelven ,  op  de  boven  voorgefchree- 
ven  wijze,  laaten  gebruiken. 

Men  moet  den  zelven  in  dit  geval  langer  ge- 
bruiken, en  acht  dagen  lang  daar  mede  aanhou- 
den ,  offchoon  de  koorts  reeds  eenige  maaien 
weg  gebleeven  is.  Na  acht  dagen  moet  de  lij- 
der wederom. dit  middel,  doch  in  eene  gerin- 
gere gifte  ,  neemen  ,  en  langzaamerhand  daar 
mede  ophouden. 

Onder  het  gebruik  van  den  Koortsbast,  moet 
men  geene  buikzuiverende  middelen  'geeven  , 

dewijl 


POOZENDE      KOORTSEN.  1$ 

dewijl  daar  door  de  Koorts  gemakkelijk  weder* 
om  verwekt  wordt ;  fchoon  men  van  het  Poeder 
N°.  7.  zeer  wel  ,  's  morgens  en  's  avonds  een 
theelepel  vol  kan  laaten  gebruiken. 

Men  heeft  daarenboven  op  de  gifte  van  den 
Koortsbast  te  letten  5  geeft  men  dit  middel  aan 
volwasfenen  niet  tot  zes  drachmen  of  een  once, 
tusfehen  twee  aanvallen  ,  zoo  doet  het  zelden 
iets. 

Zoo  de  tijd  tusfehen  de  twee  aanvallen  zoo 
kort  mogt  zijn,  dat  de  koorts  of  in  het  geheel 
niet,  of,  zonder  dat  men  het  befpêuren  kan, 
afgaat,  en  bijna  terftond,  zoo  als  de  eerfte  aan- 
val nauwhjks  geëindigd  is  ,  de  tweede  reeds 
begint  ,  dan  moet  men  terftond ,  zoo  dra  de 
hitte  eenigzins  vermindert,  het  Poeder  N°.  11» 
geeven  ,  alle  uu-ren  daar  mede  voortgaan  ,  ja 
zelfs  binnen  korter  tijd,  een  drachme  laaten  ge- 
bruiken, opdat  men  ten  minfle  zes  drachmen, 
voor  den  nieuwen  aanval,  in  het  lighaam  krïjge. 

Indien  des  niettegenilaande  ^  offchoon  men 
het  lighaam  voor  het  gebruik,  van  den  Koorts- 
bast  genoegzaam  gezuiverd  heeft ,  de  oogen  be- 
ginnen geel  te  worden,  de  lijder  over  fpannin- 
genop  de  borst,  benaauwdheid,  drukking  voor 
de  maag  klaagt,  de  pis  zeer  hoog  geel  wordt  , 
en  het  lijf  zeer  geflooten  is,  dan  moet  men  mee 
den  Koortsbast  ophouden  ,   dewijl  anders  z-jer 

.  ■  lig: 


14  VAN      DE      TUSSCHEN* 

ligt  de  Geelzucht ,  Waterzucht ,  of  andere  flee- 
pende  ziekten  ontftaan  kunnen.- 

Men  laat,  in  dit  geval,  van  den  drank  N°.  14. 
alle  twee  uuren  twee  Spijslepels  vol,  eenige  da- 
gen achter  elkander,  gebruiken^  tot  dat  dé  op- 
genoemde toevallen  verdwijnen  ,  en  gaat  dan 
wederom  over  tot  het  gebruik  van  den  Koorts- 
bast,  welke  men  dan,  tot  meerder  zekerheid, 
met  een  derde  of  vierde  gedeelte  Ammoniakzout 
vermengt  (N°.  12.),  terwijl  men  behoorlijk  op- 
let ,  of  dezelve  toevallen  zich  ook  wederom 
vertoonen ,'  in  welk  geval  men  den  Koortsbast 
liever  in  het  geheel  niet  gebruikt,  en  dan  NQ. 
9.,  dan  N°.  14.  laat  neemen,  om  op  deeze  wij- 
ze de  verfloppingen  weg  te  neemen ,  en  de 
koorts  te  verdrijven. 

Zeldzaam  is  het  noodig  in  koude  koortfen 
eene  Aderlating  in  het  werk  te  flellen ;  'er  kunnen 
echter  gevallen  zijn  ,  waarin  dezelve  te  pas 
komt,  als  de  lijder  zeer  volbloedig  ,  jongen 
•  flerk,  de  hitte  zeer  zwaar  is,  en  hij  over  ftee- 
kende  pijn  in  de  borst,  buitengemeen  zwaare 
hoofdpijn' klaagt,  zeer  rood  inliet  aangezicht 
en  de  oogen  uitziet ,  want  in  zulke  gevallen  gaan 
deeze  koortfen  zeer  gemakkelijk  over  in  Ont- 
fleekings  -  Koortfen.  Hier  bij  wordt  echter  eene 
groote  voorzigtigheid  vereischt  ,  want  zoo 
men  eene  aderlaating  in  het  werk  fielt,  zonder' 

dat 


POOZENDE      KOORTSEN.  IJ 

dat  de  opgenoemde  redenen  daar  toe  zich  voor- 
doen, voorafin  de  Najaarskoortfen,  verzwakt 
men  den  lijder  ,  en  daar  uit  ontftaan  dan  de  al- 
lerfchadelijkfte  gevolgen  ,  langduurige  en  fiee- 
pende  ziekten. 

\Er  zijn  gevallen  ,  waarin  de  Koortsbast  niet 
kan  gebruikt  worden  ;  verftoppingen  en  verhar- 
dingen in  het  darmfcheil  of  andere  ingewanden 
van  de  buik  en  borst,  verbieden  dit  middel,  en 
fomtijds  willen  de  lijders  hetzelve  niet  gebrui- 
ken, of  kunnen  het  niet  doen,  omdat  het  te 
kostbaar  is. 

In  zodanige  gevallen  moet  men  andere  we- 
gen inilaan,  en  door  zagte  ontbindende  ,  en  te 
gelijk  verflerkende  middelen,  zijn  oogmerk  zoe- 
ken te  bereiken.  Men  kan  daar  toe  den  drank 
N°.  15.  geeven  ,  en  daar  van  alle'  twee  uuren 
een  half  theekopje  vol  laaten  gebruiken. 

Offchoon  de  lijder  alle  deeze  middelen  ge- 
bruikt, moet  hij  echter  eene  goede  levensrege- 
ling houden,  zich  niet  overlaaden  met  vette  , 
winderige,  *en  harde  fpijzen;  verhittende  dran- 
ken vermijden,  en,  zoo  veel  dit  mogelijk  is, 
zichmaatig',  doch  naarflig,  alle  dagen,  als  hec 
weder  goed  is,  in  de  vrije  lucht,  beweegen. 

Dit  is  vooral  noodzakelijk  in  de  derdendaag* 
fche  Koortfen  ,  die  voor  het  overige  in  niets 
wezenlijks  van  de  andere  Herfstkcfortfen  ver-. 

fchil- 


16  VAN      DE      T    U   S   S    C   71    É    tf* 

fchillen,  dan  dat  zij  gemeenelijk  hardnekkige* 
zijn.  Bij  de  geneezing  heeft  men  daarop  te  let- 
ten, dat,  dewijl  in  deeze  meermaale  hardnek- 
kige verftoppingen  in  de  buik  ingewanden  zijn, 
men  zich  niet  moet  overhaasten  met  het  gebruik 
van  den  Koortsbast  of  andere  verfterkende  mid- 
delen  ,  maar  eerst  en  vooral  door  bekwaame 
ontbindende  en  ontlastende  middelen  trachten 
dezelven  te  overwinnen.  De  middelen  N°.  7.  9. 
en  X4.  zijn  daar  voorde  beste.  Vervolgens  moet 
men  ook  langer  aanhouden  met  het  gebruik  van 
verfterkende  middelen,  dan  in  andere  koortfen, 
dewijl  deeze  koortfen  veel  meer  wederom  ko- 
men ,  en  dan  moeilijker  weg  te  neemen  zijn.  De 
middelen  N°.  9.  13.  en  29.  met  de  voorige  ver- 
bonden ,  zullen  de  gewenschte.  uitwerkingen 
doen.. 

In  derdendaagfche  Koortfen  kan  de  zieke  op 
de  vrije  dagen  wat  meer"  en  voedzaamer  fpijzen 
gebruiken ,  dewijl  hij  anders  al  te  krachteloos 
zoude  worden. 

Dikwijls  openbaaren  zich  hardnekkige,  voor- 
al derdendaagfche  Koortfen,  welke  telkens  zon- 
der eenig  zweet  afgaan  ;  deeze  luiïteren  noch. 
naar  de  voorfchreeven  geneeswijze  ,  noch  naar 
den  Koortsbast.  In  deeze  is  niets  beter,  dan  dat 
men  met  het  begin  van  de  koude  ,  den  rug  des 
lijders  wrijft  met  wolle  doeken  ,  met  kampher 

.     ge- 


POOZENDE      KOORTSEN.  I? 

gewreeven,  hem  dan  wel  toedekt  ,  en  een  af- 
trekfel  van  vleerbloemen  in  eene  ruime  maate 
Jaat  drinken.  Dan  volgt  'er  doorgaans  een  llerk 
zweet,  waardoor  of  de  koorts  weggenomen,  of 
ten  minden  zeer  verminderd  worde. 

In  den  Herfst  en  het  Voorjaar  heèrfchen 
dikwijls  Koortfen  ,  verzeld  met  ondraaglijke 
koude  ,  fterke  hitte ,  een  afmattend  zweet , 
grooten  dorst,  benauwtheid  en  hoofdpijn. 
Na  den  aanval  zijn  de  kieken  zeer  zwak,  kort- 
ademig, hoeften  niet  veel,  brengen  echter  dik- 
wijls een  weinig  flijm  op ,  en  hebben  geen'  trek 
tot  eeten.  De  Koortsbast  en  verflerkende  mid- 
delen maaken  deeze  koortfen  flimmer  ,  ver- 
meerderen de  benauwtheid,  dewijl  de  oorzaak 
in  de  longe  huisvest. 

Dikwijls  worden  deeze  koortfen  zeer  gemak- 
kelijk geneezen,  als  men  den  lijder  laat  gebruiken 
veele  weekmaakende  ,  en  de  fluimloozing  be- 
vorderende dranken  en  middelen ,  hoedanig  zijn  : 
N3.  16.  17.  18.  19.  Eindelijk  kan  men  gebruik 
maaken  van  het  middel  N°.  9. 

In  moeielijke  gevallen,  en  in  zulke,  die  be- 
denkelijk voorkomen,  moet  een  Heelmeefler, 
zoodra  mogelijk,  de  hulp  van  een'  Geneesheer 
zoeken. 


B  Van 


IS  VAN    DE    AANHOUDENDE 

Fan  de  aanhoudende  of  heet  e  Koon  f  en  in  het  algemeen* 

De  heete  Koortfen  onderfcheiden  zich  van  de 
tusfchenpoozende,  door  haaren  fnellen  en  on- 
afgebrooken  loop  ,  zoodat  zij  den  lijder  in  kor- 
ten tijd' wederom  verlaaten,  of  dooden,  of  in 
eene  andere  ziekte  overgaan. 
,  Zij  verfchillen  van  elkander  ,  zoo  wel  door 
h.aaren  loop  ,  als  natuur.  Sommige  gaan ,  onafge- 
broken., van  het  begin  tot  het  einde  voort ,  en 
worden  aanhoudende  Koortfen  genaamd ,  andere 
hebben  of  dagelijks,  of  om  den  anderen  dag  haare 
verminderingen  en  verheffingen  ,  en  worden  aan- 
houdende Koortfen  met  verheffingen  geheeten. 

Op  eene  nauwkeurige  waarneeming  van  den 
loop  ee'her  heete  Koorts  is  gegrond  de  kennis  der 
voortekenende  en  critieke  dagen  ,  waar  voor 
een  geleerd  Geneesheer  vatbaar  is.  Een  Hecl- 
meefter  heeft  daarop  te  letten,  dat  hij  ,  als  'er 
zich  eenige  tekenen  opdoen  ,  dat  de  kwaade 
ftoffe  afgezonderd  wordt,  de  werkingen  der  na- 
tuur niet  fïo  ore  ,  door  ontijdige  ontlastingen, 
of  andere  ongefchikte  middelen. 

De  heete  Koortfen  worden,  volgens  haaren 
aart  en  oorzaaken  ,  onderfcheiden  in  Ontftee- 
kings  -  Koortfen  ,  Gal-  en  Rot  -  Koortfen  ,  en 
eindelijk  in  boosaartige-Koortfen.  Dikwijls  ver- 
mengen zich  deeze  Koortfen ,  en  in  dezelven  is  dan 

ook 


OF    HEETE    KOORTSIN.  Xp 

ook  eene  famengeftelde  geneeswijze  noodig.  Hier 
toe  behooren  ook  alle  Koortfen  met  uitflag,  de 
pokjes,  mazelen,  gierstuitflag,  en  foort  gelijke. 
Wanneer  deeze  Koortfen  algemeen  heer* 
fchen ,  dat  is ,  als  veele  menfchen  op  eens  door 
dezelfde  ziekte  aangetast  worden,  dan  neemen 
zij  doorgaans  een,  hun  eigen,  character  aan, 
't  welke  men  alleen  door  waarneeming  leert  ken- 
nen ,  en  waarop  de  bijzondere  geneeswijze  ge- 
grond is.  Als  een  Heelmeefter  zulke  algemeen 
heerfchende  ziekten  bemerkt  ,  dan  moet  hij 
daarvan  terflond  aan  den  naaflen  Geneesheer 
kennis  geeven,  en  hem  raadpleegen. 

Fan  de  onderfcheiden  foort  en  der  Ontjlcekings- 
Koortfen,  en  van  de  eenvoudige  goed- 
aart  i  ge  aanhoudende  Koorts. 

De  Ontfteekingskoorts  verzelt  doorgaans , 
en  ontflaat  van  verftoppingen  en  uitftortingen 
van  bloed  in  edele  ingewanden,  of  andere  zeer 
aandoenehjke  deelen  van  het  lighaatn.  De  be- 
handelingmoet  naar  de  natuur  van  het  aangedaa- 
tie  deel  ingericht  worden,  gelijk  men,  in  het 
vervolg ,  daarvan  voorbeelden  vinden  zal ,  in 
het  zijdenwee  ,  en  de  longöntfteekmg. 

Doch  dikwijls  openbaart  zich  eene  waareOnt- 
fteekings-  Koorts  ,  zonder  dat  echter  een  bij- 
zonder d?ei  van  het    lighaam  door  eene  ont- 

B  2  flee- 


2G  VAN  DE  ONDERSCHEIDEN  SOORTEN 

fteeking  aangetast  is.  Zoodanig  eene  Koorts 
is  eene  goedaartige  aanhoudende  Koorts ,  welke 
verzeld  gaat  met  alle  tekenen  Van  eene  Ont" 
fteekingskoorts  ,  zonder  eenige  plaat felijke 
ontfleeking  ,  offchoon  fomtijds  ,  geduurende 
den  loop  van  de  Koorts,  wanneer  men  of  dwaalt 
in  de  Geneeswijze,  of  de  aart  der  heerfchende 
ziekte  het  met  zich  brengt,  bijzondere  uit-  of- 
inwendige  deelen  door  eene  waare  ontfleeking 
aangetast  worden. 

A\  het  geen  het  bloed  in  beweegirig  brengen 
en  uitzetten  kan,  is  ook  in  flaat  deeze  Koorts 
voort  te  brengen,  zwaar  en  Jangduurig  werk  , 
vooral  bij  heet  weer  ,  of  bij  het  vuur ,  flerke 
gemoeds  -  aandoeningen  ,  het  misbruik  van  den 
Brandewijn  en  andere  geestrijke  dranken, over- 
kadingen  van  de  maag  met  flerk  aangezette  en 
voedzaame  fpijzen  ,  opftoppingen  van  natuur- 
lijke of  gewoon  geworden  en  heilzaame  ontlas5- 
•  tingen  van  bloed,  bij,  voorbeeld  ,  neusbloedin- 
gen, het  verzuim  van  aderlaatingen  ,  opgeftopte 
bloedende  aambijen,  of  natuurlijke  ontlastingen 
der  Honden,  van  den  afgang,  of  het  zweet. 

Deeze  Koorts  tast  voornamelijk  aan  fterke, 
gezonde  ,  lighaamen  in  den  be3ten  leeftijd  ,•  waar- 
om zi}  ook  bij  de  Landlieden  zeer  gemeen  is. 
Na  eenige  ligte  huiveringen,  en  geringe  ver- 
moeidheid ,  volgen  zwaare  hoofdpijn ,  flaaperi^- 

heid> 


DER.   ONTSTBEKINGS   KOORTSEN,   ILKZl        21 

htfid,  kloppïngen  aan  de  flaap  van  het  hoofd. 
De  lijder  haalt  den  adem  ras,  met  benauwtheid, 
is  onrustig,  het  aangezicht  wordt  rood,  de  ade- 
ren zwellen  op  ,  eene  tegennatuurlijke  ,  doch 
gelijke,  warmte,  neemt  het  geheele  lighaam 
in,  de  pols  worde  groot,  flerk,  ras,  de  pis  is 
een  weinig  rooder,  doch  anders  natuurlijk.  De 
koorts  eindigt  den  vierden  of  den  zevenden 
dag  ,  door  eene  neusbloeding  ,  dóór  zweet , 
ook  wel,  doch  zelden,  door  een'  loop.  Duurt 
dezelve,  verzuimd  zijnde,  langer  ,  dan  gaat  zij 
tot  de  clasfe  der  Rotkoortfen  over. 

Men  heeft  bij  de  geneeswijze  daar  op  te  let- 
ten* dat  i.  de  koorts  gemaatigd  ,  en  de  drift 
van  het  bloed  beteugeld  worde;  en  2.  de  vooraf- 
gegaane oorzaaken  uit  den  weg  geruimd  worden. 

De  koorts  wordt  gemaatigd,  en  de  fnelle  om* 
loop  van  het  bloed  beteugeld: 

a.  Door  eene  aderlaating ;  deeze  moet  in  de 
serfte  dagen  terflond  in  het  werk  gefield  worden  , 
zelfs  nog  na  den  vierden  dag,  indiende  zieke  tot 
zoo  lang  verwaarloosd  is,  en  de  bovengenoemde 
toevallen  tegenwoordig  zijn ,  of  nog  toeneemen. 
Men  heeft  de  hoeveelheid  van  het  bloed  te  bepaa- 
len  naar  den  ouderdom  en  de  krachten  vanden  lij- 
der. Hij  heeft  genoeg  bloed  verlooren ,  als  de  pols 
zagter  en  gelijker,  de  hoofdpijn  minder,  en  de 
ademhaaling  gemaklijker  worde       Het    komc 

B  3  op 


21  .   VAN  DE  ONDERSCHEIDEN  SOORTEN 

op  het  zeJfde  uit ,  of  de  aderlaating  op    den 
arm,  of  op  den  voet,  gefchiede. 

b.  Door  klijfteeren  uit  wei  of  lauw  water  met ' 
falpeter  ,  of  een  afkookfel  van  weekmaakende 
kruiden  in  water  met   honig  en  falpeter;   en 
zulken  moeten  dagelijks,  des  avonds,' tot  dac 
de  ziekte  eene  fcheiding  neemt,  gezet  worden. 

c.  Door  't  gebruik  van  't  verkoelende  Poe- 
der N°.  io\ 

d.  Door  naarflig  te  drinken.  Dit  is  dikwijls 
alleen  genoegzaam  om  de  koorts  te  overwin- 
nen. Men  verkiest  daar  toe  den  Gerftendrank 
N°.  i. ,  welke  in  alle  heete  ziekten  van  eene 
onbefchrijflijke  nuttigheid  is  ,  of  een  Limona- 
de, het  zij  met  citroenen- fap,  het  zij  met  azijn 
bereid ,  of  wei ,  uit  verfche  melk  met  eenig 
zuur  bereid. 

e.  Door  een  koel  en  luchtig  vertrek,  zoo  ech- 
ter, dat  de  lijder  aan  geen  togt  bloot  gefield 
zij  ;  door  eene  ligte  dekking  ;  en  onthouding 
van  alle  vleesch-fpijzen  en  vleesch-foepen. 

f.  Door  een  verkoelend  buikzuiverend  mid- 
del uit  het  wonderzout  (Sal  mirabile)  en  room 
van  wijnfleen  (Cremor  tartan) ,  of  het  merg  van 
Tamarinden  N°.  10.  in  veel  water  ontbonden. 
Zoodanig  een  middel  kan  men  in  de  eerfte  da- 
gen, terftondna  de  aderlaating  geeven,als  men 
weet,  dat  de  lijder  in  zijn  levenzsregeling  mer- 

ke- 


DER  ONTSTEEKINGS  KOORTSEN  ENZ.    i% 

kelijke  abuizen  heeft  begaan,  en  de  tong  zeer 
onzuiver  is. 

Zoo  'er  dan  tegen  den  vierden  en  zevenden 
dag  eene  neusbloeding  ontftaat ,  moet  dezelve 
geheel  aan  zich  worden  overgelaaten ,  en  moeten 
geene  middelen  gebruikt  worden,  om  die  te  flui- 
ten ,  tenzij  dezelve  zoo  lang  voortduurden,  to: 
dat  de  lijder  aan  de  onderdeden  koud  wierd  en 
in  flauwte  verviel.  Men  komt  zulks  voor  ,  als 
men  den  lijder  in  het  bed  opricht ,  den  hals- 
doek los  maakt,  en  hem  een  klijfleer  zet. 

Eveneens  heeft  men  zich  te  gedraagen,  wan- 
neer de  lijder  aan  het  zweeten  raakt ;  zulk  zweet 
moet  men  niet  fluiten  ,  doch  ook  niet  door 
bedden,  veel  minder  door  zeer  warme  vertrek- 
ken ,  bevorderen.  Het  voldoet ,  als  men  den 
lijder  zijn  gewoon  dekfel  laat  behouden,  en  ee^ 
nige  kopjes  van  zijnen  drank  lauw  laat  drinken. 
Zoodra  het  zweeten  ophoudt,  mag  hij  een 
fchoon  hemd  aandoen  ,  mits  het  zelve  van  te 
vooren  warm  gemaakt  worde. 

Is  de  koorts  op  deeze  wijze  volkomen  geein» 
digd ,  dan  laat  men  den  lijder  langzaamerhand  tot 
zijne  voorige  levenswijze  overgaan  ,  doch  geeft 
hem  tusfchenbeide  het  buikzuiverend  middel 
N\  5.  of  twee  loot  zout  van  Glauber ,  in  water 
ontbonden  ,  en  Iaat  hem ,  als  hij  zeer  zwak  is ,  en 
zijne    krachten    nauwlijks  weder  krijgen  kan  , 

B  4  een 


24  VAN      HET      ZIJDENWEE. 

een  aftrekfel  van  den  Koortsbast ,  geduurende 
cenigen  tijd,  gebruiken. 

Van,  het  Zijdenwee;  Pleur  kis. 

Men  onderfcheidt  het  Zijdenwee  in  het  waare 
en  valfche.    Daar  het  waare ,  van  het  welke  nu 
gefprooken  wordt,  altijd  zijnen  grond  heeft  in 
eene  ontfteeking  der  tusfchenribbige  fpieren  % 
(musculi  intercoftales)  3  of  vap  het   borstvlies, 
(pleura),  of  ook  van  de  oppervlakte  van  de  long 
zelve,  zoo  openbaart  het  zich  ook  genoegzaam 
door  de  tekenen ,  aan  de  ontfteeking  eigen ;  name- 
lijk door  eene  heete  koorts,  harde,  volle,  en 
rasfe  pols  ,  door  een  fteekende  pijn  in  eenig 
deel  van  de  borst  ,    voornamelijk  in  de  zijde, 
welke    zich    vooral    bij    de    inademing    doet 
voelen  ,    door    hoest  ,    die   in'   den    beginne 
droog  en  moeilijk  is,  tegen  den  vierden,   ze- 
venden ,   of  ook  wel  den  veertienden  dag  der 
ziekte  ,  gemakkelijker  wordt ,  waar  door  niet 
alleen   rijpe,  gekookte,    fluimen,  opgebragt , 
maar  ook  de  ziekte  zelve  volkomen  weg  geno- 
men wordt. 

Het  waare  Zijdenwee  heeft  dus  twee  tijdper- 
ken ,  welke  men  bij  de  geneezing  wel  moet  on- 
derfcheiden  ;  het  tijdperk  van  rauwheid  ,  eri 
dat  van  kooking.     Het  eerde  duurt  zoo  lang, 

ais 


TAN      HET      ZIJ  DEN  WE  E,  25 

als  de  fteekende  pijn  en  koorts  aanhouden,  zon» 
der  fluimloozing;  het  tweede  begint,  wenneet 
de   fluimloozing    een'   aanvang  neemt  ,    en   de 
koorts  vermindert,    en  dit* tijdperk  duurt  zoo- 
lang,  tot  dat  de  koorts  volkomen  verdweenen  is. 
Hier  uit  vloeit  ook  voort,  het  geen  men  om- 
trent de  geneezing  heeft  in  acht  te  neemen ; 
i.moet  men  de  koorts  maatigen,endit  doende, 
bevordert  men  ook  de  ontbinding  van  het  ftil- 
ftaande  of  ukgeflprte  bloed  ;  en  2.  heeft  men 
de  fluimloozing  te  bevorderen. 

Om  het  eerfte  oogmerk  te  bereiken  moet  men 
a.  Eene  aderlaating  in  het  werk  (lellen  op  den 
arm  van  de  aangedaane  zijde.  Deeze  komt  te 
pas ,  op  welken  dag  der  ziekte  het  zij ,  ja  moet 
pok  wel  herhaald  worden,  als  de  fteekende  pijn 
aanhoudt ,  de  ademhaaling  niet  gemakkelijker 
T,vordt,  en  de  hardheid  van  de  pols  niet  vermin- 
dert ,  geene  fluimen  geloosd  worden  ,  en  de 
lijder  niet  al  te  zwak  i6. 

b.  Weekmaajcende  klijfteeren  zetten. 

c.  Een  fpaanfche  -  vliegpleifter  ,  (Emplafirum 
nficatorium  officinale )  op  de  pijnelijke  plaats 
leggen.  Bij  een  volwasfenen  moet  dezelve 
ten  minften  een  vlakke  hand  groot  zijn,  en  met 
gepulverifeerde  kampher  beftrooid  worden. 
De  verzweering,  hier  door  veroorzaakt ,  moet 
men  niet  g*eneezen ,  voor  dat  de  zieke  ten  ee- 

B  5  nen- 


±6  VAN     HET      ZÏJDENWEE. 

nermiaaïe  herfteld  is,  maar  men  houdt  dezelve 
open  door  dagelijks  eene  ettermaakende  zalf 
daar  op  te  leggen  ,  of  met  een  mengfel  van  een 
doïr  van  een  ei  met  eene  gelijke  hoeveelheid 
honig,  als  'er  geen  andere  zalf  bij  de  hand  is.  In 
nood  kan  men  zelfs  een  koolblad  gebruiken. 
Heeft  men  een'  zieken  te  behandelen,  zoodra 
hij  door  deeze  ziekte  aangetast  is,  dan  kan  men 
terftond,na  de  eerfte  aderlaating,  de  fpaanfche» 
vliegpleifler  aanleggen  ,  dewijl  de  ziekte  daar 
door  zeer  verkort  wordt.  Bij  zieken,  in  welke 
men ,  uit  hoofde  van  de  zwakheid  of  hoogen  ou- 
derdom ,  geene  aderlaating  kan  in  het  werk  {lel- 
len ,  moet  zoodanig  eene  pleifler  terftond  op 
het  lijdende  deel  gelegd  worden. 

d.  Veel  gerftenwater  N°.  i.  laaten  drinken; 
op  een  pint  doet  men  een  of  twee  drachmen 
gezuiverde  falpeter. 

In  het  tweede  tijdperk  der  ziekte  heeft  men , 
als  dezelve  op  de  voorfchreeven  wijze  behan- 
deld is ,  niets  verder  waar  te  neemen ,  dan  dat 
men  door  een  rijkelijk  gebruik  van  den  yoor- 
fchreeven  drank  ,  die  altijd  lauw  gegeeven 
wordt,  de  fluimloozing  bevorderd.  De  koorts 
neemt  dan  meer  en  meer  af,  en  blijft  weg,  na 
dat  zich  een  heilzaam  zweet  van  zelven  geopen- 
baard heeft.  Als  de  ziekte  geheel  %en  al  over- 
wonnen is ,  laat  men  echter  den  lijder  magere 


TAN      HET      ZIJDEKWÏE.       '  27 

fpïjzen  ,  alleen  uit  moeskruiden  beftaande  , 
langzaamerhand,  en  wanneer  de  koorts  geheel 
verdweenen  is,  ook  vleeschfpijzen  gebruiken. 

Zijnde  fluimen  te  taai,  zoo  dat  de  lijder  de. 
zelven  nauwelijks  kan  opbrengen  ,  dan  moet 
men  in  een  pint  van  het  gerflenwater  eenige 
fpijslepels  vol  wijnazijn ,  en  even  zoo  veel  zui- 
veren honig,  of  het  geen  hetzelfde  is,  vier  loot 
honig- azijn  (oxymel  fimplex) ,  en  twee  loot  zee- 
ajuins  •  honig  -  azijn  (oxijmel  fquilliticum)  mengen. 

Heeft  men  den  lijder  tot  op  deezen  tijd  ver- 
zuimd ,  en  loost  hij  echter  reeds  fluimen ,  fchoon 
de  koorts  en  fleekende  pijn  aanhouden,  dan  is 
het  geen  tijd  meer  eene  aderlaating  in  het  werk 
teftellen,maar  men  moet  terftonddefpaanfche- 
vliegpleifler  aanleggen,  en  verder  hem  op  de 
voorfchreeven  wijze  behandelen.  Bij  zooda- 
nige zieken  doet  zich  ook  wel  eens  eene  neus- 
bloeding op ,  welke  men  op  geene  wijze  fluiten 
moet.  Men  gedraagt  zich  daaromtrent  even  als 
hier  voor  bij  de  qntfteekingskoorts  gezegd  is. 

Van  de  Longfintjleeking.    Peripneumonia. 

Daar    deeze    ziekte  uit  dezelfde  oorzaaken 
voortfpruit  als  de  voorige,   is  de  behandeling 
•  ook  dezelfde;  zij  moet  echter  met  nog  groo- 
ter  zorg  in  het   werk   gefteld  worden ,    de- 
wijl 


±$  VAN   BE    LONCÖNTSTEEKINC. 

wijl  het  gevaar  ook  veel  grooter  is,  en  de  zit- 
pjaats  der  onfteeking  in  het  celachtig  weeffel  van 
de  long  moet  gezogt  worden, 

De  longöntfteeking  gaat  verzeld  van  die  teke- 
nen ,  van  welken  wij  bij  het  zijdenwee  gewag 
gemaakt  hebben,  zij  wordt  echter  door  de  vol- 
gende onderfcheiden:  in  de  longöntfteeking  ïs 
de  pijn.  niet  zoo  hevig  ,  niet  fteekend  ,  maar 
veeleer  drukkend  en  doof,  doorgaans  diep  on- 
der het  borstbeen,  of  tusfchen  de  fchouders  , 
zij  gaat  verzeld  met  eene  groote-  benauwtheid, 
zoo  dat  de  lijder  telkens  zijne  plaatfing  veran? 
dert,  dan  op  de  zijde,  dan  op  den  rugge,  ligt, 
en  fqmtijds  in  het  geheel  niet  liggen  kan.  De 
pols  is,  in  de  longöntfteeking  niet  zoo  vrij,  vol 
enfterk,  als  in  het  zijdenwee,  maar  zwakker, 
ingetrokken,  ongeregeld,  zelfs  fomtijds  tus- 
fchenpoozend.  De  fluimen  zijn,  in  den  begin- 
ne, met.  bloed  vermengd,  en  dit  is  het  eerfte 
teken  van  eene  ontbinding  of  oplosfing.  Door 
de  fluimloozing  eindigt  de  ziekte  op  de  beste 
wijze.  Somtijds  gefchiedt  dit  ook  door  eene  neus- 
bloeding, of  door  eene  andere  ontlasting  van 
bloed,  gelijk  bij  de  vrouwen  door  de  ftonden  ; 
zelden  door  eenen  heilzaamen  loop. 

De  geneeswijze  is  volkomen  dezelfde  ,  als 
bij  het  zijdenwee.  Men  heeft  daarbij  echter  op 
het  volgende  te  letten. 

i.  De 


VAN    ÖE    tüNGONTSTEEKlNG.  2<) 

i.  De  aderlaating  op  den  arm  van  de  aange* 
daane  zijde  moet,  in  de  eerfle  dagen  ,  voordat! 
zich  die  fluimloozing  openbaart ,  zoo  dikwijls 
herhaald  worden ,  tot  dat  de  pols  ruimer ,  zagter , 
gelijker  ,  en  de  benauwtheid  merkelijk  ver- 
minderd is.  In  gezonde  en  flerke  menfchen  , 
die  voornamelijk  voor  deeze  ziekte  bloot- 
ftaan,  zijn  doorgaans  drie  of  vier  aderlaatingeri 
noodig.  Het  bloed  is  ,  gelijk  in  alle  ontftee- 
kings- ziekten  ,  doorgaans  met  een  korst  be- 
dekt,  doch  daar  uit  kan  men  geenzi»  s  bepaa- 
len,  of  de  aderlaating  herhaald  moet  worden,  of 
dat  dezelve  niet  te  pas  komt. 

2.  De  fpaanfche  -  vliegpleifter  moet  niet  eer- 
der aangelegd  worden,  dan,  wanneer,'  na  her- 
haalde aderlaatingen,  de  drukking  op  de  borst, 
de  benauwtheid  ,  en  moeielijke  ademhaaling  , 
niet  verminderen. 

3.  Voor  de  Longen  moet  men  een  dampbad 
bereiden,  welke  de  lijder  geduurende  het gehee- 
le  beloop  der  ziekte,  dagelijks  eenige  reizen 
doch  telkens  een' korten  tijd,  dewijl  hij  -anders 
te  zeer  verhit  wordt,  inademen  moet.  Men 
neemt  daar  toe  warm  water,  waar  onder  men 
een  derde  deel  azijn  vermengt ,  of  men  kan  hec 
water  met  hooi  of  lijnzaad  afkooken.  Men  zet 
den  zieken  zulk  heet  water  ,  of  zoodanig  een 
afkookfcJ,  voor,  bedek  zijn  hoofd  en  aange- 
zicht 


JO  VAN   DE  X0NGÖNTST2EKIN0. 

zicht  met  een  doek,  en  laat  hem  den  warmen 
waasfem  zoo  Jang  inademen,  als  hij  het  verdraa- 
gen  kan.  Om  te  beletten ,  dat  de  waasfem  hem 
al  te  zeer  in  het  aangezicht  kome,  kan  men  op 
de  pot  een  omgekeerden  trechter  ,  die. daar 
op  fluit ,  plaatfen  ,  en  den  lijder  de  pijp  van 
den  trechter  in  den  mond  geeven.  'Er  is  geen 
middel  bekend ,  welke  de  oplesfing  van  het  uit- 
geflorte  bloed  in  de  long  beter  bevordert  , 
en  de  fluimloozing  zoo  gemakkelijk  maakt ,  als 
zoodanig  dampbad.  De  andere  middelen,  en  de 
tlrank,  moeten  dezeJfde  zijn,  als  in  het  zijden  wee. 

4.  Als  de  fluimloozing  niet  goed  gaat,  en  de 
lijder  zwak  is,  moet  men  terflond  de  fpaanfche- 
vliegpleiftar  aanleggen,  het  dampbad  naarflig 
laaten  gebruiken,  den  drank  N°.  i<5.,  of  het 
middel  N\  9.  geeven,  en  hem  dikwijls  laaten 
drinken  eenige  kopjes  van  een  aftrekfel  der 
bloemen  van  de  Arnïca  en  MilkfoUum  met  ho- 
nig; men  neemt  van  eik  deezer  een  handvol ,  en 
laat  dezelven  in  een  halve  pint  kookend  water 
aftrekken. 

De  fluimloozing  houdt  nog  eenigen  tijd  aan  , 
als  de  koorts  en  de  andere  toevallen  reeds  ver- 
dweenen  zijn.  Laat  men  nu  den  herftelden  lij- 
der vleesch  gebruiken,  dan  loopt  hij  groot  ge- 
vaar wederom  eene  ontfteeking  in  de  borst  ,  of 
wel  de  teering  te  zullen  krijgen.     Daarom  i3 

het 


VAN    DE    L0NGÖ'  NTSTEEK  ING.  31 

het  van  de  uiterfte  noodzaakelijkheid  ,  hem , 
zoo  lang  de  hoest  en  fluimloozing  aanhouden, 
niet  dan  groentens  en  melkfpijzen  te  laaten  ge- 
bruiken ,  in  plaats  van  den  gewoonen  drank , 
water  met  melk  drinken,  en  van  het  afcrekfei 
N°.  16.  's  morgens  en  's  avonds  ,  geduurende 
een'  geruimen  .tijd  ,  een  theekopje  vol  koud 
geeven. 

i 
Van  de  valfche  Long'óntfieeking, 

'Er  zijn  nog  verfcheiden  bijfoorten  van  de 
Longóntfteeking.  Niet  zelden  klaagen  lijders, 
met  koortfen  uit  verkoudheid  of  Zinkingskoort- 
fen  geplaagd  ,  over  drukking  en  pijn  op  de 
borst,  en  droogen  hoest.  Den  zulken  ,  als  zij 
jong  en  volbloedig  zijn,  en  de  koorts  aanmer- 
kelijk is ,  moet  men  eene  ader  openen  ,  het 
Poeder  N°.  8.  geeven  ,  en  tot  verzagtïng  van 
den  hoest,  een  aftrekfd  van  de  heemscwortel 
(radix  althéa* )  met  zoet  hout  of  lijnzaad  laaten 
drinken.  Is  de  pijn  zeer  zwaar ,  dan  komen 
*er  fpaanfche  •  vliegpleifters  aan  de  beenen  te 
pas.  Worden  oude  en  zwakke  menfehen  ,  die 
veel  wijn  of  brandewijn  drinken ,  door  deeze  ziek- 
te overvallen ,  en  die  reeds  te  vooren  een  moei- 
lijke ademhaaling.  gehad  hebben ,  is  de  pols 
zwak,  ras,  en  tusfehenpoozende,  dan  is  de  lij- 
der 


$2  VAN  DE  VAISCKE  LONCÖNTSTEEKING. 

der  in  gevaar ^  offchoon  hij  niet  fterk  klaagt, 
en  zich  tamelijk  wel  fchijnt  te  bevinden.  Inr 
Zoodanig  een  geval  moet  een  Heelmeefter  ter- 
ftond  met  een  Geneesheer  raadpïeegen. 

Dikwijls  veroorzaaken  de  Gal- Rot-  enWorm- 
Koortfen  ,  toevalligerwijze  ,  eene  longönt- 
fleeking  of  het  zijdenwee;  van'deeze  gevallen 
zal  gefproken  worden,  als  men  van  de  ziekte  y 
waar  van  zij  afhangen  ,  en  waar  door  zij  ver- 
oorzaakt worden ,  handelt. 

Van  het  galachtig  en  valsch  Zijdenwee. 

Het  galachtig  Zijdenwee  (pleuritis  bitiofa)  ïs 
doorgaans  alleen  toevallig ,  en  eigenlijk  eene 
Rotkoorts  met  eene  verfloppirig  der  Long. 
De  tekenen,  waar. door  het  zich  van  het  waare 
Zijdenwee  (pleuritis  verd)  onderfcheidt,zijn  een' 
niet  zoo  harde  en  voüe,  maar  rasfe,  pols,  zon- 
der dat  de  bovenopgenoemde  tekenen  van  Ont- 
fleeking  tegenwoordig  zijn  ;  de  fleekende  pijn 
is  ook  zelden  zoo  zwaar;  de  tong  is  onzuiver, 
de  lijder  heeft  eenT  bitteren  fmaak,  walgingen, 
poogingen  tot  braaken,  de  kleur  van  het  aan- 
gezicht is  we! rood,  doch  helt  te  gelijk  naar  het 
geele  over  ;  in  het  algemeen  komen  alle  de  toe- 
vallen meer  overeen  met  die  eener  Rotkoorcs , 
dan  met  die  eener  Longöntfleeking  ;  de  flee- 
kende pijn  in  de  borst  uitgezonderd. 

De 


ViN   DE    VALSCHE    LONGÖNTSTEEKING.       33 

De  behandeling  is  ook  dezelfde  ,  als  in  de 
Rotkoortfen.  Is  de  pijn  zeer  zwaar ,  de  lijder 
zeer  heet  en  volbloedig ,  dan  opent  men  eene 
ader  op  den  arm  van  de  aangedaane  zijde ;  daar- 
na geeft  menden  gerftendrank  N°.  x.-,  doende 
op  een  pint  een  half  once  room  van  wijnfteen, 
(cretnor  tartari;)  zet  men  klijfteeren,en  laat  den 
drank  N°.  10.  gebruiken,  of  alle  twee  uuren 
een  theelepel  vol  room  van  wijnfteen.  Zoo- 
dra de  pijn  wat  vermindert  ,  kan  men  een 
verkoelend  buikzuiverend  middel  ,  uit  het 
zout  van  Glauber ,  geeven.  Zijn  de  walgingen 
en  poogingen  om  te  braaken  zeer  flerk  ,  dan 
kan  men  gebruik  maaken  van  het  middel  N°.  3., 
wel  te  verftaan,  als  'er  geene  tekenen  van  ont- 
fteeking  zijn.  Men  verligt  de  braakingen,  als 
men  veel  lauw  water  met  een  weinig  zout  laat 
drinken.  Men  moet  geen  braak-  of  buikzuï* 
verend,- middel  geeven  ,  tenzij  alle  oritfteeking 
overwonnen  is  ,  dewijl  men  anders  den  lijder  in 
levensgevaar  brengt. 

Is  de  fteekende  pijn  zeer  zwaar  ,  en  bedaart 
dezelve  niet  na  het  gebruik  der  voorgeftelde 
middelen,  dan  légt  men  een  Spaanfche- vlieg- 
pleifler  op  de  pijnelijke  plaats ,  en  houdt  de  ver- 
zweering  ,  daar  door  verwekt ,  eenigen  tijd 
open.  Voor  het  overige  gaat  men  op  dezelfde 
wijze  voort ,  als  in  deGal-  of  RotKoortfen ,  naar- 

C  maate 


34   VAN  DE  VALSCHE  LONGÖN  TSTEEKING. 

rnaate  de  ziekte  meer  'overeenkomst  met  de 
eeneof  andere  heeft.  Men  laat  veel  drinken, 
hetzij  van  het  bovengenoemde  gerftenwater  , 
of  heldere  wei,  of  limonade,  en  tracht  alle  ont- 
lastingen ,  voornamelijk  door  den  afgang  en 
de  uitwaasfeming  te  bevorderen.  Het  zweet 
moet  men  noch  door  heete  middelen  voortbren- 
gen, noch  ook  (luiten,  daar  het  te  rug  drijven 
daarvan ,  in  een  oogenblik ,  eene  nieuwe  ont- 
ftpeking  veroorzaakt,  welke  dikwijls  van  kwaa- 
de  gevolgen  is. 

Het  valfche  Zijdenwee  is  Hechts  de  uitwer- 
king van  eene  omdwaalende  rheumatieke  ftoffe, 
die  zich  op  de  uitwendige  deelen  van  de  borst 
geplaatst  heeft,  en  aldaar  zeer  zwaare  pijn  ver- 
wekt. De  long  is  niet ,  dan  toevallig  aange- 
daan ,  wanneer  namelijk  de  lijder  ,  uit  vrees 
voor  pijn,  den  ademlang  inhoudt, waar  door  dan 
eene  verftopping  in  de  long  kan  onflaan  ;  of 
als  deeze  ftoffe  zich  op  de  long  zelve  plaatst. 
De  zitplaats  van  dit  ongemak  is  in  de  uitwen- 
dige bekleedfelen  ,  en  de  fpieren ,  welke  de 
ribben  bedekken. 

Deeze  ziekte  is  alleenlijk  dan  gevaarlijk,  wan- 
neer door  ongefchikte  middelen  ,  voorname- 
lijk heete  ,  of  op  eene  ongelukkige  wijze,  de 
long  ook  aangedaan  is.  De  pijn  is  dikwijls  zeer 
hevig  ,    ctocfa  meer  uitwendig  ,  oflchoon  de 

adem* 


TAN  D*   VALSCUE   LONGONTSTEKING.        }5 

fdemhaaling  moeilijk  wordt ;  veelmaalen  ver- 
fpreidt  dezelve  zich  over  de  borst ,  en  tot  in 
den  nek. 

De  geneeswijze  is  dezelfde,  als  die  vereischt 
wordt  in  lijders,  die  met  jigtpijnen  iir  de  leden 
geplaagd  worden.  Als  de  koorts  en  pijn  zeer 
geweldig  zijn ,  fielt  men  eene  aderlaating  in  het 
werk,  en  legt,  daarna,  op  de  pijnelijke  plaats, 
cenSpaanfche-vliegpleifter,  welke  vooral  in  dit 
geval,  groot  nuc  aanbrengt.  Somtijds  verdwijnt 
de  pijn  na  de  eerfte  aderlaating.  Dikwijls  ein- 
digt de  ziekte  den  derden,  vierden,  of  vijfden 
dag,  door  een  flerk  zweet,  zelden  duurt  het 
langer  dan  zeven  dagen.  Nu  en  dan  ontftaat 
het  zeer  fchielijk,  als  de  uitwaasfeming  belet  is ; 
en  ,  als  men  dan  terflond ,  eer  de  koorts  zich 
wederom  openbaart  ,  de  uitwaasfeming  her- 
Itelt,  zoo  volgt  de  herflelling  zeer  fchielijk. 

Men  houdt  fomtijds ,  ten  onrechte ,  kolijkpij- 
nen  door  winden  en  onzuiverhedenin  de  darmen 
veroorzaakt,  voor  het  Zijdenwee.  Deeze  mis- 
ïlag  wordt  echter  niet  begaan,  dan  door  zulken, 
die  de  kentekenen  van  het  Zijdenwee,  en  Ko- 
lijk,  niet  weeten  te  onderfcheiden. 

Van  de  pijn  in  de  Keel,  Angina. 

Als  de  flikking  of  ademhaaling  belet  of  pijne- 

C  2  lijk 


$6  VAN    DE    PIJN    IN    DÊ    KEEL. 

lijk  is,  zegt  men  doorgaans  pijn  in  de  Keel  te 
hebben. 

Men  heeft  voornamelijk  op  twee  foorten 
van  dit  ongemak  te  letten,  welke  men  nauw- 
keurig moet  onderfcheiden,  dewijl  zij  eene  ge- 
heel onderfcheiden  geneeswijze  vereifchen.  De 
eene  is  eene  waare  ontfteeking  der  inwendige 
deelen  van  de  Keel  ,  de  andere  noemt  men  de 
valfche  Keelöntfteeking  (angina  Spuriafeuferofa), 
en  deeze  ontftaat  vaneene  waterachtige  zwelling 
van  de  Keel ,  en  is  zonder  koorts ,  of  wordt  door 
een*  geringeren  graad  van  dezelve  verzeld ;  deeze 
k  ook  niet  gevaarlijk,  wanneer  men  geene  on* 
gefchikte  middelen  gebruikt* 

De  waare  Keelöntfleeking  (angina  vera)  i$ 
meer  of  min-  gevaarlijk  ,  naarmaate  de  ont- 
fteeking fterker  of  zwakker  is,  of  meer  of  min 
edele  deelen  van  de  Keel  aangetast  zijn. 

Die  foort  is  de  gevaarlijkfte  ,  waarbij  alle  de 
inwendige  deelen  ,  voornamelijk  de  luchtpijp, 
en  derzelver  takken,  door  eene  zwaare  ontftee- 
king aangedaan  zijn,  en  is  dikwijls  in  zeer  korten 
tijd  doodelijk;  de  lijder  kan  niet,,  dan  met  de 
ondraaglijkfte  pijn  ,  ademhaalen  en  fpreeken. 
Het  aangezicht,  en  de  inwendige  deelen  van 
den  hals*  zijn  fterk  gezwollen,  brandig,  gelijk 
ook  de  tong  en  de  uitwendige  deelen  van  den 
hals.     De  tong  hangt  fomtijds  uk  den  mond, 

de 


V*X    DE    PIJN     IN    ÖE    KIEL.  3? 

de  lijder  kan  niets  doorflikken,  de  pijn  is  ge- 
weldig fterk,  en,  zoo  'er  geene  fchielijke  hulp 
aangebragt  wordt ,  fterft  de  lijder  in  eene  zwaare 
raazemij  den  tweeden  of  derden  dag. 
-  Daar  D*  het  gevaar  zoo  groot  is,  moet  men 
terftondveel  en- dikwijls  bloed  laaten  ,  en  daar  bij 
terftond  aan  den  hals  en  in  den  nek  drooge  kop- 
glazen zetten.  Zoo  deeze  geen  fchielijke  verlig* 
ting  aanbrengen ,  dan  legt  men ,  na  eenige  uuren , 
zuurdeeg  met  flerke  azijn  bevogtigd,  en  met 
geftooten  mostert  beftrooid,  rondom  den  hals, 
en  ook  aan  de  voetzooien;  handen  en  voeten 
laat  men  in  lauw  water  fteeken  ,   dikwijls  week 
maakende  kiijfleeren  zetten ,  en  een  afkookfel 
van  borstkruiden  ,    of  alleen  van  vlierbloemen 
en   lijnzaad*  met   wat   honig  ,    in  'den    mond 
houden. 

Kan  de  lijder  nog  iets  doorkrijgen  ,  dan  laat 
men  hem  alle  uur  een  theekop'je  vol  van  N°.  1(5.' 
neemen,  en  daarbij- van  het  drankje  N°..io.  ajle 
uuren  een  half  kopje  gebruiken.  Vermindert 
het  ongemak,  en  de  ontfleeking  eenigzins,  en 
kan  de  lijder  iets  beter  ademhaalen  en  flikken, 
dan  behandelt  men  dit  ongemak  ,  even  als  de 
andere  fborten,  die  ligter  zyn. 

Gelukkig  is  het ,  dat  de  tot  hiertoe  befchree* 
ven  foort  zeldzaam  is.  Die,  welken  men  het 
meest  waarneemt ,  is  niet  zoo  gevaailijk ,  en 

C  3  tasc 


«$■'■  TAN    DE    PIJN   IN    DE.KEE*. 

tast  flechts  de  amandelen  en  het  lelietje  aan  f 
welke  rood  ,  dik ,  en  pijnelijk  worden  ;  fom- 
tijds maar  aan  eene  zijde ,  doch  fomtijds  gaatjiet 
ongemak  ook  van  de  eene  tot  de  andere  zijde 
over.  Niet  zelden  ftrekt  zich  de,  pijn  uit  tot  ia 
Bet  oor.  De  flikking  is  voornamelijk  bezwaar- 
lijk, en  vooral  kunnen  de  lijders  vogtige  zaa- 
leen het  minst  doorkrijgen.' 
.  De  pols  is  fomtijds  ras  en  hard  ,  fomtijds 
niet.  In  het  eerfte  geval ,  als  de  pis  zeer  hoog 
rood,  en  de  lijder  volbloedig*  is,  moet  men  ter- 
ftond  eene  aderlaating  in  het  werk  ftellen  ,  en 
dezelve  ,  naar  maate  van  de  omflandigheden  , 
herhaalen.  Doch  ,  als  de  pols  natuurlijk  is  > 
.komt  dezelve  niet  te  pas,  tenzij  de  lijder  zeer 
bloedrijk  zij.  De  fpijzen  moeten  zeer  weinig 
zijn  ,  en  flechts  beilaan  uit  dunne  foepen  van 
rijst,  gerst,  of  haver,  boom- en  veldvruchten. 
VJeesch  en  voedzaarne  /pijzen  moeten  vermijd 
worden.     Veel  flaapen  is  niet  raadzaam. 

De  overige  middelen  y  behalven  de  aderlaat 
ting,  zijn: 

i.  Weekmaakende  ftoovingen  om  den  hals. 

s.  Naarftig  gorgelen,  met  een  afkookfel  van 
vliérbloemen  en  falie,  waarbij  men  wat  honig 
en  falpeter  doen  kan. 

3.  Laat  men  den  waasfem  van  warmwater, 
waarin  weekmaakende  borstkruiden  (N°.  17.) 


TAN    DE    PIJN    IN    DE    KEEL.  JJ 

gekookt  zijn,  naarflig  in  de  keel  komen ,  of  het 
zelve  dikwijls  warm  in  den  mond  houden. 

4.  Dewijl  niet  alle  menfchen  kunnen  gorge- 
len ,  laat  men  met  een  klein  fpuicje  zoodanig 
een'  gorgeldrank  infpuiten ,  doch  niet  met  te 
veel  geweld,  opdat  men  geene  nieuwe  ontftee- 
king  veroorzaake. 

5.  Men  laat  hierbij  alle  uur  een  lepel  rol  van 
,N°.  14.  neemen  ,  naarflig  drinken  van  het  af- 
kookfel  N°.  16. ,  of  liefst  gerflenwater  N°.  ï. 
met  honig  ,  en  een  weinig  falpeter  ,  en  den 
volgenden  dag  geeft  men  een  zagt  buikzuive- 
rend  middel,  bijvoorbeeld,  anderhalf  of  twee 
loot  wonder-  of  engelsch-zout ;  of  bij  meeryer- 
mogenden  het  middel  No.  10. ,  en  met  alle  dee? 
ze  middelen  laat  men  zoo  lang  aanhouden,-  tot 
dat  de  roodheid  en  de  pijn  volkomen  verdwee- 
nen  ,  en  de  flikking  herfteld  zijn. 

6.  Lauwe  voetbaden  en  weekmaakende  Küj- 
lleeren  zijn  insgelijks  van  groot  nut  ,  voorna» 
meiijk,  wanneer  de  flikking  zeer  moeilijk  is. 

'Er  zijn  gevallen ,  waarin  de  ontfleeking ,  of 
omdat  dezelve  te  geweldig  is ,  of  omdat  zij  te 
lang  geduurd  heeft ,  voor  dat  men  iets  gebruikt 
Jieeft  ,  tot  verettering  overgaat.  Men  weec 
zulks  daar  uit,  dat  de  koorts  en  andere  toeval» 
len  den  vierden  dag  nog  voortduuren,  Dq 
lijder  houdt  nog  pijn,  doch  deeze  is  niet  zoo 

C  4  hevig. 


4©  VAN    DE    PIJN    IN    DE    KE3LJ 

hevig,  eniomtijds,  niet  altijd,  kloppende.  De 
pols  worde  doorgaans  een  weinig  zagter  ,    en 
den  vijfden  of  zesden  dag  is  de  verzweering  in 
ftaat  zich  te  openen.      Men  bemerkt  dit  ,  als 
men  in  de  keel  kijkt ,  aan  eene  kleine  witte  en 
weeke  zwelling,  die  zich  doorgaans  midden  op 
het   ontftooken   deel ,   vertoont.     Door  naar* 
ftig  te  gorgelen  bevordert  men  het  doorbree- 
ken  van  de  verzweering,  gelijk  ook  door  week- 
maakende  ftoovingen,  en  het  houden  van  warm 
water  en  melk  in  den  mond.     Gaat  de  verzwee- 
ring  van  zelve  niet  open  ,  en  is  zij  zoo  groot , 
dat  daardoor  de  flikking  volkomen  belet  wordt, 
dan  moet  men  dezelve  openen.      Men  maakt 
daar  toe  aan  het  einde  van  een  klein  ftokje  een 
lancet  vast ,  omwindt  hetzelve ,  de  punt  alleen 
uitgezonderd, met  linnen,enfteekt  de  verzwee* 
ring  rtiet  de  punt  door.     Op  het  oogenblik  dat 
zij  opengaat ,  loopt  de  mond  vol  etter.     Men 
moet  dan  met  de  voorfchreeven  drank  naarftig 
gorgelen  ,    en  den  mond  fpoeJen.      Indien  de 
verzweering  zoo  diep  zit,  dat  men  daar  niet  bij 
kan  komen  ,  moet   men   trachten  de  zelve  te 
doen  openbreeken,  door  infpuitingen,  endoor 
poogingen  tot  hoeden  of  niezen  te  verwekken  i 
terwijl  men  verder  op    de   befchreeven  wijze 
moet  voortgaan. 

Goedaartige  waare  Keelöntfleekingen     gaan 

zelden 


VAN    DE    PIJN    IN    DE    KEEL.  41 

telden  over  in  het  vuur,  doch  'er  is  ecne  bij- 
zondere kwaadaartige  foorc ,  die  in  den  begin- 
ne dusdanig  niet  fchijnttezijn,  doch,  verzuimd 
of  kwalijk  behandeld  wordende,  zich  even  als 
het  vuur,  uitbreidt,  en  alles  met  een'  ondraag- 
lijken  flank  weg  vreet.  'Er  openbaaren  zich  ia 
den  mond  ,  doch  meestal  binnen  in  de  keel, 
een  of  meer  witte  vlakken  (fomtijds  ook  geel- 
achtige); als  het  ongemak  zeer  kwaadaartig  is, 
worden  zij  bruin ,  krijgen  roode  en  pijnlijke 
randen.  Deeze  ontaarten  dikwijls  in  waare 
verzweeringen  met  harde  fpekachtige  randen. 
Zelden  gaat  daarmede  Koorts  verzeld,  of  de- 
zelve is  ten  minden  niet  aanmerkelijk. 

Dewijl  de  oorzaak  van  dit  ongemak  doorgaans 
te  zoeken  is  in  eene  buitengeme'ene  fcherpte 
der  vogten  ,  gelijk  in  de  fcheurbuik;  moet  men 
i.)  deeze  fcherpte  door  middelen  ,  daar  toe 
dienftig,  trachten  weg  te neemen.  2.)  fomtijds 
zagte  buikzuiverende  middelen  geeven.  3.)  De 
vlakken  zelve  aanraaken  met  een  penfeel  ge- 
doopt in  het  middel  No.  20,  vervolgens  dikwijls 
gorgelen  met  een  afkookfel  van  falie  en  vlier- 
bloemen  ,  waar  bij  roozenhonig  ,  amnvrniak- 
zout,  en  eenige  droppelen  geest  van  vitriool, 
(Spiritus  vitrioli.)  gedaan  worden,  en  veel  drin- 
gen. Naar  maate  van  de  kwaadaardgheid  der 
•yerzweering  kan  men  de  hoeveelheid  van  den 

C  5  geest 


4*  VAN   DE    PIJN    IN    DE   KEEL, 

geest  van  zee  -  zout   vermeerderen.    Is  eene 
fcheurbuikige  doffe  de  oorzaak  van  het  onge- 
mak, dan  moet  de  verdere  behandeling,  even 
als  inde  fcheurbuik  zijn,  doch  als  de  oorzaak 
te  zoeken  is    in  eene  rottige   ontbinding  van 
het  bloed ,  gelijk  in  kwaadaartige  Koortfen,  bij 
de   gierst  -  uitflag  ,  mazelen,    en    foortgelijke 
ziekten Tomtijds  gebeurt,   moet  men  terftond 
inwendig  zoodanige  middelen ,  welke  de  verrot- 
ting tegenftaan ,  en  in  deze  ziekten  voorgefchree- 
Ten    worden  ,    voornamelijk  den   koortsbast , 
kampher ,  en  vitrioolzüur ,  gebruiken. 

In  de  zoogenaamde  valfche  kwaade  keet  (an« 
gina  fpuria  five  ferofa)  heeft  men  het  volgende 
Waar  te  neemen. 

i.)  Men  laat  een  zagt  buikzuiverend  middel 
Nó.  5.  of  6.  of  twee  loot  zout  van  Glauber,  om 
den  anderen  of  derden  dag ,  gebruiken  ;  daar  bij 
geeft  men  dagelijks  eenige  reizen  acht  of  tien 
droppelen  van  de  Esfentia  pimpinella  op  fuiker , 
laat  veel  drinken  van  de  dranken  No.  16  en  17., 
en  den  lijder  zich  wat  warmer  houden,  dan  naar 
gewoonte. 

2.)  Moet  hij  naarflig  gorgelen,  of  met  de 
gewoone  en  daartoe  gefchikte  kruiden,  of  al- 
leenlijk met  vlierbloemen,  falie,  en  honig. 

3. )  Om  den   hals  kan  men  leggen  drooge 
zakjes  met  bloemmeel,  kamillen,- en  vlierbloe- 
men 


TAN    DE    FIJN    IN    DE    KEEL.  4J 

*ien  met  wat  kampher  ,  als  de  lijder  dezelve 
km  verdraagen. 

4.)  Zoo  daardoor  geene  fpoedige  verligting 
wordt  te  weeg  gebragt  ,  dan  legt  men  een 
Spaanfche  -  vliegpleifler  in  den  nek,  of  ook  o  ra 
den  geheelen  hals. 

5.)  Het  verftaat  zich  van  zelve,  dat  de  Je- 
vensregeling  maatig  zijn  moet,  hoewel  het  in 
dit  geval  'er  niet  zoo  zeer  op  aankomt ;  als  in 
het  voorige.  De  lijder  moet  zich  een  weinig 
warmer  houden ,  dan  naar  gewoonte ,  gelijk  reeds 
gezegd  is,  doch  niet  al  te  warm. 

Als  men  ,  fchielijk  tot  een'  lijder  geroepen 
worde,  die  een  kwaade  keel  begint  te  krijgen, 
kan  men  ,  als  dezelve  goedaartig  is ,  dezelve 
dikwijls  in  weinig  uuren  door  een  voetbad  en 
een  aftrekfel  van  vlierbloemen  overwinnen. 

Van  de  Cal-  en  Rotkoortfen. 

De  Gal-  en  Rotkoortfen  ontflaan  uit  kwaade 
doffen ,  die  zich  in  de  maag  en  darmen  ophou- 
den, of  die  reeds  tot  in  het  bloed  gekomen  zijn. 

Men  noemt  dezelve  Rotkoortfen  j  fomtijds  ook 
Galkoortfen,  wanneer  namelijk  de  bedorve  gal 
het  grootftedeeiaan  de  ziekte  lchijnt  te  hebben, 
Derzelver  oorzaaken  zijn  flcrke  hitte  in  den 
zomer ,  waar  door  de  gal  on  taart  enfeherp  wordt , 

te* 


44-  VAN  DÈ   GAL-   EN   ROTKOORTSEtf, 

befmetting  ( voornamelijk  als  'er  te  veel  zieken 
in  een  vertrek  zijn,)  kwaade  voedfels,  vooral 
Hecht  brood  uit  bedorven  meel ,  half  verrot 
vleesch  en  visch,  onzuiver  water,  en  foojrtge* 
Jijke  meer. 

De  lijder  befpeurt  dikwijls  eenige  dagen ,  voor 
dat  de  koorts  zich  openbaart ,  eene  groote 
neerflagtigheid  ,  loomheid  ,  zwaarte  in  het 
hoofd,  pijn  in  de  leden,  kniè'n,  een'  rottigen 
fmaak:  hij  heeft  geen'  trek  tot  eeten,  flaapt; 
onrustig ,  klaagt  dikwijls  ,  geduurende  eenige 
dagen,  over  zwaare  hoofdpijn ,  zonder  andere 
toevallen.  Daarop  volgt  eene  huivering  ,  en 
<|an  eene  drooge,  fterke[  hitte  ;  de  pols  ,  die 
geduurende  de  huivering  klein  en  ras  is,  ver* 
heft  zich,  geduurende  de  hitte,  en  wordt  dik- 
wijls zeer  fterk,.  doch  niet  zoo  hard,  als  in  ont- 
fteekings- ziekten;  doch  in  het  algemeen  is  de- 
zelve in  deeze  ziekte  zeer  veranderlijk ,  en 
daarom  ook  bedrieglijk. 

De  lijder  is  zeer  onrustig,  heeft  doorgaans 
zwaare  hoofdpijn ,  bijna  altijd  walgingen ,  braakt 
ibmtijds  ,  klaagt  over  een  rottigen  ,  bitteren 
fmaak,  en  foortgelijke  oprispingen,  heeft  een 
witte  onzuivere  tong,  ftinkenden  adem,  loost 
weinig  pis;  waar  van  de  kleur,  hoeveelheid, 
en  dikte,  zeer  veranderlijk  is. 

Uit  deeze  omftandigheden,  en  als  een  of  meer 

van 


YAN   DE   6AL-    EN   ROTKOORTSEN-  45 

Van  de  bovengemelde  oorzaaken  zijn  vooraf- 
gegaan,  kan  men  gemakkelijk  befluiten ,-  dat 
het  eene  Rot-  of  Galkoorts  is  ,  voorname- 
lijk, wanneer  op  dien  tijd  foortgelijke  ziekten 
heerfchen. 

Eene  aderlaating  is ,  in  die  geval ,  doorgaans 
nadeelig,  en  moet  niet  ,  dan  indien  de  lijder 
zeer  volbloedig  en  tot  ontfteeking  geneigd  is, 
en  zelfs  dan  nog  niet  ,  tenzij  met  de  grootfte 
omzichtigheid  in  het  werk  gefteld  worden.  Veel- 
eer moet  men,  in  zulke  ziekten,  terflond  de 
krachten  zoeken  te  onderhouden,  en  de  rotting 
en  ontbinding  van  het  bloed  tegenftand  bieden. 

Een  braakmiddel ,  in  den  beginne  gegee^ 
ven,  volbrengt  dikwijls  de  helft  der  geneezing, 
vooral  wanneer  men  uit  de  tekenen  en  de  voor- 
afgegaane oorzaaken<xeden  heeft,  te  befluicen, 
dat  'er  eene  fcherpe  ftoffe  in  de  maag  en  dar- 
men is ,  dat  'er  onzuiverheden  of  bedorven  gal 
tegenwoordig  zijn.  Ah  de  lijder  dan  nog  over. 
een'  bitteren,  rotachtigen  fmaak  en  oprispnv 
gen,  over  aanhoudende  walgingen,  en  poogin- 
gen tot  braaken  ,  zwaarte  voor  het  hart ,  en 
loortgelijke  toevallen  klaagt,  en,  zoo  'er  gee- 
ne  omftandigheden  zijn,  die  beletten  een  braak- 
middel te  geeven,  (men  zie  de  Inleiding  J.  3.), 
dan  moet  mea  een  der  middelen  N°.  2.  of  3. 
geeven. 

Zoo 


45  VAN  DE    GAL-    EN   ROTKOORÏSEN, 

Zoo  'er  zulke  omftandigheden  zijn,  dan  geeft 
men  een  zagc  buikzuiverend  middel ,  opdat  de 
kwaade  ftoffe  uit  de  maag  en  darmen  ontlast 
worde:  zuurachtige  en  zulke,  die  zagt  werken, 
zijn  in  dit  geval  de  beste ;  als  ,  bij  voorbeeld 
N°.  io.,  doch  zoo  dit  middel  te  duur  is  ,  dan 
kan  men  alleen  den  room  van  wijnfleen  (Cre* 
mor  Tartari),  in  herhaalde  giften,  geeven.  Is 
de  lijder,  met  het  begin  der  ziekte ,  reeds  zeer 
krachteloos  ,  dan  moet  men  door  herhaalde 
klijfteeren  den  buik  trachten  te  zuiveren. 

De  tijd ,  wanneer  men  best  een  braak-  of 
buikzuiverend  middel  geeft  ,  is  's  morgens  , 
wanneer  de  koorts  doorgaans  minder  is»  Men 
moet  daarop  veel  lauw  warer  laaten  drinken. 

Zoo  wel  voor  als  na  het  gebruik  van  deeze 
middelen  moet  de  lijder  veel  zuurachtige  dran- 
ken y  zuure  wei ,  water  met  citroenen  fap  of 
azijn  ,  of  water  waarin  kersfen  gekookt  zijn  , 
met  fuiker  en  honig,  drinken;  zich  onthouden 
van  vleesch  en  vleesch-foepen;  een  koele,  zui- 
vere ,  en  frisfche  lucht  inademen.  Daarom 
moet  men  nooit  meer  dan  twee  zieken  in  een 
vertrek  leggen ,  hetzelve  dikwijls  luchten  ,  en 
met  azijn  laaten  berooken.  Een  warme  en  onzui- 
vere lucht  vermeerdert  de  ziekte  en  befmetting. 

Zoo  de  ziekte   niet  kwaadaartig  ,    en  door 
geene  befmetting  ontflaan  is,   indien  dezelve 

niet 


VAN   DE    CAL-    *N   R0TROOATSEN.  47 

niet  algemeen  regeert,  maar  de  oorzaak  alleen 
huisvest  in  de  maag  en  darmen,  dan  wordt  de- 
zelve dikwijls,  na  voorafgegaane  ontlastingen, 
minder ;  men  heeft  dan  niets  meer  noodig ,  dan 
den  lijder  bij  de  voorfchreeven  levensregeling 
te  houden;  men  laat  hem  van  de  middelen  N°. 
8.  of  10.  alle  twee  uuren,  van  N°.  8.  een  thee- 
lepel vol,  doch  van  No.  10.  een  of  twee  fp ijs- 
lepels  vol,neemen;  van  de  voorfchreeven  dran- 
ken ,  of  van  het  gerftenwater  N°.  i.  ,  waar 
bij  men  een  weinig  geest  van  koperroad  (fpiri- 
tut  vitrioli)  doet,  naarftig  drinken,  en,  als  de 
koorts  meer  en  meer  vermindert ,  of  van  N°.  9. 
alle  drie  uuren  een  lepel  vol ,  of  een  flap  af- 
kookfel  van  den  koortsbast,  gebruiken*. 

Omtrent  de  dieet  moet  de  lijder  zich  nog  lang 
in  acht  neemen,  geen  vleesch,  visch,  geene 
harde  of  taaie  meelfpijzen  of  tuinvruchcen  ,  ge- 
bruiken, maar  alleen  van  gekookte  boomvrach- 
ten, wortelen,  verf che  kruiden,  reist,  haver, 
gerstflijm  leeven,  en  zich  voor  ilerke  gemoeds- 
aandoeningen wachten. 

Aanmerking.  De  tekenen  van  beterfchap  zijn  , 
als  de  lijder  rustiger  wordt,  de  toevallen  weg, 
blijven ,  de  koorts  vermindert,  en  eenige  uuren 
afgaat.  Dit  gebeurt  doorgaans  den  zevenden, 
negenden,  of  elfden  dag,  doch  ook  dikwijls 
Iaater,  den  veertienden  of  zeventienden. 

Dik- 


43  VAN  DE   CAL-    EN  ROTKoORTSEff. 

„  Dikwijls  ontdekt  men  reeds  den  vierden  dag, 
veelal  ook  laater  ,  in  deeze  koortfen ,  eenige  vlek- 
ken petechite.  Wordt  de  lijder  daar  door  verligt 
dan  is  het  een  goed  teken.  Doch  is  deeze  uit- 
flag  kwaadaartig,  in  het  geheel  niet  verheven, 
van  eenkwaade  kleur,  volgt  op  dezelve  geene 
verligting  >  maar  verflimmeren  de  toevallen 
veeleer  ,  of  komt  rijkelijk  flinkcnd  ,  ver- 
moeiend zweet ,  of  de  loop  daarbij,  dan  fterveri 
de  zulken  doorgaans  aan  lTuipert  en  ijlhoofdig- 
heid ,  den  zesden  of  zevenden  dag  ,  als  zulks 
den  vierden  heeft  plaats  gehad.  Zijn  echter 
op  dien  dag  de  toevallen  nog  niet  zoo  kwaad- 
aartig geweest,  en  verergeren  dezelve  laater, 
op  den  zevenden  of  negenden  dag  ;  dan  flerft 
hij  laater,  en  leeft  gemeenelijk  tot  den  elfden, 
dertienden  ,  of  zeventienden  dag ,  ja  fomtijds 
nog  langer. 

Wanneer  de  ziekte,  zelfs  zonder  dat  zich  ee- 
nige uitflag  openbaart,  den  vierden  dag  verer- 
gert, de  krachteloosheid  toeneemt  ,  een  ver- 
zwakkend zweet,  de  loop,  ijdelhoofdigheid,  aan- 
houdende flaap  ,  daarbij  komen,  de  pols  klein 
en  zwak,  de  pis,  die  te  vooren  dik  en  troebel 
was ,  fchielijk  helder  en  waterachtig  wordt ;  als 
men  den  zevenden  dag  geen  verligtingbefpeurt, 
maar  de  toevallen  verergeren  ,  dan  wordt  de 
ziekte  doorgaans  doodelijk. 

In 


VAN  DE    GAL-    EN    R0TK0ORTSEN.  49 

In  zulk  een  gevalraoet  men  alle  middelen  in 
het  werk  Hellen ,  om  de  krachten  te  onder- 
fleunen,  en  de  meer  en  meer  toeneemende  ver? 
rotting  tegen  te  gaan. 

Tot  dit  oogmerk  moet  men  >  zonder  tijdver- 
zuim, het  middel  N°.  20.  alle  twee  uuren,  tot 
een  of  twee  fpijslepels  vol,  geeven,  naarftig 
van  de  voorfchreeven dranken,  vooral,  wanneer 
de  verrotting  zeer  fterk  is,  gerftenwater ,  of 
zuiver  water  met  veel  Spiritus  vitrioli  laaten 
drinken;  fpaanfche- vliegpleifters  (veficatoria ) 
aan  de  beenen  leggen,  en  den  lijder  zoo  veel 
mogelijk  in  een  koele  en  zuivere  lucht  houden. 

Als  men,  uit  hoofde  der  kostbaarheid,  het 
voorgeflelde  middel  niet  geeven  kan ,  moet 
men ,  op  dezelfde  wijze ,  N°.  22.  laaten  gebruiken. 

Wanneer  de  lijder  volkomen  krachteloos  is , 
de  afgangen  en  pis  onweetend  wegloopen ,  als  hij 
altijd  llaapt,  ijlhoofdig  is,  en  de  voorgeflelde 
middelen  niet  kunnen  gebruikt  worden,  of  niet 
helpen,  dan  kan  men  met  voordeel  het  middel 
N°.  23.  alle  uuren  toe  de  hoeveelheid  van  een 
fpijslepel  vol,  Jaaten  gebruiken. 

Is  de  Loop  fterk,  zeer  verzwakkend,  en  ge- 
fchieden  deeze  ontlastingen  zonder  weeten  van 
den  lijder  ,  dan  moet  men  dezelve  trachten  te 
fluiten.  Men  kan  tot  dit  oogmerk  van  het 
midiel  N°.   24.   alle  twee  uuren  een  lepel  vol 

D  nee- 


''■'S 

;• — — . 

FOU^ED  *{öf  #e  gaB-  en  rotkoortsen. 

^Q/yeemen,  en  daa£#ïj  laaten  gebruiken  de  boven- 
kerkende en  de  verrotting  tegen- 
gaande middelen. 

Vermindert  daar  op  dit  toeval  ,  blijft  de 
koorts  weg,  en  zijn  alle  tekenen  van  beterfchap 
voor  handen ,  dan  laat  men  nog  lang  den  lijder 
eene  nauwkeurige  levensregeling  houden ;  da- 
gelijks driemaal  een  theelepel  vol  van  N°.  8., 
envanN0.  20.  viermaal,  ofvanN0.  22.  neemen, 
en  langzaamerhand  daarmede  ophouden. 

In  het  algemeen  geldt  alhier,  't  geen  reeds  in 
de  Inleiding  N°.  1.  en  in  de  verhandeling  van 
de  heete  Koortfen  in  het  algemeen  gezegd  is , 
dat  een  Heelmeefter,  zoodra  hij  befpeurt,  dat 
veele  foortgelijke  Koortfen  op  zijne  plaats 
heerfchen,  en  veele  menfchen  daar  aan  fierven, 
den  naaften  Geneesheer  daar  van  moet  kennis 
geeven ,  en  zijnen  raad  volgen. 

Van  de  Kinderpokjes. 

De  Pokjes  worden  in  het  algemeen  verdeeld 
in  waare  en  valfche.  De  zoogenaamde  valfche 
Pokjes  hebben  met  de  waare  niets  gemeen,  en 
beflaan  in  kleine  ontfteekingen  en  verheven- 
heden der  huid,  welke  wind -water-  of  fteen- 
Pokjes  genoemd  worden,  naar  maate  zij  eene 
waterachtige  of  harde  floffe  bevatten.    Deeze 

foor- 


VAN      DE      KINDERPOKJES.  51 

foorten  vanPokjjesheerfchen  doorgaans ,  zonder 
zwaare  toevallen ,  en  zonder  merkelijke  hitte, 
in  den  zomer  of  herfst ,  zij  duuren  weinige  da- 
gen ,  en  verdwijnen  van  zelve. 

Geheel  anders  is  het  gelegen  met  de  waare 
Pokjes  ,  die  verdeeld  worden  in  goedaartige 
en  kwaadaartige.  De  tekenen,  waar  uit  men 
weet,  dat  een  kind  goedaartige  Pokjes  krijgen 
zal,  zijnde  volgende.  Wanneer  de  Pokjes  op 
dezelfde  plaats ,  of  in  de  nabuurfchup ,  heer- 
fchen,  als  de  kinderen  omgang  hebben  gehad 
met  andere ,  die  door  de  pokjes  aangetast  wa- 
ren ,  en  zij  kort  daar  op  geklaagd  hebben  over 
vermoeidheid  ,  loomheid  ,  pijn  in  den  rugge  , 
lendenen  ,  het  kruis ,  kortademigheid  ,  huive- 
ringen ,  en  daarop  gevolgde  hitte,  zoo  worde 
het  aangezicht  kort  daarna  opgezet,  de  oogen 
beginnen  te  traanen,  zij  niefen  dikwijls  achter 
een,  haaien  diep  adem,  zuchten,  klaagen  over 
eene  drukking  op  de  maag,  over  misfelijkheid, 
braaken ,  fpringen  dikwijls  in  den  flaap  op ,  als 
of  zij  fchrikten.  Dikwijls  krijgen  de  kinderen 
den  eerften  of  tweeden  dag  fluipen  ,  die  ech- 
ter, als  zij  niet  ontdaan  door  het  moeilijk  krij- 
gen der  tanden  ,  en  op  de  eerde  dagen  der 
ziekte  zich  vertoonen  ,  niets  gevaarlijks  voor- 
ipellen,  maar  veeleer  als  een  goed  teken  aan- 
tezien  zijn,  dewijl  de  Pokjes,  welke  kort  daar- 

T>  2  op 


5f  VAN      DE      1ÉINDERP0KJES. 

op  te  voorfchijn  komen  ,  meeflendeels   goed* 
aartig  zijn. 

Na  dat  deeze  toevallen  tot  op  den  derden 
of  tegen  den  vierden  dag  geduurd  hebben ,  en 
de  hitte  in  die  dagen' gefladig  toegenomen  is, 
dan  komen,  na  een  voorafgaand  flerk  zweet  , 
hier  en  daar  kleine  roode  plekjes  te  voorfchijn , 
niet  over  het  geheele  lighaam  op  eens,  maar 
zij  vertoonen  zich  't  eerst  in  het  aangezicht  , 
voornamelijk  op  de  wangen ,  en  het  voorhoofd , 
vervolgens  op  de  borst ,  aan  de  handen  en  ar- 
men, aan  de  lendehen,  voeten,  en  den  buik. 

Zoodra  de  Pokjes  te  voorfchijn  komen ,  neemt 
de  voorafgaande  flerke  hitte  eenigzins  af,  en 
de  kinderen  worden  vrolijker.  De  Pokjes  ko* 
men  daarop  aan  alle  deelen,  van  het  lighaam  , 
doch  enkel  ,  dat  is  afgefcheiden  9  te  voor- 
fchijn ;  het  aangezicht ,  en  voornamelijk  de 
oogleden,  zwellen  zeer  fterk  op,  zoo  dat  de  oo- 
gen  dikwijls  volkomen  geflooten  zijn ,  en  daar- 
bij is  het  geheele  lighaam  ,  vooral  de  armen , 
dik,  en  gezwollen.  In  deezen  toeftand  blijven 
zij  doorgaans  tweemaal  vierentwintig  uuren,  en 
in  deezen  tijd  zijn  niet  alleen  de  Pokjes  te  voor- 
fchijn gekomen  ,  maar  zij  zijn  ook  meer  ver- 
heeven  geworden. 

Den  derden  of  vierden  dag  na  de  uitbotting, 
$n  dus  d&n  zesden  of  zevenden  dag  der  ziekte, 

wor- 


TAK      DE      KINDÏRPOKJES.  '$ï 

worden  de  Pokjes  gevuld.  Zij  bevatten  eerst 
eene  dunne  en  waterzuchtige  ftoffe  ,  die  in  de 
volgende  dagen  dikker  en  geelder  wordt,  en  in 
waare  etter  verandert,  zoo  dat  de  Pokjes  op 
den  achtften  of  negenden  dag  volkomen  geel 
en  rijp  zijn,  en  haare  grootte,  die  van  een  erwt 
namelijk  ,  bereikt  hebben.  Derzelver  omtrek 
zoo  wel,  als  de  huid  tusfchen  de  Pefcjes ,  heeft 
een  roozen  roode  kleur ,  de  zwelling  van  het 
aangezicht  en 't  geheele  lighaam  verdwijnt,  de 
geflooten  oogen  beginnen  zich  te  openen,  de 
Pokjes  gaan  open,  droogen,  de  kinderen  wor- 
den vrolijk ,  krijgen  trek  tot  eeten  ,  tot  flaa- 
pen  ,  zoodat  de  geheele  ziekte  dan  met  den 
twaalfden  of  dertienden  dag  ten  einde  loopt. 

Geheel  anders  is  het  gefield  met  de  kwaad- 
aartige  of  farnenloopende  Pokjes,  die  veel  ge- 
vaarlijker dan  de  eerlle  zijn.  De  tekenen  , 
waar  uit  men  kan  weeten  ,  dat  iemand  zulke 
kwaadaartige  Pokjes  krijgen  zal  ,  zijn :  'als  zij 
op  dien  tijd  flerk  regeeren ,  de  zieke  eene  zeer 
groote  zwakheid  en  vermoeidheid  in  alle  de  le- 
den befpeurt,  als  hij  zwaare  pijn  in  den  rugge 
en  lendenen  heeft ,  zwaare  huiveringen  over 
het  geheele  lighaam  befpeurt,  en  daarop  fchie- 
lijk  eene  fterke  hitte  volgt.  Men  bemerkt  te 
gelijk  zwaare  hoofdpijn, flauwtens , eene  groote 
krachteloosheid  ,  walgingen  ,    en    braakingen, 

O  3  Dq 


54,  VAN      DE      KINDERPOKJES. 

De  kinderen  zijn  doorgaans  onrustig  ,  gooien 
zich  heen  en  weder,  ontblooten  het  lighaam, 
flaapen  met  open  oogen ,  waar  van  het  wit  zeer 
rood  is ,  beeven  aan  handen  en  voeten ,  fchreien , 
fchrikken  in  den  flaap  ,  fpringen  op  ,  en  heb- 
ben dikwijls  flerke  fluipen. 

Deeze  kwaadaartige  Pokjes  komen   dikwijls 
den  derden  dag  daar  aan  ,   doch  meeflendeels 
laater,  te  voorfchijn  in  het  aangezicht,  en  aan 
de  overige  deelen  van  het  lighaam ,  zonder  dat 
'er  zulk  fterk  zweet,  als  bij  de  goedaartige Pok- 
jes, voorafgaat.  Zij  houden,  bij  de  uitbotting, 
geen  geregelde  orde  ,  doch  komen  dan  in  het 
aangezicht,  dan  op  de  borst,  dan  aan  de  ove- 
rige deelen  van  het  lighaam  te  voorfchijn ;  zij 
zien  'er  dan  niet  zoo  rood  uit ,  als  de  goedaar- 
tige  Pokjes,  blijven  klein,  bleek,  waterachtig, 
veroorzaaken  eene  flerke  jeukte,   komen  niet 
enkel  te  voorfchijn,  doch  loopen  terflond  toe 
groote  vlakken  in  een ,  zij  krijgen  nooit  de  hoog- 
te van   goedaartige  Pokjes  maar  blijven  plat, 
en  neergedrukt ,  en  hebben  het  aanzien  van  eene 
blaar,  door  branding,  of  eene  Spaanfche-vlieg- 
pleifler  ontflaan;  zij  worden  met  geen  goede 
etter  gevuld,  maar  Hechts  met  een  waterachtig 
vogt,  zijn  aan  de  punt  niet  volkomen  rond, 
maar  meeflendeels  plat,  en  als  met  een  putje 
ingedrukt. 

Ge- 


VAN      DE      KINDEn?OKJES.  55 

Gevaarlijker  is  het,  als  deeze  famenloopende 
Pokjes  eene  geheel  tegen-  natuurlijke  kleur  aan- 
nsemen  ,  groen,  paersch  ,  of  zvart  uitzien; 
als  tusfchen  de  Pokjes  zich  een  wie  of  rood 
gierstuitflag  vertoont,  of  roode,  blauwe,  en 
zwarte  vlakken  te  voorfchijn  komen  ;  als  de 
Pokjes  in  de  midden  een  zwart  puntje  krijgen, 
en  daar  bij  als  invallen,  wanneer  zij  'er  uitzien, 
even  als  of  zij  met  bloed  gevuld  waren;  als  de 
hals  daar  mede  bezet  is  ,  en  de  kinderen  niet 
flikken  kunnen ;  zoo  de  loop  in  de  eerfle  dagen 
daar  bij  komt,  als  de  Kinderen .  flerk  uit  djen 
adem  ruiken,  als  dat,  't  welk  met  den  afgang 
geloosd  wordt  ,  niet  alleen  zeer  flinke ,  maar 
ook  met  bloed  en  etter  vermengd  is  ;  als  'er 
persfingen  en  pijn  de  ontlasting  van  de  pis  ver* 
zeilen,  dezelve  zeer  bleek  uitziet,  of  bloed  daar 
mede  vermengd  is;  als  de  pis  en  afgang,  zonder 
weeten  van  den  lijder  wegloopen,  de  pols  zeer 
zwak  is,  en  een  koud  zweet  over  het  geheele 
ligha.am  zich  verfpreidt. 

Hoe  meer  kwaade  tekenen  deze  famenloopen- 
de Pokjes  verzeilen,  hoe  gevaarlijker  zij  zijn, 
en  als  zij  in  het  midden  een  blauwe  of  zwarte 
vlekkrijgen,  als  zij  door  eene  vlekkoorts  verzeld 
worden  ,  als  de  Pokjes  volkomen  blauw  ofzwart 
worden,  als  'er  bloed  met  de  pis  ontlast  wordt, 
dan  zijn  zij  doorgaans  altijd  doodelijk.  De  ge- 
%  D  4  va 


$6  VAN      DE      KINDEPOKjlS. 

vaarlijkfte  dagen  in  deeze  foort  van  Pokjes  zijn 
de  elfde,  veertiende,  zeventiende,  en  eenen- 
twintigde ;  fchoon  veele  Kinderen  r  in  zulke 
omftandigheden ,  ook  nog  na  den  eenentwintig- 
den dag  fterven. 

Offchoon  nu  de  goedaartige  Pokjes  op  zich- 
zelven  niet  doo  de  lijk  zijn,  zoo  kunnen  dezel- 
ven,  kwaalijk  behandeld  wordende,  zeer  ligt 
met  zwaare  toevallen  vergezeld  gaan,  ja  zelfs 
den  dood  na  zich  fleepen.  Daarom  ,  als  de 
goedaartige  Pokjes  regeeren ,  en  de  opgenoemde 
toevallen  bij  de  Kinderen  befpeurd  worden, 
heeft  men  voor  alle  dingen  daarop  te  letten, 
dat  dezelven  noch  door  heete  geneesmiddelen, 
noch  door  een  al  te  warm  vertrek,  verergeren. 
Als  de  Pokjes  algemeen  heerfchen,  en  de  Kin- 
deren over  niets  klagen  ,  is  het  zeer  goed ,  als 
hun  een  zagt  buikzuiverend:  middel  gegeeven 
wordt,  om  daar  door  de  onzuiverheden  uit  het 
lighaam  weg  te  voeren  ,  en  de  PokftofFe  zoo 
veel  te  onfchadelijker  te  maaken. 

Tot  dit  oogmerk  kan  men  den  Kinderen,  die 
onder  een  jaar  oud,  of  een  weinig  daar  over 
zijn,  een  half  of  een  geheel  loot  gezuiverde 
manna  in  gerftenwater  geeven;  of  een  half  of 
heel  loot  fijroop  van  manna  of  rhabarber,  des 
morgens  in  eens,  en,  als  de  kinderen  zuigen, 
aan  de  minne  de  bekende  piiien  van   Hoffman, 

Stat^ 


TAN      DE      KINDERPOKJKS.  57 

Stahl,  of  de  pihilae  polychrijlae,  die  in  alle  Apo- 
theeken  te  krijgen  zijn,  tot  vijftien  of  twintig, 
laaten  neemen.  Die  twee,  drie,  en  meer  jaarea 
oud  zijn  ,  kunnen  een  drachme  zenebladeren, 
waar  van  de  fleelen  afgeplukt  zijn ,  gebruikea. 
Men  doet  deeze  in  een  aarden  pot,  giet  het 
achtfte  deel  van  een  pint  kookend  water,  of,  het 
geen  beter  is,  pruimenfap  ,  daarop,  dekt  de 
pot  toe ,  en  laat  die  zoo  hing  ftaan  ,  t;ot  dat  koel 
wordt ;  alle  upr  kan  men  drie  of  vier  fpijslepels 
vol  daar  vangeeven,  tpt  dat 'er  ontlasting  komt. 
Door  fuiker  naar  genoegen  daar  bij  te,  doen  kan 
men  dit  middel  fmaakelijker  maaken. 

Als  de  Pokjes  regeeren,  is  het  ook  volftrekt 
noodzakelijk,  dat  men  den  kinderen' geen  vleesch 
geeve  ,  vooral  geen  fpek  ,  of  ham,  bedorven 
brood,  of  koeken,  dewijl  door  zulke  voedfels 
het  bloed  en  de  overige  vogten  tot  verrotting 
overgaan,  en  de  Pokjes  van  een  kwaaden  aart 
worden. 

Wanneer  de  kinderen  beginnen  teklaagen,  en 
men  uit  de  opgegeevene  tekenen  befpeurt,  dac 
de  Pokjes  te  voorfchijn  zullen  komen,  dan  moet 
men  de  zieken,  is  ,het  mogelijk,  van  de  gezon- 
den, afzonderen,  dezelven,  naar  maate  van  de 
omftandigheden  in  een  ruim  vertrek  brengen, 
en  ook  daar  voor  zorgen ,  dat  niet  te  veel  zieken 
in  een  vertrek  gehouden  worden.    Des  zomers 

D  5  b 


$$  VAN      DE      KINDERPOKJES; 

is  het  altijd  beter,  als  men  zulk  een  vertrek  ka» 
kiezen ,  dat  niet  tegen  het  Zuiden  ligt ,  en  den 
geheelen  dag  aan  de  heeteZan  bloot  gefield  is  \ 
de  lijder  moet  ,    in  deezen  tijd  van  het  jaar, 
weinig  gedekt  zijn ;  de  venfiers  moeten  op  den 
dag  eenige  maaien  geopend  worden,  opdat  'er 
verfche  lucht  inkome  ,  vooral  ,  als  de  Pokjes 
teginnen  te  zweeren ,  doch  daar  bij  moet  men 
den  lijder  voor  togt  én  koude  wel  bewaaren. 
De  lijder  moet  met  het  aangezicht  niet  naar  de' 
zon  gekeerd  liggen ,  opdat  de  oogen  door  een 
zoo  helder  licht  niet  ontflooken  worden.    In 
het  algemeeri  moet  men  bij  den  zieken  alle  mo- 
gelijke zuiverheid  in  acht  neemen;  het  vertrek 
3s  morgens  en  's  avonds  met  jeneverbesfen ,  met 
wijn-  of  bier -azijn,   op  een  heeten  fleen  ge- 
gooten,  berooken,  welklaatfle  vooral  bij  famen- 
loopende  en  kwaadaartige  Pokjes  te  pas  komt ; 
ook  kan  men,  als  het  zeer  heet  is,  versch  af- 
gehakte takken  van  dennen- vleer-  of  linden- 
boomen,  in  versch  water  zetten,  en  de  lucht 
daar  door   verkoelen.     In  den  winter  moeten 
de    vertrekken   niet    boven    maate    verwarmd 
worden,  de  lijder  moet  niet  digt  bij  het  vuur 
geplaatst  ,    en  luchtig   gedekt  worden  ;   eene 
tegen  overgeflelde  behandeling  brengt  den  lijder 
het  grootfle  nadeel  en  gevaar  toe;  het  bloeden 
de  overige  vogten  gaan  tot  verrotting  over,  de 

Pofe 


VAN      DE      KINDERPOKJES.  $9 

Pokjes  ,  die  tot  hier  toe  goedaartig  waren  , 
worden  kwaadaartig  ,  en  de  meeftc  kinderen 
worden  daar*  door  weggefleept.  Gelijk  het 
dan  over  het  algemeen  beter  is,  dat  de  ver- 
trekken te  koud,  dan  te  heet  zijn,  zoo  moet 
men  echter  ook  hierin  de  middelmaat  houden, 
en  de  kinderen  niet  moedwillig  aan  een  fterke 
koude  of  togt  bloot  flellen. 

Even  eens  is  het  met  de  zaak  geleegen,  wan- 
neer men  den  kinderen  ,  zoodra  men  merkt, 
dat  zij  de  Pokjes  krijgen  ,  zeer  heete  middelen 
om  uit  te  drijven  ,  als  theriakel ,  uitgeperst 
fap  van  fchaapen  keutels ,  of  ganzendrek,  koorn- 
of  andere  Brandewijn  ,  en  foortgelijke  verhit- 
tende dingen  ,  te  drinken  geeft.  Een  Heel- 
meefter  heeft  daar  voor  te  zorgen  ,  dat  zulks 
niet  gefchiede,  dewijl  door  alle  zoodanige  ver «* 
hittende  middelen ,  het  bloed  in  de  fterkfte  be- 
weeging gebragt,  de  koorts  zeer  vermeerderd 
wordt  ,  alle  vogten  tot  verrotting  beginnen 
overtegaan  ,  de  Pokjes  zeer  kwaadaartig  wor- 
pen ,  de  zieken  daar.  door  niet  alleen  in  een 
fterke  razernij  ver  vallen,,  of  zwaaren  loop  krij- 
gen  ,  maar  ook  voorzeker  daar  door  wegge  > 
fleept  worden. 

De  beste  drank,  dien  men  den  kinderen,  ge- 
duurende  den  loop  deezer  ziekte,  geeven  kan, 
beftaac  uit  een  pint  zuiver  water  ,   waarin  een 

thee- 


6ö  VAN      DE      KINDÊRPOKJES.1 

theekopje  vol  wijn -azijn,  of  eens  zoo  veel 
tier -azijn,  met  twee  of  drie  fpijslepels  vol  ho- 
nig gedaan  is,  en  dit  alles  wel  onder  een  ver- 
mengd, en  eenigzins  lauw  gemaakt  is.  Men 
kan  ook  een'  goeden  drank  bereiden ,  als  men  een 
hand  vol  kersfen  met  even  zoo  veel  zuivere 
gerst,  en  twee  pinten  water,  drie  vierdendeel 
uurs  in  een  aarden  pot  laat  kooken  ,  en  dan 
doorzijgt.  Men  kan  deezen  ^drank  geduurende 
de  geheele  ziekte  gebruiken,  doch,  als  de.  zie- 
ke veel  Pokjes  in  de  keel  heeft,  en  de  flikking 
daar  door  moeielijk  is  ,  moet  men  nu  en  dan 
gerftenwater  ,  o-f  foortgelijke  dranken  laaten 
gebruiken.  Thee  met  melk,  drie  deelen  water 
en  een  deel  melk,  gekaamde  melk,  zijn  ook 
goede  drajikeri,  doch  als  men  deeze  ge-eft, moei- 
de lijder  niets  zuurs  gebruiken ,  dewijl  dan  de 
melk  in  de  maag  en  darmen  kappelt ,  onder- 
fcheiden  toevallen,  en  fomtijds  den  loop,  ver- 
oorzaakt. Men  maakt  een'  zeer  goeden  drank, 
vooral  in  het  begin  deezer  ziekte ,  als  men  op 
gedroogde  vlierbloemen  kookend  water  giet , 
en  dit ,  even  als  thee  #  met  een  weinig  melk  ge- 
dronken wordt.  Men  moet  den  lijder  altijd 
veel  laaten  drinken,  doch  niet  te  veel  op  eens. 
Wat  de  fpijzen aangaat,  men  moet  den  lijder 
geduurende  de  geheele  ziekte  nooit  aanzetten 
om  voedfds  te  gebruiken  $  als  hij  iets  verlang* 

te 


TAN      DE      KINDRRP0KJE5.  6l 

te  eeten,  kan  men  hem  wat  'gepaerelde  gcerst , 
dun  gekookte  rijst,  gekookte  pruimen,  kersfexi) 
befchuit,  goed  gebakken  en  geen  Tersch  brood, 
met  een  weinig  verfche  boter  befmeerd ,  geeven  , 
of  foorcgelijke  fpijzen ,  naar  maate  de  eene  of 
andere  meer  in  gebruik  is.  Spinachie,  wortelen, 
en  groentens  van  deezen  aart  kunnen  met  nut 
toegediend,  en  ook  zeer  rijpe  kersfen  en  aar- 
beien  tot   verfrisfching   nu   en  dan  gegeeven 
worden.     Als  de  Pokjes   iamenloopen,   en  de 
kinderen  zeer  krachteloos  liggen,  dan  kan  men 
dezelven  citroenen  fap  met  fuiker  ,  en  des  zomers 
uitgeperste  aalebesfen ,  aarbeien  ,  moerbeien  9 
braamboozen  met  fuiker,  lepels  wijze  ,•  toerei- 
ken.    Zij  ,   die  daar  toe  gelegenheid  hebben^ 
kunnen  dagelijks  een,  twee,  of  drie  fpijslepeh 
vol  moefel-  of  rhijnfchen  wijn  geeven ,  of  ook: 
een  of  meer  fneeden  brood  een  weinig  laaten 
rootten,  met  deezen  wijn  befproeien,  met  een 
weinig  kaneel  en  fuiker  beftrooien^  en  dit  tot 
verfterking  laaten  gebruiken.    Doeji  over  het 
algemeen  moet  men  foortgelijke  zieken  ,  alle 
vleesch  ,   visch ,   grove,  harde,  onverteerbaar 
re,   vette  ,  meelachtige  ,  winderige,  alle  ge- 
bakke  ,   gebradene  ,  fpijzen,  onthouden,   de- 
wijl daardoor  het  bloed  en  de  vogcen  tot  ver- 
rotting overgaan,  welke  verfcheiden  toevallen 
ver* wekt.    In  tegendeel  kan  men  ligt  te  vertee. 

ren 


6 2,  VAN      DE      KINDERPOKJE*. 

renfpijzen,  geele  wortelen ,  zuuring,  zellerei, 
pieterfelie*,  in  flap  vleeschnat  gekookc  5  zoo 
'er  trek  tot  voedfel  is,  aanbieden. 

Als  'er  zich  veele  Pokjes  in  de  keel  gezet 
hebben,  en  de  flikking  daar  door  moeielijk  is, 
dan  kan  men  een  hand  vol  falie  met  een  weinig 
vlierbloemen  en  kaasjes  kruid,  in  een  halve  pint 
water  kooken ,  en  daar  onder  een  lepel  vol  ho- 
nig mengen  :  hier  mede  moeten  de  kinderen 
naarftig  gorgelen  ,  of  daar  van  dagelijks  drie 
of  vier  maaien  een  halve  fpijslepel  zagtjes 
doorflikken;  is  de  keel  zeer  erg,  dan  legt  men 
rondom  den  hals  verfche  zuurdeeg  met  gefloo- 
ten  mostaart. 

Als  de  Pokjes  in  zweering  ftaan ,  en  de  lijder 
dan  in  drfe  of  vier  dagen  geen  ontlasting  heeft, 
is  zulks  van  geene  beduiding;  doch,  als  in  de 
eerlïe  dagen  der  ziekte  het  lighaam  niet  naar 
behooren  open  is,  dan  kan  zoodanig  eene  ver- 
ftopping  of  door  pruimenfap,  of  door  manna  , 
zenebladeren  ,  gelijk  boven  gezegd  is  ,  doch 
het  best  door  een  verzagtend  klijfteer ,  tegen- 
gegaan worden.  Is  de  neus  zeer  flerk  door 
de  Pokjes  verftopt ,  dan  kan  men  bij  zuigende 
kinderen  een  weinig  zog  in  den  neus  brengen  , 
of  een  fpons,  gedoopt  in  warme  melk,  voor  den 
neus  houden,  en  hun  op  zoodanig  eene  wijze, 
lucht  verfchaffen.  Opdat  de  oogen  geen  na- 
deel 


▼  AN      DB      KINDERPOK  JES.  6$ 

tleel  krijgen  ,  is  het  nuttig,  in  het  begin  der 
ziekte,  eer  de  Pokjes  te  voorfchijn  komen,  de 
oogen  eenige  reizen  daags  met  lauw  water ,  of 
melk  ,  door  middel  van  een  zagt  lapje  uit  te 
wasfchen.  Is  het  wit  der  oogen  zeer  rood,  zijn 
de  oogleden  dik  en  gezwollen ,  dan  kan  men 
gevoegelijk  een  paar  maaien  de  waasfem  van 
gekauwde  kruidnagelen,  venkelzaad  of  laurier- 
besfen  in  de  oogen  brengen;  doch  als  zij  vol- 
komen toe  zijn,  dan  is  het  zeer  nuttig,  dezel- 
ven  met  warme  melk,  waar  in  vlierbJoemen  ge- 
kookt zijn ,  naarftig  en  zagtjes  te  wasfchen ,  de- 
wijl daar  door  de  oogen  zoo  veel  te  eerder  open 
gaan,  en  de  fcherpe  floffe  belet  wordt  dezelve 
aantevreeten.  Wanneer  de  Pokjes  beginnen 
te  droogen,  en  af  te  vallen,  is  het  vooral  noo- 
dig  een  zagt,  buikzuiverend,  middel  uit  manna, 
zenebladeren ,  rhabarber ,  te  geeven,  en,  naar 
gefteldheid  van  zaaken,  te  herhaalen.  Als  de 
ziekte  over  is  ,  moet  men  zeer  omzichtig  met 
eeten  en  drinken  te  werk  gaan,  alle  harde,  gro- 
ve ,  onverteerbaare  ,  meelachtige  ,  en  vette, 
fpijzen  vermijden  ,  dewijl  de  kinderen  anders 
zeer  gemakkelijk  in  uittecrende  ziekten  ver- 
vallen. 

Deeze  is  de  behandeling  der  gewoone ,  goed- 
aartige ,  Pokjes  bij  kinderen.  Bij  volwasfefien 
heeft  de  zelfde  plaats ,    doch  het  fpreekt  van 

zelve , 


64  VAN      DE      KINBERPOKJES. 

zelve,  dat  de  Heelmeefler  dan  andere  midde- 
len geeven  moet,  en  daaromtrent  heeft  hij  zidi 
te  richten  naar  de  gefleldheid  van  den  zieken , 
en  de  foörtvan  koorts.  Is  deeze  meer  van  eenen 
ontfteekingsaart ,  dan  moet  zijne  behandeling 
zijn ,  zoo  als  geleerd  is  ,  wanneer  men  van  de 
ontfleekingskoortfen  fprak,  dan  moet  hij  den 
lijder  zagte  ontlastende  en  verkoelende  midde- 
len geeven  ,  en  foortgelijke  levensregeling 
voorfchrijven.  Is  de  lijder  zeer  volbloedig  , 
heet,  dorflig,  is  de  huid  gefpannen,  droog, 
is  de  pols  flerk,  en  willen  de  Pokjes  niet  vol- 
komen uitkomen  ;  dan  neemen  eene  aderlaating 
op  den  arm  $  naar  de  gefleldheid  van  den  lijder, 
en  de  omftandigheden  ingericht ,,  weekmaaken- 
de  klijfteeren,  lauwe  hand-  en  voetbaden,  dik- 
wijls zeer  fchieüjk  deeze  hindernisfen  weg,  en 
de  Pokjes  komen  terftond  te  voorfchijn. 

Doch  is  de  koorts  meer  van  een'  galachtigen 
aart  ,  gelijk  zulks  doorgaans  plaats  heeft  bij 
kwaadaartige  Pokjes ,  dan  moet  de  behandeling 
meer  ingericht  worden  naar  die,  welke  in  zoo- 
danige koortfen  te  pas  komt ,  zuurachtige  , 
zagte  afvoerende  ,  middelen,  zuure  dranken  8 
komen  dan  vooral  en  bij  tijds  te  pas. 

Een  Heelmeefter  moet  echter  in  zulke  gevallen 
zich  niet  al  te  zeer  vertrouwen,  maar  zoodra  de 
Pokjes  in  zijn  diftrict  algemeen  beginnen  te  re- 

geeren, 


VAN      DE      KIND  E  FOK  J  E  S.  ffj 

geeren,  zich  bij  een'  Geneesheer  vervoegen, 
dien  alle  toevallen,  welke  hij  befpeurd  heeft, 
opgeeven  ;  en  dit  is  vooral  dan  noodig,  als  de 
Pokjes  zeer  kwaadaartig  worden ,  moeielijke  en 
bedenkelijke  toevallen  zich  daarbij  openbaaren, 
en  veele  lijders  daar  aan  fterven. 

Fan  de  Mazelen. 

De  Mazelen  heerfchen  doorgaans ,  even  als 
de  pokjes,  algemeen,  en  tasten  het  meest  de 
Kinderen,  doch  ook  fomtijds  volwasfenen  aan. 
Meeftendeels  zijn  zij  niet  kwaadaartig,  hoewel 
men  nu  en  dan  zeer  kwaadaartige  Epidemien 
waargenomen  heeft.  Daarop  moet  een  He,el- 
meefler  wel  letten;  want  de  geheele  behandeling 
hangt  daar  van  af.  Gemeenelijk  is  de  koorts 
van  eene  onfteekings-aart  ^  doch  als»  er  op  den* 
zelven  tijd  kwaadaartige  en  Rotkoortfen  regee- 
ren ,  dan  neemt  zij  zeer  ligt  den  aart  daar  van 
aan;  en  voegen  zij  zich  bij  de  pokjes,  dan  zijn 
zij  gevaarlijk. 

De  gewoone  voorboden  deezer  ziekte  zijn* 
eene  kwalijk  gefteldheid,  ongeduurigheid,  ver- 
wisfelende  koude  en  hitte ,  hevige  hoofdpijn  bij 
volwasfenen  ,  meer  flaperigheid  bij  kinderen  , 
pijn  in  de  keel ,  en  't  geen  het  zekerfte  teken 
is  %  dikwijls  hoeden  en  niezen  ,   aanmerkelijke 

E  rood- 


66  VAN     DE      MAZELEN. 

roodheid  en  hitte  in  de  oogen,  waar  bij  deze!-* 
ven  zwellen ,  en  zoo  aandoenlijk  zijn  ,  dat  zij 
geen  licht  kunhen  verdraagen  ,  terwijl  teffens 
uit  neus  en  oogen  een  fcherp  vogt  loopt.  Wan- 
neer deeze  toevallen  waargenomen  worden ,  en 
de  Mazelen  op  de  plaats  regeeren ,  kan  men  ze- 
ker zijn,  dat  de  lijder  dezelven  krijgen  zal. 

De  genoemde  toevallen  neemen  den  tweeden 
en  derden  dag  toe  ,  het  aangezicht  zwelt  meer 
op,  de  lijders  klaagen  over  benauwtheid, zwaar- 
te in  het  hoofd  en  op  de  borst ,  pijn  in  de  keel,' 
en  lendenen  ,  neiging  tot  braaken  ,  buikpij- 
nen; fomtijds  komt  daar  bij  eene  braaking  van 
galachtige  -doffe,  of  een  loop. 

Als  de  ziekte  zeer  kwaadaartig  is ,  raakt  de  lij- 
der aan  het  ijlen,  en  vervalt  in  eene  ilaapziekte  , 
waar  door  hij  in  het  grootfle  gevaar  geraakt. 
Op  het  einde  van  den  derden,  of  het  geen 
meer  gebeurt,  den  vierden  dag,  komen  'er  in 
het  aangezicht  kleine-  roode  vlakjes  te  voor* 
fchijn,  die  'er  even  als  vloobeeten  uitzien,  en 
den  volgenden  dag  tot  roode,  breede,  vlakken 
inéén  loopen,  welke  weinig  boven  de  huid  Ver- 
heven zijn.  Deeze  'vermeerderen  langzaamer- 
hand,  en  komen  op  de  overige-  deeleh  van  het 
lighaam  te  voorfchijn,  doorgaans  't  meest  op 
de  borst  en  den  rugge.  Na  de  uitbotting  ver- 
dwijnen de  meefte  toevallen ,    als  de  Mazelen 

goed- 


VAN      DÉ      MAZELEN.  tf  7 

goedaartïg  zijn,  echter  niet  altijd,  want  fom- 
tijds  vermeerderen  fommige,  vooral  de  hoesc. 
Dikwijls  verfchaft  eene  braaking  van  galachtige 
ftoffe,  van  zelve  ontftaan,  de  meeflc  verligting, 
Somtijds  openbaart  zich  een  flerke  neusbloe- 
ding, die  de  pijn  in  het  hoofd,  de  oogen,  en 
keel,  wegneemt. 

Den  zesden  of  zevenden  dag  Worden  de  vlak- 
ken bleeker ,  drooger  ,  en  vallen  als  fchilfers  af, 
de  zwelling  verdwijnt,  en  de  koorts  houdt  bijna 
volkomen  op  ;  den  achtflen  dag  verdwijnen  de 
vlakken  op  het  geheele  lighaam  >  den  negenden 
fciet  men  dezelven  niet  meer,  en  de  lijder  is, 
als  alles  geregeld  gaat,  gemeenlijk  volkomen 
zonder  koorts ,  en  bevindt  zich  zeer  wel.  Dè 
ziekte  is  echter  nog  niet  ten  eenenmaale  over- 
wonnen; want,  zoo  'er  geduurende  de  ziekte, 
geene  ontlasting  heefc  plaats  gehad,  door  braa- 
kingen, afgangen,  of  neusbloedingen,  of  zoo 
'er  thans  niet  eenige  verligtende  afgangen,  of 
ten  minften  foortgelijk  zweet  zich  opdoen,  zoo 
de  lijder  koude  vat,  dan  komt  'er  zeer  Ugt  een 
nieuwe,  flerke,  koorts;  de  fcherpte,  die  nog 
niet  volkomen  uit  het  lighaam  is,  valt  op  de 
longen  ,  en  maakt  eene  longöntfleeking  ,  of 
geeft  gelegenheid  tot  een'  langduurigen  hoest, 
tot  verzweeringen  in  de  long,  en  uitteering. 

Bij  de  geneezing  der  Mazelen  heeft  men  zich 

E  2  hoofd- 


6$  VAN      DE      M  A  Z  E  L  E  K. 

hoofdzaakelijk  te  richten  naar  de  drie  tijdperken. 
Deeze  zijn  de  volgende,  i.)  De  tijd  der  be- 
fmetting  gaat  van  het  begin  der  ziekte  tot  aan 
de  uitbotting.  2  )  Het  tijdperk  der  uitbotting 
begint  met  de  uitbotting,  en  ftrekt  zich  uit  tot 
op  den  tijd ,  dat  de  Mazelen  beginnen  aftefchil- 
feren.  3.)  Het  derde  tijdperk,  met  de  zesden 
of  zevenden  dag  beginnende ,  wanneer  de  Ma- 
zelen beginnen  aftefchilferen  ,  eindigt  met  den 
negenden  of  tienden  dag,  wanneer  de  vlakken 
verdweenen  zijn. 

In  het  eerfle  tijdperk  wordt ,  als  de  Mazelen 
goedaartigzijn ,  en  de  lijder  geen  ongemak  op  de 
borst  heeft,  zelden  iets  anders  vereischt,  dan 
eene  goede  oppasiing.  De  zieke  moet  liggen  in 
een  ruim  vertrek,  waarin  men  altijd  een  zuivere 
lucht  houdt ,  in  dit  vertrek  moet  niemand 
komen ,  dan  die  tot  de  oppasfing  vereischt 
wordt  ,  en  alle  geraas  moet  vermijd  worden. 
Hetzelve  moet  meer  donker,  dan  helder,  zijn, 
dewijl  de  oogen  geen  licht  verdraagen  kunnen-» 
Dewijl  de  Mazelen  zoo  ligt  inflaan,  moet  alle 
togt  vermijd  worden.  Tot  fpijs  geeft  men 
niets  anders,  dan  rijde -haver-  of  gerflen  flijm 
met  rozijnen  gekookt,  gekookte  boomvruch- 
ten, waterfoepen,  waarin  Spinachie,  Sellerij, 
Pieterfelie,  Zuuring,  gekookt  zijn.  De  beste 
drank  is   een  dun   Gerftenwater   N°.    1.  met 


VAN      DE      MAZELEN.  $9 

honig  ,  of  een  afkookfel  van  kersfun  ,  of 
pruimen.  Zuure  zaaken  durft  men  zelden  geeven 
om  den  hoest. 

Zijn  de  Mazelen,  welke  regeeren,  boosaar- 
tig,  en  de  koorts,  hitte,  en  benauwtheid  aan- 
merkelijk, dan  moet  men  eene  aderlaating  in  het 
werk  ftellen,  vooral  indien  de  lijder  volwasfen, 
volbloedig,  de  pols  vol  en  fterk  is;  doch  is  de 
pols  klein  en  zwak  ,  zijn  de  koorts  en  andere 
toevallen  niet  zwaar  ,  of  ontbreeken  de  krach- 
ten, en  is  de  ziekte  meer  vaneen'  rottigen 
aart,  dan  komt  eene  aderlaating  niette  pas. 

Befpeurt  men  poogingen  tot  braaken ,  een 
onzuivere  tong,  bitteren  fmaak,  oprispingen, 
draaijingen  in  het  hoofd,  hoofdpijn,  of  braakin- 
gen zelve,  dan  moet  men  deeze  ontlasting  be- 
vorderen. Men  laat,  tot  dit  oogmerk,  veel  lauw 
water  met  boom -olie,  of  ongezouten  boter , 
of  thee  van  kamillenbloemen  drinken.  Volgt 
daarop  geene  braaking,  dan  geeft  men  aan  vol- 
wasfenen  het  poeder  N°.  2,  of  van  het  middel 
N°.  3.  zoolang,  tot  dat 'er  braakingen  volgen, 
en  laat  daarop  naarftig  lauw  water  drinken,  tot 
dat  de  braakingen  ophouden.  Aan  kinderen 
geeft  men  van  dit  zelve  middel,  zoo  dikwijls  een 
theelepel  vol ,  tot  dat  zij  eenige  reizen  braaken. 

Ontdekt  men  deeze  tekenen  niet,  maar  veel 
eer  een'  opgezetten  buik,    pijnen',  rommelin- 

E  3  gen 


"j  VAN      DE      MA  f  E  L  E  N. 

gen  in  denzelven,  persfingen  tot  afgang,  dan 
geeft  men  een  zagt  buikzuiverend  middel.  Aan 
volwasfenen,  naar  maate  van  de  omflandighe- 
den,  No.  4.  5.  6.  of  10;  Aan  kinderen  naar 
maate  van  de  verfchillende  jaaren ,  de  middelen  in 
de  verhandeling  over  dePokjes,  bladz.  57.  voor- 
geflagen.  Schoon  'er  van  den  beginne  af  buikpij- 
nen en  flerke  afgangen  tegenwoordig  waren  , 
moet  men  echter  een  zagt  buikzuiverend  mid- 
del geeven. 

Daarna  laat  men  verkoelende  middelen  ,  als 
*N0.  8-,  en  kinderen  eenige  reizen  's  daags  vijf- 
tien tot  twintig  grein  van  de  Magnefia  alba  ,  ge- 
bruiken ,  veel  drinken  ,  en  als  de  hitte  zeer 
fterk  is  ,  een  dunner  dekfel  op  het  bed  leg- 
gen. 

Voor  de  oogen  moet  men  insgelijks  zorge 
draagen  ;  dit  gefchiedt ,  als  men  al  het  licht 
wegneemt,  dikwijls  in  dezelven  een  weinig  lauw 
roozenwater  droppelt ,  om  he$  fcherpe  water 
aftefpoelen. 

De  neusbloeding,  zoo  deeze  zich  mogt  open- 
baaren,  moet  niet  te  vroeg  gefluit  worden  ;  de^ 
zelve  neemt  de  ijlhoofdigheid  weg.  Zoo  de- 
zelve evenwel  te  zwaar  was ,  en  men  gevaar 
daar  van  te  vreezen  had  ,  dan  moet  men  de- 
zelve terftond  (tuiten.  In  de  verhandeling  over 
4e  neusbloeding  zijn  de  omfbndigheden  ,  bij 

welken 


VAN      DE      MAZELEN.  71 

welken  dit  gefchïeden  moet  ,  en  de  midde- 
len, welke  men  daartoe  moet  aanwenden  ,  0p- 
gcgeevcn. 

Al  te  hevige  braakingen  worden  verzagt  , 
als  men  drooge  zakjes  met  kruis  en  munt  en  een 
weinig  faffraan,  of  ook  een  dikke  pap  van  rog- 
gen-brood, kruis  en  munt  ,  en  wijn -azijn  ge- 
kookt, maatig  warm  in  een  doek  op  de  maag 
legt.  Zoodra  de  Mazelen  te  voorfchijn  geko- 
men zijn.  ,  houdt  het  braaken  doorgaans  van 
zelve  op. 

Als  de  afgangen  niet  al  te  veel  zijn,  niet  al  te 
lang duuren, en  afmatten, zoo  zijn  dezelvenmeer 
voor-  dan  nadeelig,  en  zij  moeten  niet  gefluit 
worden.  Doch  heeft  het  tegendeel  plaats,  dan 
geeft  men  derhabarber  in  kleine  giften,  aan  vol- 
wasfenen  N°.  7.  a. ,  aan  Kinderen  de  flroop  van 
rhabarber  eenige  reizen  een  theelepel  vol,  en 
laat  veel  foep  van  rijst ,  geparelde  gerst ,  gerst, 
of  haver  gekookt ,  drinken ;  en  ,  als  daar  bij  zwaa- 
re  buikpijnen  zijn  ,  die  niet  verdwijnen  ,  als 
men  warme  fervieten  aangelegd  heeft  ,  dan 
kan  men  een  maagp leider  ( Emplaftnim  Jioina- 
chic.  qfficin.  )  rondom  den  navel  leggen. 

De  hoest  is  het  moeielijkfbe  toeval  bij  de  Ma- 
zelen, doch  in  dit  tijdperk  zelden  gevaarlijk, 
Ken  weinig  zoet -hout ,  görften  -  fuikör  (faccha- 
rum  hordcaiura)  in  den  mond  genoomen ,  en  wa- 

E  4  ter 


fl  VAN      DE      MAZELLN. 

ter  met  'rijst  gekookt ,  verzagt  denzelven  dik* 
wijls,  doch  het  meest  thee  van  vlierbloemen 
met  een  vijfde  deel  melk  en  een  weinig  honig, 
Jauw  gedronken. 

Wordt  de  keel  aangedaan  ,  dan  maakt  men 
aanftonds  gebruik  van  gorgelwater;  falie,  kaas- 
jes-kruid en  vlierbloemen,  in  water  gekookt  , 
met  een  weinig  honig  ,  zijn  daartoe  dienflig ,  is 
dezelve  inwendig  zeer  gezwollen ,  dan  legt  men 
versch  zuurdeeg ,  met  mostaart  beftrooid  , 
rondom  den  hals. 

Wanneer  de  vierde  dag  nadert,  zoo  moet  de 
zieke  zich  zoo  ftil ,  als  mogelijk  is,  houden,  en 
geduurig  ,  niet  in  zweet ,  maar  in  eene  zagte 
uitwaasfeming  liggen  ,  dewijl  de  Mazelen  dan 
het  best  uitkomen.  Men  moet  veel,  lauw, 
vogt  drinken  ,  zich  voor  kcude  ,  fchrik  ,  en 
toorn  wachten.  Zoo  de  uitflag  niet  te  voor- 
fchijn  wil  komen,  en  klaagt  de  lijder  over  be-« 
nauwtheid,  is  hij  ijlhoofdig,  of  krijgt  hij  ftui- 
pen,  dan  geeft  men,  aan  volwasfenen,  herhaal- 
de reizen,  het  Poeder  N°.  25.  ,  en  laat  bij  aan- 
houdendheid thee  van  vlierbloemen  drinken. 
Het  middel  N°.  3.  lepelsgewijze  gegeeven,  be- 
vordert dikwijls  zeer  fchielijk  de  uitbotting,  de- 
wijl het  niet  alleen  braakingen  verwekt,  maar 
ook  een  zagt  zweet  voortbrengt. 

Z\]n  dz  Mazelen  zeer  rood  ,  en  is  de  zieke 

zeer, 


VAN      DE      MAZELEN.  73 

zeer  heet,  dan  moet  men  hem  verkoelende  mid- 
delen laaten  gebruiken,  en  veel  drinken.  Hier 
van  is  reeds  in  het  eerde  tijdperk  gefproken. 
Slaan  zij  in  ,  en  verdwijnen  zij  dus  te  vroeg , 
dan  laat  men  naarftig  van  de  Kampherpoeders 
N°.  25.  gebruiken,  en  dikwijls  thee  van  vlier- 
of  kamillen  bloemen  drinken,  legt  terftond  een 
fpaanfche-  vliegpleifter  aan  de  kuiten,,  of,  als 
de  lijder  zeer  maalt,  of  altijd  flaapt,  in  den  nek, 

In  het  derde  tijdperk  komen  de  gevaarlij kfte 
dagen  ,  en  deeze  verdienen  zoo  veel  te  meer 
oplettendheid  ,  dewijl  men  thans  reeds  buiten 
alle  gevaar  denkt  te  zijn.  Men  moet  daarom 
wel  achtgeeven  op  den  lijder,  en  alle  misflagen 
voorkomen.  De  toekomende  gezondheid  van 
hem  hangt  volftrekt  van  deezen  tijd  af.  Is  de 
huid  week,  de  pols  wel  vol  maar  zagt,  dan  heeft 
men  een  zagt  zweet  of  vermeerderde  uitwaas- 
feming  te  verwachten,  waarmede  de  koorts  ver- 
dwijnt, en  dat  moet  men  dan  ,  door  naarftig  te 
drinken  en  flil  te  liggen ,  bevorderen ,  doch  niet 
door  heete  middelen  dwingen.  Als  de  koorts 
af  is,  geeft  men  eens  of  tweemaal  een  buikzui* 
verend  middel. 

Is,  integendeel,  de  huid  droog  ,  de  maag 
opgezet,  heeft  de  lijder  rommelingen  en  pijn 
in  den  buik,  dan  volgt  'er  doorgaans  een  loop, 
en  wel  zoo  fchielijk,  dat  dikwijls  tien,  twaalf, 

E  5  W 


74  VAN      DE      MAZELEN. 

en  meer  afgangen  kort  op  elkander  volgen. 
Gemeenelijk  Is  dit  eene  heiJzaame  fcheiding  der 
ziekte,  en  dit  befpeurt  men,  als  de  lijder  vro- 
lijk wordt,  de. koorts  ,  hoest  ,  en  andere  toe» 
vallen ,  afneemen  ;  in  dit  geval  moet  dezelve 
ook  niet  gefluit  worden,  de  ontlastingen  hou- 
den van  zelve  op ,  en  de  zieke  wordt  gezond. 
Als  zij  echter  te  hevig  zijn ,  en  den  lijder  al  te 
zeer  verzwakken,  of  ook  al  te  lang  duuren,  dan 
moet  men  dezelven  op  die  wijze  ,  als-  in  het 
eerfle  tijdperk  gezegd  is,  fluiten. 

Breekt  de  ziekte  op  geene  der  genoemde  wij- 
zen ,  ook  niet  door  eene  rijkelijke  ontlasting 
van  pis ,  houdt  de  koorts  en  hoest  aan ,  of  neemt 
dezelve  toe,  en  wordt  de  ademhaaling  benauwt, 
heet,  worden  de  wangen  rood,  klaagt  de  lijder 
over  pijn  in  de  zijde  en  op  de  borst,  dan  ziet 
het  gevaarlijk  met  hem  uit,  hij  krijgt  een  heete 
koorts  met  het  zijdenwee  of  eene  longöntflee- 
king.  Men  moet  in  dit  geval  terflond  eene  a- 
derlaating  in  het  werk  ftellen  ,  een  fpaanfche- 
vliegpleifcer  aanleggen  ,  en  in  het  algemeen  al 
dat  geene  waarneemen,  't  welke  in  de  verhan- 
deling over  deeze  ziekten  gezegd  is. 

Bemerkt  men  integendeel ,  dat  de  koorts  wel 
afneemt ,  doch  zich  echter  alle  namiddagen  weder 
openbaart ,  en  daarbij  benauwtheid  op  de  borst 
en  heeschheïd  komt,  dat  'er  etter  uitgeworpen 

worde, 


VAN       DE      MAZELEN.  75 

wordt,  dan  moet  men,  als  de  lijders  volblocdig 
zijn,zoetwei  laaten  drinken  ;doch  zoo  'er  gecne 
voJbloedigheid  is ,  laat  men  een'  geruimen  tijd 
alleen  melk  en  water  drinken,  en  zagte,  flijme- 
rige,  fpijzen,  uit  het  rijk  der  planten,  moeten 
de  eenigfle  voedzels  zijn.  De  Koortsbast  en 
de  Yslandfche  mos,  met  melk  gekookt,  zijn  in 
dit  geval  een  voortreffelijk  middel.  Men  drinkt' 
van  die  melk  zóo  veel,  als  de  maag  verdraagen 
kan,  doch  onthoudt  zich  van  alle  harde,  onver- 
teerbaare,  zuure,  ingezouten  fpijzen,  en  maakt 
dikwijls  in  de  open  lucht  eene  zagte  beweeging. 

Als  de  hoest  lang  aanhoudt  en  droog  blijft, 
heeft  men  hetzelfde  in  acht  te  neemen  ,  en 
daarenboven  moet  men  den  waasfem  van  warm 
water  inademen. 

De  ontfteeking  der  oogen  overwint  men  daar 
door  ,  dat  men  bloedzuigers  aan  de  flaapen  van 
het  hoofd  ,  en  onder  de  oogen  plaatst  ,  of 
drooge  koppen  in  den  nek  zet. 

Van  de  Roodvonk,  Scharlaken  en  Netelkoorts. 

De  Roodvonk  (mbeola)  wordt  van  de  Maze« 
Jen  daar  door  ünderfcheiden,dat  de  Koorts  niet 
met  traanende  oogen,  en  hoest,  maar  meeilen- 
deels  met  pijn  in  de  keel  begint.  De  uïtflag  is 
meer  verheven  ,    en  bevat   eene   etcerachtige 

vog- 


f6  VAN      DE      ROODVONK, 

vogtigheid,  en  dezelve  verdwijnt  niet  door  af> 
fchilfering,  maar  door  eene  geheele  vervelling. 
De  geneezing  is  dezelfde,  als  bij  de  mazelen. 
Alles  komt  aan  op  den  aart  van  de  koorts  en  de 
omflandigheden.  Op  de  kwaade  keel  moet  men 
wel  degelijk  nauwkeurig  acht  geeven. 

Bij  de  Scharlakenkoorts  (febris  fcarlatina) 
neemt  men  dezelfde  toevallen  waar,  als  bij  de 
mazelen.  Den  derden  of  vierden  dag  ziet  men 
in  het  aangezicht  en  op  de  overige  deelen,  zeer 
kleine  roode  ftipjes  in  eene  groote  menigte, 
die  zich  fchielijk  uitbreiden,  in  een  loopen, zoo 
dat  'er  eene  hooge  roodheid  ,  even  als  van 
Scharlaaken  ontftaat ,  welke  of  het  geheele  lig- 
haam  of  een  groot  deel  van  hetzelve  bedekt ; 
den  zevenden  of  achtften  dag  verdwijnt  deeze 
roodheid  weder,  en  dan  fchilfert  de  huid  af. 

Deeze  ziekte  gaat  zeer  dikwijls  terftond  ver- 
zeld  met  eene  gevaarlijke  keelöntfleeking,  die 
fomtijds  zeer  kwaadaartig  is  ,  en  ligt  in  eene 
rotting  of  het  vuur  overgaat.  Men  moet  dit 
toeval  met  opzet  behandelen ,  en  daar  in  te  werk 
gaan  volgens  de  regelen,  die  voorgefchreeven 
zijn  in  de  Verhandeling  van  de  kwaade  Keel 
bladz.  35  ,  en  verder  in  de  geneezing  even  als 
in  de  mazelen. 

Als  de  lijders  zich,  na  de  affchilfering ,  niet 
zeer  in  acht  neemen,  en  vooral  zoo  zij  zich  te 

vroeg 


SCHARLAKEN-    EK   KETEL  KOORTS.  77 

vroeg  aan  de  koude  bloot  (lellen,  zoo  ontftaat 
zeer  ligt  eene  waterachtige  zwelling,  die  in  eene 
•Waterzucht  overgaat. 

DeNetel-koorts  (febris  urticata)  heeft  haaren 
naam  gekreegen  van  den  eerst  jeukenden  en  na- 
derhand brandenden  uitflag.  Bij  eene  aanhou- 
dende koorts  komen  den  derden  of  vierden  dag 
op  onderfcheiden  deelen  kleine  blaasjes,  over- 
eenkomende met  die  ,  welke  door  brandnete- 
len ontdaan.  Behalven  de  lastige  jeukte  en 
branding  is  niets  bijzonders  aan  dezelven.  Dee- 
ze  ziekte  is  doorgaans  ook  niet  gevaarlijk  ,  en 
wordt,  als  alle  overige  foorten  vanuitllag,  op 
de  voorfchreeven  wijze  geneezen. 

Van  de  Roos. 

De  Roos  (Eryfipelas)  is  eene  ontfteeking  , 
die  zich  over  de  oppervlakte  der  huid  ver- 
spreidt. Doorgaans  tast  zij  het  aangezicht  of 
de  beenen  aan.  De  huid  wordt  gefpannen , 
ruuw  en  rood  ;  de  roodheid  verdwijnt,  als  men 
met  den  vinger  daar  op  drukt,  en  komt  weder, 
wanneer  de  drukking  ophoudt.  De  lijder  wordt 
in  het  aangedaane  deel  eene  brandende  hitte 
gewaar,  die  hem  ongeduurig  maakt,  en  den 
(laap  belet.  Doorgaans  duurt  de  ziekte  niet 
boven  de  zeven  dagen,  en  dan  fchilfert  de  huid 

af. 


}8  VAN        DE        ROOS 

af.  Somtijds  is  zij  van  erger  aart ,  ja  zeerkwtad- 
aartig.  De  koorts  is  de  hoofdzaak,  en  deeze 
is  gemeenelijk  eene  ontfteekingskoorts ,  waarme-' 
de  eene  galachtige  fcherpte  gepaard  gaat;  fom- 
tijds  is  zij  van  een'  rottigen  aart;  en  naar  maate 
van  deeze  verfcheidenheid  moet  de  behandeling 
ook  ingericht  worden. 

De  levensregeling  van  den  lijder  moet  zijn 
even  als  in  heete  Koortfen.  Is  de  koorts  van 
eene'  onfteekingskoorts-aart  ,de  pijn  en  ontfhee- 
king  flerk,  dan  moet  men  eene  aderlaating  in 
het  werk  {lellen.  Men  doet  in  deeze  ziekte 
beter ,  de  aderlaating  te  herhaalen  ,  dan  te 
veel  bloed  op  eens  aftetappen.  Vervolgens 
laat  men  lauwe  voetbaden  gebruiken  ,  en  klij- 
fleren  zetten  ,  en  behandelt  verder  de  ziekte 
als  eene  heete  koorts  ,  echter  met  dat  onder- 
fcheid  ,  dat  men  hoofdzakelijk  ook  daarop 
lette,  de  galachtige  ftoffe  en  fcherpte'  uit  het 
lijf  te  brengen.  Men  moet  daarom  terilond 
zagte  buikzuiverende'  middelen,  bij  voorbeeld, 
room  van  wijnfteen  (cremor  tartari )  roet  rhabar- 
ber,  of  alleen,  geeven,  en  veeJe  ziwirachuge 
dranken  Iaaten  gebruiken. 

Js  de  koorts  van  een'  rottigen.  aart ,  daa 
moet  de  behandeling  ingericht  worden ,  als  m 
de  rotkoortfen. 

Men  moet  alle  zorg  draagen ,  das  de  roosniet 

ia- 


VAN        DtROOS.  1$ 

fnflaa  ,   en  op  inwendige   deelen  valle,   dewijl 
daar  uk,  naar  maate  van  den  aart  der  deelen, 
de  gevaarlijkfte  toevallen  en  ziekten,  als  ont> 
fleekingen  in  de  hersfenen,  de  long,  darmen, 
keel  ,    ontftaan    kunnen-      Men  moet  daarom 
fpocdig  de  roos  wederom  te  voorfchijn  trach- 
ten te  brengen;  en  dit  gefchiedt ,  als  men  eene 
aderlaating  in  het  werk  fielt  ,  aan  de  beenen 
Spaanfche-vliegpleifters  aan  legt,   en  rijkelijk 
laat  drinken  een  aftrekfel  van  vleerbloemen  met 
falpeter.     Is  de  lijder  benauwd  op  de  borst ,  of 
heeft  hij  daar  pijn,  dan  legt  men  de  Spaanfche- 
vliegpleifter  op  het  aangedaane  &ee\  ;  in  eene 
keelöndleeking  aan  den  hals. 

Uitwendige  middelen  zijn  zelden  van  nut , 
felle  olieachtige  ,  vette ,  zaaken ,  zalven  ,  moeten 
wegblijven  ,  rij  maaken  zeer  ligt ,  dat  de  Roos 
tot  verettering  overgaat ,  die  dan  niet ,  gelijk 
bij  andere  ontfteekingen  afloopt,  maar  zeer  ligt 
in  het  vuur ,  of  tot  kwaadaartige  en  langduurige 
verzweeringen  overgaat.  De  eenigfte  midde^ 
len,  die  hier  te  pas  kunnen  komen,  vindc  men 
bij  N°.  26.  opgegeeven. 

Menfchen,  die  dikwijls  met  de  Roos  ge- 
plaagd worden,  moeten  alle  vette  en  flijmerige 
f p ijzen,  alle  gebak,  wildbraad,  varken -vleesch, 
fpecerijen ,  verhittende  dranken ,  geweldige  ge- 
moeds- aandoeningen,  vooral  toorn  en  fchnki, 

eene 


80  YAN     DE-ROOS. 

eene  fittende  levenswijze,  en  fchielïjke  verköu> 
wing  mijden.  Hun  voornaarafte  voedfel  moet 
beftaan  in  groentens,  boomvruchten  ,  zuure 
zaaken,  en  zulke,  die  het lighaam  open  houden, 
^ater,  of  dun,  doch  wel  gegist,  bier,  drinken, 
er*  dikwijls,  vooral  's  avonds,  room  van  wijn» 
fteen,  of  het  poeder  N°.  8.  gebruiken. 


Van  de  Verkoudheid  en  het  Hoeftcn. 

De  Verkoudheid  en  het  Hoeften  zijn  op  zich 
zëlven  niet  gevaarlijk  docht  zij  kunnen  het 
worden  door  verzuim,  en  het  gebruik  van  heete 
middelen,  zelfs  in  eene  long  -  teering  overgaan. 

Bij  eene  geringe  Verkoudheid  en  Hoest  heeft 
men  zelden  noodig  ,  iets  te  gebruiken  ,  men 
moet  zich  maar  iets  warmer  houden,  dan  naar  ge- 
woonte ,  iets  maatiger  leeven,  veel  drinken, 
en  eenige  reizen  's  daags  van  het  poeder  N°.  7. 
a.  of  N°.  8.  neemen ;  en  's  avonds  voor  dat  men 
zich  te  flaapen  legt,  eenige  kopjes  van  een  af- 
trekfel  van  vleerbloemen  met  honig  drinken. 

Is  de  hoest  geweldig,  en  houdt  dezelve  lang 
aan,  is  de  koorts  flerk,  met  hoofdpijn,  (lee- 
kingen in  de  keel  en  borst  verzeld,  dan  is  het 
noodig,  dat  men  geregeld  eenige  middelen  ge- 
bruike. 

1) 


EN         HET         HOESTEN.  8t 

i.)  Als  de  koorts  en  hoest  zeer  zwaar  zijn, 
de  pols  vol  is,  zoo  Helt  men  eene  aderlaating 
op  den  arm  in  het  werk. 

2.)  Men  laat  veel  drinken.  Gerftenwater  * 
No.  i.  of  een  thee  van  borstkruiden  N0.  17. 
met  melk,  zijn  de  beste  dranken. 

3.)  Lauwe  voetbaden  zijn  's  avonds  van  nut; 
men  moet  dezelven  echter  niet  te  heet  mauken, 
ofte  lang  daarin  zitten,  dewijl  men  dan  koude 
vat. 

4.)  Daar  de  maag  doorgaans  ook  niet  wel  ge- 
field is,  geeft  men  van  N°.  ;.a.  eenïge  reizen 
's  daags,  ook  laat  men  met  N().  4.  of  6.  of  met 
twee  loot  zout  van  Glauber,  zagt  laxeeren. 

5.)  Alle  verhittende,  olieachtige,  en  zulke 
middelen,  welke  om  den  hoest  te  Ruiten  aan- 
gepreezen  worden,  zijn  zeer  fchadelijk ;  gelijk 
ook  wijn,  brandewijn,  vleesch,  gezoute,  taaie, 
en  meel- fpijz.n. 

6  )  Zoo  de  hoest  zeer  droog  is  ,  en  de  flui- 
men zeer  vast  zitten  ,  dan  kan  men  het  poeder 
N°.  18.  of  de  droop  N°.  19.  gebruiken  ,  of 
ook  een  flukje  fap  van  zoethout  in  den  mond 
neemen ;  de  waasfem  van  warm  water,  waarin 
borstkruiden  of  lijnzaad  gedaan  zijn,  inademen. 

Wordt  de  hoest  langduurig  en  de  fluimen 
etterachtig  ,  klaagt  de  lijder  over  {leekingen 
op  de  borst,   teert  hij  uit  ,  heeft  hij  dikwijls 

F  koorts,1 


%t  VAN      DE      KINKHOEST.  # 

koorts  ,  vooral  tegen  den  nacht,  dan  is  hef 
Zeer  te  vreezen,  dat 'er  eene  longteenng.  ont- 
ftaan  zal.  De  Heelmeefter  heeft  dan  geen'  tijd 
te  verzuimen,  maar  moet  een  Geneesheer  te 
hulpe  roepen. 

Van  de  Kinkhoest, 

De  Kinkhoest  is  gevaarlijker,  en  dikwijls  het 
gevolg  van  een  verzuimden  hoest  ,  doch 
meestaleene  algemeen  heerfchende  ziekte  in  het 
voor-  en  najaar,  en  tast  voornamelijk  kinderen, 
zelden  volwasfen  menfchen ,  aan. 

Dezelve  begint  gemeenlijk  als  een  gemeene 
drooge  hoest  ,    doch ,   nadat   hij    eenigen   tijd 
geduurd  heeft,  en  men  denkt  ,  dat  hij  zal  ver- 
dwijnen, wordt  hij  fchielijk  op  eens  kwaadaar- 
tig     De  zieken  worden  benauwd  op  de  borst, 
voelen  eene  aanhoudende  prikkeling  tot  hoeflen, 
zonder  dat  zij  iets  opbrengen  ,  en  deeze  hoest 
is  dikwijls  zoo  flerk,  dat  hun  de  adem  als  blijft 
fteeken  ;   het  aangezicht   wordt  rood.,   bruin, 
blauw,   de  tong  hangt  uit   den  mond,   en  ^jj 
fehijnen  te  zullen  flikken.     Dikwijls  komt  het 
bloed  uit  neus  en  mond,  dikwijls  braaken  zij 
taaie  il  ij  m  ,   en  dan  houdt  de  aanval  op.    Ge- 
meenlijk komt  deeze  hoest  bij  onderfcheidene 
aanvallen,  die  dikwijls  geregeld  zijn.  Hoe  meer 

e& 


VAN      DE      KINKHOEST.  83 

en  zwaarder  zij  wederkomen ,  en  hoe  langer  zij 
duuren ,  zoo  vee]  te  gevaarlijker  is  de  zieke. 

Bij  de  behandeling  heeft  men  hoofdzakelijk 
daar  op  te  letten ,  dat  men  de  fchadelijkheid  der 
toevallen  vermindere,  de  flijm  verdeele  en  ont- 
laste ,  en  dan  hec  verzwakte  lighaam  verflerke. 
Is  de  lijder  zeer  volbloedig  ,  het  aangezicht 
zeer  rood  ,  komt  'er  veel  bloed  uit  neus  en 
mond,  dan  moet  men  eene  aderlaating  in  het 
werk  Hellen ,  of  eenige  bloedzuigers  achter  de 
ooren  plaatfen ,  dewijl  men  anders  voor  eene 
longöntfleeking  of  het  openberften  van  een 
bloedvat  te  vreezen  heeft;  daarna  kan  men  een 
klijfteer  zetten. 

Om  de  flijm  te  verdeelen  zijn  de  middelen 
N°.  14.  19.  of  N°.  3.  in  zeer  kleine  giften  * 
dienftig.  Opdat  dezelve  zich  niet  ophoope , 
en  daardoor  den  hoest  erger  maake ,  is  het 
noodig,  om  den  anderen  of  derden  dag,  een 
buikzuiverend  middel  te  geeven.  Voor  kinde- 
ren is  het  middel  No.  27.  of  28.  gefchikt. 

Als  de  flijm  in  groote  hoeveelheid  in  de  borst 
opgehoopt  is,  en,  of  door  derzelver  taaiheid  ^ 
of  door  de  krachteloosheid  van  den  lijder  niet 
kan  opgebragt  worden,  ismen  dikwijls  genood- 
zaakt, een  zagt  braakmiddel  te  geeven,  dewijl 
men  anders  te  vreezen  heeft,  dat  de  lijder  zal 
flikken.     Het  beste  is  N°.  3.,  nu  en  dan  met 

F  2  eert 


$4  VAN      DE      KINKHOEST. 

een  lepel  gegeeven,  tot  dat  'er  eene  braaking 
v.olgt  ,  waarna  de  lijder  doorgaans  zeer  veel 
verligting  befpeurt,  Men  moet  echter  te  vooren 
zeker  zijn ,  dat  'er  geene  ontfleeking  plaats  heeft , 
en  dat  de  volbloedigheid,  en  de  aandrang  van 
het  bloed  naar  boven  verminderd  is  door  eene 
aderlaating.  Aan  kinderen  kan  men  hetzelfde 
middel  in  kleinere  giften  ,  met  een  theelepel- 
tje ,  geeven ,  tot  dat  'er  twee  braakingen  komen.  * 

Men  moet  met  deeze  middelen  zoo  lang  voort- 
gaan, tot  dat  de  groote  hoeveelheid  ffijm  uit 
het  lighaam  gebragt,  of  ten  minften  zeer  ver- 
minderd is. 

Is  de^ hoest  echter,  en  vooral  des  nachts, zeer 
geweldig,  dan  moet  men  fomtijds  een  zagt  ver- 
doovend  middel  geeven.  Van  N°.  24.  kan  's  a- 
vonds  eenige  reizen  een  fpijslepel  vol  genomen 
worden.  Aan  kinderen  geeft  men  een  derde  of 
vierde  deel. 

Als  de  ziekte  overwonnen  ,  doch  de  lijder 
krachteloos ,  is ,  dan  geeft  men  best  den  koorta- 
bast,  in  koud  water  getrokken,  of  het  Extrac- 
turn  Cafcayffla  aquofum,  'm  water  ontbonden. 

Van  de  Aamborjliglmd. 

"Er  wordt  hier  alleenlijk  van  die  Aamborflig- 
heid(afthma)  gehandeld,  welke  fchïelijk  ont* 
ïiaat ,  en  den  lijder  fchijnt  te  zullen  doen  flikken,, 

waas- 


VAN      DE      AAMBORSTICHEID.  83 

waarom  hij  ook  eene  fchielijke  hulp  vordert. 
In  eene  langduurige  Aambordigheid  heefc  een 
Heelmeeder  tijd  genoeg,  zieh  naar  een*  Genees- 
heer te  begeeven,  en  dien  raad  te  vraagen  , 
het  welk  des  te  noodzakelijker  is,  dewijl  deeze 
ziekte  uit  zeer  veele  en  zeer  onderfcheidene  oor- 
zaaken  ontftakt,  en  daarom  ook  dikwijls  op  zeer 
onderfcheidene  wijzen  moet  behandeld  worden. 

De  foort  van  Aambordigheid,  van  welke  hier 
gefpropken  wordt,  ontflaat  doorgaans  oogen- 
blikkelijk  ,  of  worde  zoo  geweldig  ,  dat  men 
telkens  denkt,  dat  de  lijder  flikken  zal.  Men 
noemt  dezelve  daarom  ook  eene  krampachtige 
Aamborftigheid  (  ajthma  convuljïvum). 

De  oorzaaken  zijn  eene  fchielijke  terug  ge- 
dreeven  fcherpte,  of  fcherp  geworden  doffe  , 
die  zich  plaatst  op  de  long,  of  de  luchtpijp  en 
derzelver  takken,  en,  of  door  eene  prikkeling, 
of  door  eene  drukking,  nadeel  aanbrengt.  Schie- 
lijk te  rug  gedreeven zweet  ,  uitflag,altefpoedig 
geneezen  oude  verzweeringen  ,  terug  gedreeven 
Honden  ,  brengen  dit  ongemak  zeer  ligt  te 
voorfchijn  ;  en  hetzelve  kan  ook  bij  andere 
ziekten  ,  de  waterzucht  ,  onderfcheiden  onge- 
makken van  de  long,  ontdaan. 

Het  eerde,  dat  te  doen  is,  bedaat  daarin, 
dat  men  den  aandrang  vermindert,  en  de  vogten 
yan  de  borst  aileidc: 

F  3  i.)vind* 


%6  TAN      DE      AAMBORSTIGHEIB. 

i.)  Vindt  men  de  pols  hard  en  vol,  dan  komt 
eene  aderlaating  op  den  arm  te  pas,  en  deeze 
moet  fomtijds  herhaald  worden. 

2)  Men  plaatst  terftond  een  fpaanfche- 
vliegpleifter  in  den  nek,  ook  wel  aan  de  kui- 
ten ;  en  deeze  moet  men  een'  geruimen  tijd 
open  houden. 

3. )  Men  zet  klijfleeren  uit  vlierbloemen,  ïn 
melk  gekookt ,  waarbij  men  één  a  twee  lepels 
keukenzout  kan  doen. 

4.)  Vervolgens  laat  men  handen  en  voeten 
in  lauw  waur  fleeken,  thee  van  vlier  en  kamil- 
lenbloemen  drinken  ,  eenige  Hoffmans  droppels 
(liquor  anodynus  minsraüs  Hoffmannï)  op  fuiker, 
of  in  de  thee  gebruiken,  en  dan  wacht  men  zagt 
zweet  ,  het  welk  dikwijls  het  kwaad  wegneemt , 
wanneer  het  door  eene  fchielijk  belette  uit  waas - 
feming  ,  of  verdreeven  uitflag  veroorzaakt 
is  ,  en  men  fchielijk  daar  bij  geroepen 
wordt. 

5. )  Daarna  laat  men  een  zagt  buikzuiverend 
middel  uit  manna  en  zout  van  Glauber,  of  room 
van  wijnileen ,  bij  lepels  neemen  ,  en  daar  bij 
naarftig  de  bovengenoemde  thee,  of  lauw  ger- 
flenwater  drinken. 

6.)  Zoo  de  kramp  ongemeen  zwaar  was,  dan 
moet  men  den  lijder  zestien  tot  20.  droppelen 
van  het  middel  N°.  31.  alle  drie  uuren  geeven. 

Als, 


YAN      DE      AAMBORSTIGHEID.        87 

Als  de  lijder  van  het  grootfte  gevaar  van  te 
zullen  flikken  bevrijd  is,  dan  moet  men  de  oor- 
zaaken  nauwkeurig  navorfchen,  en  deeze  trach- 
ten te  overwinnen.  Doch  hiertoe  is  een  kun* 
dig  Geneesheer  noodig. 

Fan  de  Beroerte. 

De  Beroerte  (  /fpoplexia)  is  een  fchielijk  ver- 
lies van  alle  zinnen  en  willekeurige  beweegin- 
gen ,  terwijl  de  pols  blijft  flaan  ,  en  de  adem- 
haaling  moeielijk  is.  'Er  zijn  twee  hoofdfoor- 
ten,  de  zoogenaamde  (apoplexia  fanguinea)  en 
llijmerige  (apoplexia  ferofa. ) 

Als  de  eerde  foort  op  de  hevigfle  wijze  ie- 
mand aantast,  doodt  zij  hem  als  in  een  oogen- 
blik,  zonder  dat  hij  gered  kan  worden.  Doch 
doorgaans  is  zij  niet  zoo  geweldig.  Beide  foor- 
ten worden  daarin  van  elkander  onderfcheiden, 
dat  bij  de  eerfle  eene  flerke,  volle,  pols,  het 
aangezicht  rood  en  opgezet,  de  keel  dik  en  ge- 
zwollen is ;  bij  de  laatfte  in  tegendeel  is  het  aan- 
gezicht bleeker  >  en  de  pols  kleiner  ,  of  tus- 
fchenpoozend  ;  men  befpeurt  meer  gereutel  op 
de  borst  ,  en  ook  neiging  tot  braaken.  Men 
moet  op  deeze  onderfcheidende  rekenen  wel 
acht  geeven  ,  dewijl  't  geen  in  de  eene  foort 
noodzakelijk  is,  in  de  andere  nadeelig  kan  zijn. 

F  4  Zoo- 


88  VAN      DE      BEROERTE. 

Zoodra  men  bij  zulk  eenen  lijder  komt ,  moet 
men  aanftonds 

,  ï.)  Het  hoofd  en  den  hals  geheel  ontbloo-. 
ten,  ook  het  overige  lighaam  zeer  weinig  ber 
dekken;  het  hoofd,  zoo  veel  mogelijk,  hoog, 
en  de  voeten  laag  leggen. 

zl.)  Terflond  op  den  arm  eene  aderlaating- 
van  twaalf  of  zestien  oneen  in  het  werk  Hellen. 
Dit  moet  men  ,  naar  maate  van  de  omftandig- 
heden  ,  na  twee  of  drie  uuren  her  haaien.  In 
zeer  zwaar  e  gevallen  moet  men  liever  de  krop- 
ader  (vena jugularls)  openen,  en  eenige  bloe- 
derige koppen  in  den  nek  zetten. 

3.)  Een  klijfteer  zetten  uit  warmwater  met 
een  of  twee  lepels  keukenzout ;  en  dit  alle  twee 
uuren  herhaal  en. 

4  )  Komt  de  lijder  eenigzins  bij ,  en  kan  hij 
flikken,  dan  laat  men  hem  veel  koud  water,  waar- 
in falpeter  (nitnrm)  gefmol.ten  is,  drinken,  en, 
zoodra  de  pols  wat  kleiner  ,  de  ademhaaling 
gemakkelijker  geworden  is  ,  en  de  lijder  nog 
meer  prefent  wordt ,  laat  men  hein  of  den  drank 
N°.  10.  of  een  half  tot  een  heel  loot  room  van. 
wijnfteen  neemen  ,  en  zich  zeer  ftil  houden. 

5.)  Alle  verhittende,  geestrijke,  zaaken  > 
welke  men  op.  eene  gantsch  verkeerde  wijze. , 
hetzij  om  in  te  neemen,  hetzij  om  aan  te  rui- 
ken ,   aanprijst,    zijn    allerfchadelijkst.      Men 

moet 


TAN'     DE      BEROERTE.  &9 

moet  over  het  algemeen  den  lijder  zoo  weinig 
mogelijk  óewcegcn  ,  of  prikkelen  ;  al  't  geen 
eene  gisting  in  het  bloed  veroorzaakt  ,  maakc 
de  Beroerte  zwaarder,  en  ongeneesiijker. 

6.)  Als  men  onder  de  knie,  en  tusfehen  d© 
elleboogen  en  hand  ,  een  band  tamelijk  vast 
aanlegt,  belet  men,  dat  het  bloed  fchielijk  van, 
de  leden  kunne  opklimmen  ,  en  dus  komt  'er 
minder  naar  het  hoofd. 

In  de  flijmerige  Beroerte  is  de  aderlaating  zel- 
den noodig  ,  alleenlijk  dan  ,  wanneer  de  pols 
vol  en  fterk  is.  Men  gaat  daarbij  op  de  vol-, 
gende  wijze  te  werk. 

i.)  Ten  opzichte  van  de  ligging  moet  men 
Jietzelfde  in  acht  neemen,  als  bij  de  voorgaan-» 
de  foort.- 

2.)  Men  zet  terftond  een  klijfteer  met  eeqs 
zoo  veel  zout ,  en,  als  dit  niet  werkt,  dan  kan 
men  zenebladeren,  of  één  tot  rvee  greh  braak* 
verwekkende  wijnfteen  (tartarus  cmeticus)  daar 
bij  voegen. 

3.)  Men  moet  terflond  aan  de  kuiten  fpaan* 
fche - vliegpleifters  leggen,  en,  in  dringenden 
nood,  ook  in  den  nek. 

4.)  Men  zuivert  den  buik  met  het  middel 
N°.  4.  of  6.  en  herhaalt  dit  den  derden  dag. 
In  zeer  phlegmatieke  lijders  is  dikwijls  het  braak- 
middel Nc,  3,  van  goeden  dienst.- 

F  5  50  Een 


(JO  TAN      DE      BEROEXT!. 

5.)  Een  aftrekfel  van  melisfen  ,  kamillen» 
of  vJier  -  bloemen  geeft  men  tot  een'  drank. 
Dikwijls  redt  zich  de  natuur  door  zweet  ,  dit 
moet  men  bevorderen,  doch  flechts  door  zagte 
middelen.  Twaalf  of  zestien  Hoffmans  drop- 
pels ( Hquor  anodynus  mineralis  Hoffmanni)  kun- 
nen van  nut  zijn.  Doch  alle  andere  heete  mid- 
delen ,  veelal  op  het  land  gebruikelijk  ,  zijn 
nadeelig. 

Niet  zelden  gebeurt  het  \  dat ,  na  eene  beroer- 
te, eene  verlamming  van  het  een  of  ander  deel 
overblijft.  Men  moet  zich  wachten,  in  dit  geval 
verhittende  middelen  te  geeven  ,  men  zoude 
daardoor  op  nieuw  eene  gevaarlijke  beroerte 
verwekken.  Zagte,  van  tijd  tot  tijd  herhaalde, 
buikzuiverende  middelen  ,  als  het  zout  van 
Glauber,  de  room  van  wijnfteen,  de  merg  van 
tamarinden ,  en  eene  zeer  maatige  dieet ,  be- 
nevens fp ijzen,  die  niet  zeer  voeden,  neemen 
deeze  verlammingen  fomtijds  weg.  Heeft  dit 
geen  plaats ,  dan  kan  men  aan  den  arm  een  fon- 
tenel,  of  een  feton  in  den  nek  zetten. 

Dikwijls  krijgen  zij  ,  die  eens  eene  beroerte 
gehad  hebben  ,  dezelve  wederom  ,  de  laatfte 
aanvallen  zijn  altijd  zwaarder  ,  dan  de  eerfle. 
Men  komt  deeze  best  daarmede  voor  ,  dat 
men  in  de  eerfle  foort,  uit  volbloedigheid  ont- 
ftaanden,  zoodra  men  merkt,  dat 'er  meer  aan- 
drang 


VAN      DE      BEROERTE.  O1 

drang  van  bloed  naar  het  hoofd  komt ,  eeno 
aderlaating  verricht,  doch  in  de  flijmerige  be* 
roerte,  door  fontanellen  en  een  feton,  de  vog- 
ten  tracht  af  te  leiden.  Doch  het  meefte  moet 
de  lijder  zelve  doen  door  eene  zeer  magere  en 
maatige  dieet  ,  en  onthouding  van  alles  ,  dat 
het  bloed  in  gisting  of  in  fterke  beweeging 
brengen  kan. 

Hij  moet  daarom  vermijden  fterke  bewee- 
gingen en  werk,  veel  waaken,  al  te  warme  ver- 
trekken ,  zonnehitte  ,  toorn  ,  alle  geweldige 
gemoedsaandoeningen ,  geen  wijn,  brandewijn, 
ofandere  verhittende  dranken  gebruiken ,  vroeg- 
tijdig naar  bed  gaan,  vroeg  opftaan,  ook  niet 
te  lang  flaapen.  Hij  moet  weinig  voedende 
fpijzen  ,  en  's  avonds  niets  eeten ,  of  ten  min- 
flen  niets ,  dan  't  geen  zeer  gemakkelijk  te  ver- 
teeren is;  van  tijd  tot  tijd,  vooral  zoodra  hij 
denkt ,  dat  'er  kwaade  ftoffen  in  de  maag  zijn , 
een  verkoelend  buikzuiverend  middel  uit  het 
zout  van  Glauber,  of  den  room  van  wijnfteen 
neemen.  In  twijfelachtige  gevallen  moet  een 
Geneesheer  geroepen  worden. 

Van  de  Bloed/lort mgen. 

Van  eene  al  té  fterke  ontlasting  der  ftonden 
wordt  in  de  Verhandeling  over  de  ziekten  der 

vrou- 


f)2        VAN      DE      BLO  EB  STORTING  EN. 

vrouwen  gefprooken,  Doch  nu  moet  kortelijk 
van  alle  de  andere  bloedftortingen,  die  't  meesc 
voorkomen ,  gehandeld  worden. 

Van  de  Neusbloeding. 

Het  oogmerk  is  niet,  alhier  te  fpreeken  van 
die  Neusbloeding,  welke  in  ontfleekings-ziekten 
dikwijls  voorkomt  ,  en  eene  goede  fcheiding 
ni&akt ,  die  daarom  ook  niet  moet  worden  ge» 
fluit  ;  dan  alleen  in  gevalle  dezelve  al  te 
flerk  was  ,  en  voor  het  leven  van  den  lijder 
deed  vreezen.  Men  zie  de  Verhandeling  over 
de  heete  Koorts, 

Bij  gezonde  menfchen  heeft  de  Neusbloeding 
altijd  tot  oorzaak  eene  overtolligheid  van  bloed. 
Ook  in  dit  geval  moet  men  dezelve  niet  fluiten. 
De  tekenen,  waaruit  men  bepaalen  kan,  of  men 
de  Neusbloeding  zal  fluiten  of  niet  ,  zijn  de 
volgende. 

Zoo  lang  de  pols  nog  tamelijk  vol  is ,  de  warmte 
des  lighaams  overal,  zelfs  in  de  uiterfte  leden, 
gelijk  blijft,  het  aangezicht  en  de  lippen  haare 
natuurlijke  roodheid  hebben  ,  dan  heeft  men 
niets  te  vreezen ,  offchoon  ook  veel  bloed  zij 
verlooren  gegaan. 

Doch  als  de  pols  begint  ,  als  ware  het,  te 
beeven  3   het   aangezicht  en   de  lippen  bleek 

wor.- 


VAN      ï>£      NEUSBLOEDING.  0j 

worden,  de  lijder  over  kleinheid  aan  her  hart, 
over  misfelijkheid  klaagt,  flauw  wordt ,  ftuipen 
krijgt ,  dan  moet  men  terftond  de  bloeding  fluiten. 

De  middelen  daar  toe  zijn  de  volgende. 

i.)  Men  legt  aan  de  armen  onder  de  ellebo- 
gen ,  en  aan  de  beenen  onder  de  knie  ,  banden , 
en  haalt  dezelven  vast  toe,  om  het  bloed  in  de 
leeden  te  houden.  Als  het  bloeden  ophoudt, 
maakt  men  deezen  los,  doch  niet  alle  te  gelijk, 
maar  langzaamerhand  den  een  na  den  anderen. 

2.)  Men  laat  de  beenen  tot  aan  de  kniën, 
ter  bereiking  van  hetzelve  oogmerk  ,  in  lauw 
water  houden ,  doch  dit  moet  noch  te  heet  noch 
te  koud  zijn. 

3. )  AUq  quartier  uurs  laat  men  zes  tot  acht 
greinen  falpeter  en  een  lepel  vol  wijn  azijn,  in 
een  half  glas  water  gebruiken  ;  doch  zoo  'er 
eene  ontbinding  of  rotachtige^cherpte  van  hec 
bloed  te  vermoeden  is ,  dan  geeft  men  den  geest 
van  koperrood  (Spiritus  vitrioli ) ,  alle  half  uur 
tot  twaalf  of  twintig  droppels  in  een  theekopje 
gerflenwater. 

4.)  Men  ontbindt  een  drachme  wicte  vitriool 
in  twee  lepels  water,  doopt  daarin  een  wiek 
van  p lulde],  of  een  langwerpig  flukje  fpons, 
fteekt  dit  in  den  neus  ,  in  den  beginnen  niet 
diep,  doch  daarna  zoo  hoog,  als  met  een  pea 
mogelijk  is.    Heeft  men  dit  middel  niet  bij  de 

hand  , 


£4  VAK      DÈ      NEUSBLOEDING?. 

hand,  dan  kan  men  brandewijn,  met  een  derde 
deel  azijn  vermengd ,  neemen.  Men  kan  zich 
ook  van  het  poeder  van  de  fwam  (agaricus  pedis 
equini  facie )  ,  of  het  poeder  van  de  bovist  be- 
dienen, en  dezelve  op  een  wiek  van  plukfel  zoo 
hoog  mogelijk  in  den  neus  fteeken. 

5. )  Als  de  bloedftorting  gefluit  is ,  laat  men 
den  lijder  ftil ,  in  een  eenzaam  vertrek  ,  met 
het  hoofd  hoog  leggen,  en  men  verwijderd  van 
hem  zoo  veel  mogelijk  alle  geraas  en  licht.  De 
wieken  moet  men  niet  uit  den  neus  haaien,  of 
de  ftukken  geronnen  bloed,  welke  zich  verga* 
derd  heeft ,  losmaaken  >  dewijl  dan  de  bloed- 
ftorting zich  wederom  openbaart. 

Hij,  die  veel  bloed  verlooren  heeft  ,  moet 
flechts  weinige,  zagte,  verkoelende  ,  en  niet 
zeer  voedende  ,  fpijzen  gebruiken ,  doch  veel 
drinken ,  en  da^wel  koud.  Het  geritenwater 
N°.  1.  of  een  zeer  dunne  hoenerfoep ,  geeven 
in  de  eerde  dagen  genoegzaam  voedfel. 

6. )  Aderlaatingen  zijn  meer  nadeelig  ,  dan 
wel  voordeelig.  Opiaaten  komen  zelden  te  pas, 
en  alleenlijk  in  zulke  gevallen ,  als  de  bloedftor- 
ting zeker  uit  een  zwaare  kramp  voortkomt* 
Heete  middelen  zijn  altijd  fchadelijk. 

7.)  Koude  omflagen  van  wijnazijn  en  water ,  voor 
het  voorhoofd ,  kunnen  beproefd  Worden ;  in  den 
nek  hebben  zij  dikwijls  groot  nadeel  aangebragt. 

8  ;  Lie- 


YAN      DE      Nït/SBLO  EDI  N  C,  95 

8.)  Lieden,  die  aan  zwaare  bloedflortingen, 
Van  welken  aart  die  ook  zijn  mogen ,  onderhe- 
vig zijn  ,  moeten  eene  zeer  maatige  Jevensrege- 
ling  en  dieet  in  acht  neemen,  weinig  voedende 
fpijzen  gebruiken,  alle  fpecerijen,  heete  dran- 
ken, fterke  beweegingen,  geweldige  gemoeds- 
aandoeningen zorgvuldig  vermijden  ;    van  tijd 
tot  tijd  eene  aderlaating  laaten  in  het  werk  ftel- 
ien/zagte  verkoelende  buikzuiverende  midde- 
len ,  vooral  den  room  van  wijnileen  of  het  zout 
van  Glauber ,  en  ,  zoodra  zij  de  minde  gisting 
in  het  bloed  befpeuren ,   's  avonds  eene  gifte 
falpeter  in  een  glas  koud  water  gebruiken.     De 
voeten  moeten  warm  ,   het  hoofd  koel  gehou- 
den worden* 

Fan  de  Bloed/poe  ging. 

Wanneer  met  een  meer  of  minder  fterken 
hoest  ,  rood  ,  vloeibaar  ,  bloed  uitgeworpen 
wordt ,  dan  noemt  men  dit  eene  bloedfpoeging 
(hamoptyfis ).  Het  bloed  komt  uit  de  Longen* 
De  oorzaaken  zijn  veelvuldig,  i.  Alle  fterke 
beweegingen  van  het  lighaam  ,  fchielijke  ver- 
hitting en  verkoeling  ,  geweldige  fchrik  en 
toorn,  al  te  warme  baden,  en  uitwendig  ge- 
weld 2.  Volbloedigheid  en  belette  gewoone" 
ontiastingen  van   bloed  ,    als  neusbloedingen  , 

aam- 


96        Van    dê    bloedspoeginö 

aambijen,  de  ftonden.  3.  Bijzondere  zwakheid 
of  ongemakken  in  de  Longen,  teering,  fcherp- 
te  in  het  bloed.  Deeze  laatfte  foort  is  de  ge- 
vaarlijkfte  en  zelden  te  geneezen. 

1.)  Behalven  de  algemeene  middelen ,  inde 
Verhandelingover  de  Neusbloeding  N°.  1.  2.  en 
5.  reeds  opgegeeven  i  welke  in  deeze  ziekte 
ook  te  pa's  komen,  heeft  men  nog  het  volgen- 
de aantemerken.  • 

2.)  Is  de  bloedfpoeging  ontdaan  door  uit- 
wendig geweld,  een  flag,  floot,  of  val,  en  is 
dezelve  geweldig,  dan  moet  men  terflond,  en 
fomtijds  herhaalde  reizen,  eene  aderlaating  in 
het  werk  Hellen,  dikwijls  zelfs  tot  dat  de  lijder 
flauw  wordt. 

%.)  Dit  zelfde  heeft  plaats,  als  bloedfpoe- 
ging  ontftaat  van  volbloedigheid,  verhitting* 
of  flerke  beweeging,  voornamelijk  door  zingen 
of  danzen» 

4.  )  De  lijder  moet  niet  fpreeken  ,  en  alle 
beweeging  vermijden. 

5.)  Is  het  toeval  ontdaan  door  opgeftopte 
aambijen  ,  of  Honden  ,  dan  moet  men  deeze 
ontlastingen  t  doch  zonder  verhittende  of  af- 
drijvende middelen  ,  zoeken  te  voorfchijn  te 
brengen.  In  het  eerfle  geval  is  het  dikwijls 
zeer  nuttig,  bloedzuigers  aan  den  aars  te  plaatfen ; 
in  het  tweede  geval  moet  men  lauwe  \Toetbaden 


VAN      DE       BLOEDS*OEGING.  9? 

gebruiken ,  en  de  waasfem  van  lauw  water , 
waarin  weckmaakende  kruiden  gekookt  zijn  , 
tegen  de  teeldeelen  laaten  komen  ,  indien  de 
omftandigheden  ZLilks  toelaaten. 

6.)  Men  gecfc  teftens  verkoelende  middelen  j 
als  N°.  10.  off;*  Alle  fpijzen  en  dranken  moeten 
luchtig,  weinig,  niet  warm,  noch  ook  al  te 
koud  zijn.  Is  het  lighaam  verftopt,  dan  zet  men 
lauwe  klijfteeren. 

7.)  Vermindert  de  bloedfpoeging  dan,  zoo 
gaat  men  voort  met  deeze  middelen,  laat  daar- 
bij naarftig  ilijmerige  dranken  gebruiken,  wei-* 
nig  eeten,  en  zich  in  het  algemeen  zoo  gedraa- 
gen,  als  inde  Verhandeling  over  de  neusbloe- 
ding N°.  5.  gezeg.i  is. 

8.)  Het  gebruik  van  famentrekkende  midde-- 
len  is  dikwijls  zeer  fchadeiijk ,  intusfchen  moet: 
men  echter  fomtijds,  als  de  bloedfpoeging  naar 
de  voorfchreeven  middelen  niet  wil  luifieren,  en- 
ophouden,  daar  toe  overgaan,  doch  altijd  mee 
die  omzichtigheid  ,  dat  men  dezelven  niet  te 
fchiclijk  ,  of  te  fterk  geeve  ,  maar  altijd  met 
zagte  beginne,  en  langzaamerhand  tot  fterkere 
overgaa.  De  beste  famentrekkende  middelen 
zijn  N°.  29.  en  30.  ,  die  echter  voorzichtig 
moeten  toegediend  worden. 

9.)  Wanneer  men  te  gelijk  bemerkt  eene 
(lerkekicteling  in  de  keel  en  hoest  >  waardoor  de 

G  bloed* 


p8  VAN     DE     'BL02DSP0EGING. 

bloedfpoeging  vermeerdert  of  ten  minden  aan- 
houdt, dan  moet  men  bij  de  voorige  middelen, 
verzagtende ,  voegen,  gelijk  N°.  24. 

10.)  Doch  zoodra  het  bloedfpoegen  ophoudt, 
moet  men  noch  met  dèeze  ,  noch  met  de  fa- 
mentrekkende  middelen ,  voortgaan ;  maar  door 
rust  en  zagte  voedende  fpijzen  ,  uit  melk  , 
gerst,  of  rijst,  de  krachten  zoeken  te  herftel- 
Ien.  Wei,  met  room  van  wijnfleen  gemaakt,  de 
thee  N°.  17.,  de  drank  N°.  i<5.  of  32.  kun- 
nen met  vrucht  gebruikt  worden,  om  de  ge- 
neezing verder  te  bevorderen. 

11.)  Dikwijls  geeft  de  zieke,  die  te  vooren 
eene  bloedfpoeging  gehad  heeft  ,  nog  eenige 
reizen  geronnen  bloed  op  ,  met  flijm ,  dit  is 
niet  kwaad,  en  moet  niet  belet  worden,  maar 
men  moet  veeleer  ,  als  de  krachten  te  zwak  zijn  y 
door  zagte ,  de  fluimlooziMg  bevorderende  > 
middelen,  de  natuur  behulpzaam  zijn. 

12.)  Doch  als  deeze  ontlasting  te  flerk  moge 
zijn  ,  en  eindelijk  etterachtig  morden,  als  de 
lijder  daarbij  zijne  krachten  verloor ,  en  door 
eene  aanhoudende  koorts  uitteerde,  dan  heeft 
men  met  reden  te  vreezen,  dat  'er  eene  veret- 
tering  in  de  long  is.  Men  moet  daarom  in 
tijds  zulks  trachten  voor  te  komen ,  opdat  niet 
eene  waare  longe- teering  ontftaa,  waaromtrent 
J&en  een  Geneesheer  moet  raadpleegen. 

Hoe 


VAN      DE      BLOEDSPOECING.  99 

Hoe  men  zich  te  gedraagen  hebbe  na  de  ge- 
fceezing  kan  men  leereft  uit  de  Verhandeling 
tan  de  Neusbloeding ,  N°.  8. 

Van  de  Bloedbraaking. 

De  Bloedbraaking  (  vomitus  cruentus  )  wordt 
onderfcheiden  van  de  Bloedfpoeging  daar  door, 
dat  in  de  eerfte  geen  hoest  voorafgaat ,  en  het 
bloed  niet  zoo  rood  en  fchuimend  is ,  als  in  de 
laatfte.  De  lijders  ondervinden  veel  meer  dik- 
wijls lang  voor  dat  de  ziekte  zich  openbaart  ,■ 
eene  drukking,  Walging,  zwaarte'in  de  maag, 
trekking  en  fpanning  onder  de  valfche  ribben  y 
meeftendeels  aan  de  linker  zijde,  op  de  plaats 
der  milt,  eindelijk  worden  zij  misfelijk,  en  zij 
braaken  zwart,  geronnen ,'  bloed. 

Nadat  dit  gcfchied  is,  voelen  zij  verligtingy 
de  benauwtheid  en  fpanning  verminderen;  en, 
als  de  bloedbraaking  niet  a!  te  geweldig  geweest 
is,  verliezen  zij  hunne  krachten  niet  zoo  aan- 
merkelijk. 

Dit  ongemak  ontftaat  uit  eene  ophooping  van 
bloed,  in  de  maag,  milt  of  lever,  in  het  laatfte 
geval  raakt  de  lijder  dikwijls  meer  bloed  door 
den  afgang  kwijt  ,  dan  door  braakingen.  De" 
oorzaaken  zijn  doorgaans  belette  ontlasting  door 
aambeijen  of  de  Honden. 

G  2  De 


100         *AN      DE      BLOEDIRAAKlNO. 


'•     ,,r      c   De  geneeswijze  is  de  volgende 

h)  fs  de  pols  vol  en  hard,  dan  moet,  naar 
maate  van  de  omftandigheden  ,  eene  of  meer 
aderlaatingen  in  het  werk  gefield  worden. 

2.)  De  lijder  moet  zich  zeer  flil  houden. 

3.)  Men  zet  dikwijls  weekmaakende  klijftec* 
ren  >  en  tracht  door  zagte  ontbindende  ,  en 
fruikzuiverende ,  zuurachtige,  middelen,  als  N°. 
30,  of  door  wei  met  room  van  wijnfleen  bereid, 
het  bloed  door  den  afgang  te  ontlasten. 

4.)  Zijn  de  aambeijen  opgezet,  dan  laat  men 
den  lijder  over  den  waasfem  van  warm  water 
zitten ,  en  verfchaft  ontlasting  aan  het  b]oed 
door  infnijdingen  te  maaken  ,  of  bloedzuigers 
aan  te  zetten.  Hierdoor  wordt  het  ongemak 
dikwijls  op  eens  weggenomen. 

5. )  Eene  belette  ontlasting  der  flonden 
tracht  men  te  herftellen  door  lauwe  voetbaden, 
en  ftoovingen. 

6.)  Alleen  in  die  gevallen,  als  het  bloedia 
eene  ongemeen  groote  boeveelheid  ontlasi 
wierd,  en  de  braakingen  nergens  naarluiflerden, 
terwijl  de  krachten  van  den  lijder  oogenfchijne- 
lijk  verminderen,  kan  men  zagte  Hoppende  en 
famentrekkende  middelen  geeven,  als  No.  29. 
en  30.  In  andere  gevallen  doen  zij  altijd  na- 
deel. 

7.)  Men  kan  omflagen  van  koud  water  of 

azija, 


VAN      DE      BLOEDBRAAKING.         IOI 

azijn ,  ook  drooge  kopglazen ,  leggen  of  zetten  op 
de  plaats  van  de  maag ,  en  onder  de  korte  ribben. 

Na  de  geneezing  is  het  dikwijls  noodig  ver- 
sterkende middelen  te  gebruiken,  als  de  krach- 
ten al  te  zeer  afgenomen  zijn.  Het  middel  N°. 
32  alle  drie  uuren  tot  een  theekop  vol  geno- 
men, zagte  voedende  fp ijzen,  rust  en  eindelijk 
koude  baden,  zijn  hiertoe  zeer  gefchikt. 

Voor  het  overige,  en  om  te  beletten,  dat 
de  zieke  weder  inftorte,  moet  men  op  dit  alles 
nauwkeurig  acht  geeven ,  't  geen  bij  de  neus- 
bloeding ,  en  bloedfpoeging ,  ten  deezen  opzien* 
te,  gezegd  is. 

De  flechtfle,  en  bijna  altijd  doodelijke  ,  foort 
van  bloedbraaking  is  die  ,  welke  uit  fcherpe 
vogten,  uit  eene  aanvreeting  van  de  maag  en 
andere  ingewanden ,  bij  voorbeeld  in  een'  zeer 
fierken  graad  van  fcheurbuik,  ontflaat.  In  aller- 
ilechtfte  pokjes ,  of  andere  rottige  ziekten  , 
ook  ,  wanneer  vergiften  gebruikt  zijn  ,  is  die 
toeval  doodelijk. 

Wanneer  hec  vaneenig  uitwendig  geweld,  een 
flag,  floot,  of  val  ontflaat,  heeft  het  dikwijls 
zeer  kwaade  gevolgen ;  als  het  geweld  zeer  groot 
geweest  is,  of  de  ingewanden  zeer  week  zijn, 
ontflaat  zeer  ligt  eene  fcheuring ,  zoo  niet  van  het 
ingewand  zelve,  tenminften  vanderzelver  bloed- 
vaten, en  uieftorting  van  het  bloed  in  dehollig- 

G  3  heid 


I3£  TAN         DEN        LOOP. 

heid  van  den  buik,  welk  geval  doorgaans  den 
dood  veroorzaakt. 


Van  den  Loop 


De  Loop  (Diarrhoea)  is  bij  elk  een  bekend'. 
De  ziekte  beflaat  in  veelvuldige  ontlastingen, 
zonder  bijzondere  pijn  of  koorts.  Dezelve  is 
over  her  algemeen  meer  voordeelig  dan  nadee* 
lig  ,  dewijl  dus  dikwijls  bedorven  ,  kwaade  , 
ftoffen ,  die  federt  langen  tijd  verzameld  zijn , 
uit  het  lighaam,  tot  groot  voordeel  van  den 
lijder,  gebragt  worden. 

Men  heeft  hier  te  letten,  dat  men  niet  fpreekt 
van  den  loop,  die  bij  andere  ziekten,  dikwijls 
als  eene  heilzaame  fcheiding  zich  voegt,  of  ook 
fomtijds  van  zeer  kwaade  gevolgen  is;  ook  niet 
van  dien  langduurigen  en  hardnekkigen  loop  , 
welke  door  een  bijzonder  ongemak  in  het  lig- 
haam voortfpruit. 

Men  moet  zich  wachten,  floppende  en  verhit- 
tende middelen  te  geeven ;  vooral  die  heete ,  wel- 
ke bij  den  gemeenen  man  zoo  gepreezen  worden  % 
als  Theriakel,  verhittende  wateren,  famentrek- 
kende , aarde ,  als  bolus -en  foor t gelijke ,  verbieden. 
Men  weet ,  dat  de  loop  niet  nadeelig  is ,  als 
de  lijder  daardoor  niet  verzwakt  ,  maar  veel 
eer  frisfcher  en  luchtiger  wordt,  trek  tot  eeten 
krijgt,  en  geen  pijn  heeft. 

In 


VAN        BEN         L   O   O   ?.  103 

In  dit  geval,  is  het  niet  noodig,  geneesmid- 
delen te  geeven.  Men  moet  flechts  minder 
eeten,  zich  een'  tijd  lang  wachten  van  vleesch, 
eijeren,  en  verhittende  dranken,  meer  groen- 
tens  ,  en  gekookte  vruchten  gebruiken  ,  ook 
iets  meer,  dan  naar  gewoonte  drinken.  Van 
het  poeder  N<>.  7,  a.  kan 's  morgens  en  's  avonds 
een  drachme  gebruikt  worden. 

Is  de  loop  door  verkouwing  ontflaan  ,  dan 
kan  men  denzelven  dikwijls  daardoor  geneezen , 
dat  men  den  lijder  warmer  laat  houden,  dan  hij 
anders  gewoon  is,  en  een  afcrekfel  van  kamil- 
len of  vlierbloemen  geeft. 

Doch  zoo  de  loop  na  vijf  of  zes  dagen  nog 
aanhoudt,  de  lijder  merkelijk  verzwakt,  fnijden^- 
de  pijnen  in  den  buik  gevoelt,  en  de  ontlastin- 
gen vermeerderen  ,  dan  is  dezelve  nadeelig,  en 
men  moet  hem  trachten  te  fluiten. 

Men  laat,  in  zoo  een  geval  ,  den  lijder  de 
voorfchreeven  dieet  nauwkeurig  waarneemen, 
en,  zoo  hij  fterke  walgingen,  oprispingen,  een' 
kwaaden  fmaak,  en  zeer  onzuivere  tong  heefc, 
geeft  men  het  braakpoeder  N°.  2.  Doch 
zijn  deeze  toevallen  niet  tegenwoordig ,  dan 
laat  men  het  poeder  N°.  4.  gebruiken  ,  en  , 
geduurende  drie  uuren  achter  een  ,  alle  half 
uur,  een  theekop  vol  van  een  flap  vleesch- 
jiat,   of,  zoo  dit  niet  bij  de  hand  is,  een  zeer 

G  4  duiw 


194  VAN        DEJJ         J,   O  O   ?. 

dunne  havergort,   met  een  weinig  boter  daar 
in,  drinken. 

Komt  de  loop  ,  na  eenige  dagen  ,  weder  , 
dan  laat  men  wederom  met  N°,  4,  of  6.  pur- 
geeren  ,  en  daarna  twee  dagen  na  elkander  , 
's  morgens  nuchteren,een  half  drachme  rhabar-- 
ber  neemen. 

Als  de  loop  verzuimd  en  van  langen  duur  ge* 
worden  is  ,  dan  moet  de  lijder  eene  flrenge 
dieet  houden,  en  daarmede  langer  aanhouden. 
Indien  hij  zeer  afgemat ,  en  krachteloos  is,  dan 
heeft  men  zagte  verflerkende  middelen  tevens 
met  buikzuiverende  te  vereenigen.  Tot  die. 
oogmerk  kan  men  's  morgens  en;'s  avonds  een 
fcrupel  Rhabarber,  en  op  den  dag  driemaal  van 
het  mixtuur  N°.  9,  geeven. 

De  lijder  gebruikt  dan  alleen  maar  gerften- 
water  ,  broodwater,  boekwijte*  grutten  ,  ge* 
jcookte  verfche  boomvruchten,  of  foepen  van 
mager  kalfsvleesch,  of  hoenders,  met  rijst. 

Op  de  maag  legt  men  met  goed  gevolg  een 
pleifter  (Emplajlrum  Stomachicum) ,  of  een  ft  uk 
flanel  ,  gedoopt  in  een  afkookfel  van  wijn  en 
aromatieke  kruiden.  De  zalf  N°.  33.  kan  ook 
met  vrucht  op  de  maag  gefineerd  worden. 

Men  heeft  zich  vooral  te  wachten  voor  ver- 
koüwing  en  nattigheid  aan  de  voeten,  en  buik, 
want  daardoor  ftorc  dë  lijder  dikwijls  in  ,    of* 

fchooa 


VAN      DEN      ROODEN      LOOP.  105 

fchoon    de   loop    reeds  voorlang  was    opge* 
houden. 

Van  den  Rood  en  loopl 

Als  iemand  zeer  veele  afgangen  heeft  ,  ver- 
zeld  met  aanhoudende  fnijdingen  in  den  buik, 
walgingen  ,  zwakte  ,  en  de-  ontlastwordende 
floffe  bloedig  is,  dan  noemt  men  de  ziekte  den 
Rooden  loop.  Echter  wordt  niet  altijd  bloed 
ontlast:.  De  eerfte  afgangen  zijn  dun  en  geel- 
achtig ,  naderhand  worden  zij  flijmerig  en  bloe- 
dig, bruin,  groen,  zwart,  flinkende. 

Alle  foorten  van  Loop  kunnen,  als  zij  te  lang 
duuren  ,  of  kwalijk  behandeld  worden,  inden 
Rooden  loop  overgaan.  Doorgaans  heerscht 
dezelve  algemeen  ,  vooral*  in  den  zomer  en 
herfst.  Bedorven  voedfels  ,  onzuiver  ,  vuil 
water,  eene  vogtige  ,  flinkende,  en  tegelijk 
warme  lucht  ,  verkouwinge  na  voorafgegaane 
flerke  verhittingen,  zijn  de  hoofdoorzaaken, 
welke  denzelven  voortbrengen*  Daarom  be- 
fpeurt  men  denzelven  voornamelijk  op  het  ein- 
de van  den  zomer,  als  op  heete  dagen  koude 
nachten  volgen. 

Dewijl  de  Roode  Loop  befmettelijk  is  ,  en  , 
kwaadaartig  wordende  ,  dikwijls  in  korten  tijd 
vgeje.  menfchen  wegrukt ,   moet  een  Heelmee- 

G  5  lier, 


105    VAN   DEN   ROODEN   LOO?. 

fter  ,  zoodra  hij  bemerkt ,   dat  in  zijn  diftrict 
veele  lieden  daarmede  overvallen  worden ,  ter- 
flond  daarop  acht  geeven ,  dat  de  zieken ,  zoo 
veel  mogelijk  ,  van  de  gezonden  afgehouden  , 
en  hun  de  noodige   hulp  toegediend  worden  ; 
vooral  moet  hij  elkeen  waarfchuuwen  voor  de 
fchadelijke  gewoonte  ,    om    theriakel  ,   wijn  , 
brandewijn ,  en  andere  verhittende  en  floppen- 
de middelen,   te  gebruiken;  in  tegendeel  aan- 
beveelen  ,  zeer  zindelijk  te  zijn  ,    eene  goede 
levensregeling  te  houden ,    en  een  omftandig 
bericht  aan  den    naaflen    Geneesheer  van  de 
ziekte    geeven  ,    opdat  hij  hem  met  raad  en 
daad  zoude  kunnen  onderfteunen.     Den  gezon- 
den moet  hij  allen  omgang  met  de  zieken ,  ten 
mdrukkelijkfle ,  verbieden ;  zij  moeten  vooral 
niet  op  een  en  het  zelfde  bed  flaapen,  elkanders 
Jdeederen   draagen  ,  noch  zich  van  denzelfden 
nachtftoel  bedienen.     Zij ,  die  nog  gezond  zijn , 
moeten  ook   eene  nauwkeurige  dieet  houden  , 
weinig  vleesch,  meer  groenten,  vooral  goede, 
rijpe,  gekookte,   boomvruchten,  eeten  ,    alle 
verhittende  dranken  vermijden ,  zich  voor  eene 
ongeregelde  levenswijze ,  voor  fterke  verhit- 
ting en  fchielijke  koude,  vooral  van  de  voeten 
en  den  buik  wachten :  ook  is  het  goed ,  als  zij 
jneermaalen  ,   bij  voorbeeld,    alle  acht  dagen, 
een-  zagt  buikzuiverend  middel ,   beftaande  uit 


VAN      DEN      ROODEN      LOOP.  107 

gelijke  deelen  rhabarber  en  zout  van  Glauber, 
neemen,  des  morgens  niet  nuchteren  uitgaan, 
niet  te  dun  gekleed  zijn,  en  zich  vooral  's  mor- 
gens en  's  avonds  naar  behooren  warm  houden. 

Bij  de  geneezing  deezer  ziekte  heeft  men 
vooral  daarop  te  Jetten. 

1.)  Dat  men  alles  uit  den  weg  ruime  ,  dat 
de  ziekte  kan  onderhouden  of  verflimmeren  , 
en  de  befmetting  verbreiden.  Hiertoe  behoort 
het  afzonderen  der  zieken  van  de  gezonden  , 
het  zuiverhouden,  luchten,  en  berooken,  der 
vertrekken;  het  voorfchrijven  van  eene  goede 
levensregeling  voor  de  zieken  ,  het  verbieden 
van  alle  verhittende  en  floppende  dranken  en 
geneesmiddelen.  De  nachtftoelen  of  potten  f 
waarin  de  lijders  zich  ontlasten  ,  moeten  alle 
dagen  twee  maaien  gezuiverd  ,  en  de  ontlaste 
ftoffe  in  diepe,  afgelegen,  putten,  uitgeftort, 
en  terftond  met  zand  en  aarde  bedekt  worden. 

2.)  Dewijl  eene  fcherpgeworden  Gal  ,  en 
foortgelijke  onzuiverheden  ,  in  maag  en  dar- 
men de  voornaamfte  oorzaaken  zijn  ,  waaruit 
de  Roode  Loop  ontftaat ,  moet  men  vooreerst 
en  vooral  dezelve  ontlasten,  Aan  dit  oogmerk 
beantwoordt  men  't  best ,  als  men  den  lijder  % 
wanneer  men  terftond  bij  hem  geroepen  wordt % 
en  bij  hem  geene  omftandigheden  aantreft,  wel- 
ke het  gebruik  van  een  braakmiddel  verbieden , 


ÏOS    VAN   DEN   ROODEN  LOOT. 

en  die  in  de  Inleiding  voorgefleld  zijn ,  's  mor» 
gens  vroeg  het  middel  N°.  2.  laat  gebruiken» 
Zoodra  hij  eens  of  tweemaal  gebraakt  heeft  , 
geeft  men  hem  lauw  water  met  honig,  en  her- 
haalt dit,  zoo  lang  als  hij  braakt. 

Als  het  braaken  twee  uuren  opgehouden 
heeft,  en  de  lijder  in  rust  is,  dan  kan  hem  bier 
en  brood,  waarin  wat  comijn  gekookt  is,  en 
tegen  den  nacht  van  het  drankje  N°.  24.  eenige 
reizen ,  of  de  pillen  N°.  34.  laaten  gebruiken. 
Den  volgenden  morgen  geeft  men  wederom 
het  middel  N°.  2.  en  des  avonds  eens  van  N°. 
24.  of  34.  Tusfchen  beide  moet  hij  naarftig  den 
een  of  anderen  flijmerigen  drank  gebruiken,  waar- 
toe het  gerflenwater  N*\  1.,  of  een  afkookfel 
van  de  havergort,  boekwijt,  of  rijst  genomen 
kan  worden.  Den  derden  dag  neemt  de  lijder 
van  het  Poeder  No.  7.  a.  of  van  het  middel 
N°.  10. 

Zijn  'er  omftandigheden  tegenwoordig,  welke 
het  gebruik  van  een  braakmiddel  verbieden  , 
bij  voorbeeld,  als  de  lijders  een  breuk  hebben, 
door  de  teering  aangetast,  of  tot-bloedftortin- 
gen  geneigd  zijn  ,  of  zijn  het  zwangere  vrou- 
wen, die  men  te  behandelen  heeft,  dan  moet 
men  het  middel  No.  5.  of  naar  gefleldheid  der 
omftandigheden  Nü.  (5.  laaten  gebruiken  ,  en 
'5  avonds  een  rustverwekkend  middel ,    gelijk 

te 


VAN      DEN      ROÖDEN      LOOF.  100 

te  vooren  gezegd  is;  en  deeze  handelwijze  her- 
haalt men  ,  ais  het  noodig  is  ,  den  volgende» 
dag. 

3.^  Zoo  de  pijnen  en  fnijdingen  in  den  buik 
te  geweldig  zijn,  dan  kan  men  allerhande  week- 
maakende  pappen  ,  bij  voorbeeld ,  lijnzaad  , 
boekwijte  -  grutten ,  en  foortgekjke  ,  in  melk  ge. 
kookt,  op  den  buik  leggen,  klijffceeren  uit  lijn- 
zaad, versch  uitgepcrfte  lijnolie  en  melk,  zet- 
ten ,  en  naarftig  een  aftrekfel  uit  kamillen ,  me- 
lisfen  ,  en  lijnzaad  laaten  drinken.  Den  buik 
met  de  zalf  N°.  33.  te  fmeeren  ,  is  niet  od- 
dienflig. 

4. )  Zijn  de  pijnen  en  andere  zwaare  toeval- 
len bedaard,  dan  laat  men  de  volgende  dagen 
drie  of  viermaal  des  daags  een  theelepel  vol 
van  het  middel  N°.  7.a. ,  of  een  fpijslepel  vol 
van  N°.  10.  geeven  ,  en  als  de  afgangen  min- 
der worden,  met  minder  bloed  vermengd  zijn, 
niet  zoo  (linken ,  kan  men  van  den  verflerken- 
den  drank  N°.  9.  of  het  middel  N*.  32.  dagelijks 
eenige  reizen,  naar  het  voorfchrifc,  geeven. 

5.)  De  beste  fp ijzen,  geduurende deeze  ziek- 
te ,  zijn  rijst,  gepaerelde  gerst,  gerste,  ha- 
ver, en  boekwijte -grutten,  in  water  en  meJk 
gekookt',    alsook  gekookte  boomvruchten. 

Visch  en  vleesch  moeten  niet  gebruikt  wor- 
den j  echter  kan  men  ,  als  ^e  zieke  zich  een 

wei- 


£10     VAN   DEN   R00DEN   LOOP, 

weinig  begint  te  herhaalen  ,  dunne  foepen  vaii 
kalfsvleesch  of  hoenders,  met  gerst,  rijst ,  pie- 
terfelie,  felderij ,  wortelen,  kervel,  en  foort* 
gelijke,  toeftaan. 

De  lijders  moeten  zich  echter  zeer  in  acht 
neemen,  ten  opzichte  van  de  dieet,  zich  voor 
verkouding,  verhittende  dranken,  en  alle  on- 
geregeldheden wachten,  dewijl  zij  zeer  gemak- 
kelijk wederom  kunnen  inftorten. 

6.)  Zelden  is  eene  aderlaating  noodig.  Doch 
zoo  de  lijder  zeer  volbloedig  ,  de  pols  vol  en 
hard  is,  en  men  meer  tekenen  van  eene  ont- 
fteeking  ontdekt  ,  moet  men  fomtijds  tien  of 
twaalf  oneen  bloeds  uit  den  arm  tappen. 

j.)  Doch,  heeft  dit  geen  plaats,  maar  be- 
fpeurt  men  veeleer,  dat  eene  te  groote  kwaad- 
aartigheid  ,  of  geduurzaamheid  der  ziekte  den 
lijder  al  te  krachteloos  gemaakt  heeft  ,  als  de 
pols  klein  ,  beevend  ,  het  gezicht  bleek  is,  de 
lijder  bij  elke' ontlasting  flauw  .wordt,  dan  mag 
men  geene  aderlaating  verrichten  ,  of  geënt 
fterke  ontlastende  middelen  geeven ,  maar  moet 
terftond  van  den  drank  N°.  24.  alle  half  of  quar- 
tier  uurs  een  fpijslepel  vol  geeven, en  als  daar- 
na de  toevallen"  een  weinig  verminderd  zijn, 
bij  beurten  alle  uur  van  het  middel  IS0.  32.  en 
het  zagt  buikzuiverend  drankje  N°.  10.  een  tot 
twee  fpijslepek  vol,    en  daar  tusfehen,   een  , 

twee* 


VAtf      BEN      ROODEN      LOOP.  Hf 

twee,  drie,  of  vier  maaien  van  den  drank  N\ 
24.  een  lepel  vol  laaten  gebruiken. 

8.)  Somtijds  wordt  de  endeldarm  ontveld 
door  de  fcherpte  der  drekftoffen  ,  de  zieke 
lijdt  daardoor  geweldig  ,  heeft  allerpijnelijkfïe 
persfingen  tot  afgang ,  en  echter  ontlast  hij 
niets.  In  dit  geval  zet  men  een  klijfteer  uit 
kamillen  en  lijnzaad  in  melk  gekookt  ,  en 
vermengd  met  eenige  lepels  versch  uitgeperst 
lijnzaadölie  ,  tweemaal  's  daags  ,  en  des  noods 
kan  men  twaalf  of  zestien  droppelen  van  het 
laudanum  liquidum  daarbij  doen.  Als  de  endel- 
darm niet  zeer  ontveld  is  ,  doet  dikwijls  eetf 
zetpil  vin  hertenvet  goeden  dienst. 

Op  deeze  wijze  heeft  zich  in  het  algemeen 
een  Heelmeefter  te  gedraagen  als  de  Roode 
Loop  grasfeert.  Dan,  daar  de  toevallen  zeer 
verfchillende  zijn ,  en  dus  fomtijds  eene  geheel 
andere  behandeling  vereifchen,  moet  hij,  zoo- 
dra hij  zulks  befpeurt,  een. nauwkeurig  bericht 
opftellen  van  het  begin ,  den  voortgang,  en  de 
toevallen  der  ziekte ,  hetzelve  aan  een'  Ge- 
neesheer ter  hand  flellen ,  die  hem  dan  kan  aan 
de  hand  geeven ,  hoe  hij  zich  te  gedraagen, 
en  in  hoe  verre  hij  de  algemeene  geneeswijze 
te  veranderen ,  hebbe. 


fan 


112,  VAK      HET      BOORD* 

Van  het  Boord. 

Het  Boord  ( Cholera )  is  doorgaans  eene  al- 
gemeen heerfchende  ziekte ,  welke  op  het  ein* 
de  van  den  zomer  ,  en  in  het  begin  van  den 
herfst ,  dikwijls  op  den  zelfden  tijd  ,  of  kort 
daarna  zich  vertoont,  als  de  roode  loop  voor- 
bij is.  Deeze  ziekte  beftaat  in  veele  galachtige 
braakingen  ,  en  afgangen ,  waarbij  de  zieke 
zijne  krachten  zeer  fchielijk  verliest. 

Dezelve  kan  echter  op  alle  tijden  van  het 
jaar  ontftaan' uit  groote  misflagen  inde  dieet, 
overlading  van  de  maag  ,  dronkenfchap  ,  en 
daarop  gevolgde  verkouwing  ,  gelijk  ook  uit 
andere  foortgelijke  oorzaaken.  Onzuiver  ftin- 
kend  water,  versch  ongegist  bier ,  te  veel  ge* 
bruikt ,  vruchten ,  die  niet  zeer  rijp  zijn ,  bren* 
gen  dikwijls  dezelfde  ziekte  voort. 

Somtijds  is  zij  zoo  geweldig,  dat  zij  ook  de 
allerfterkfte  •  menfchen  volkomen  krachteloos 
maakt,  ja  zij  kan  in  vierentwintig  uuren  doo- 
delijk  zijn. 

De  lijder  heeft  grooten  dorst ,  en  benauwt* 
heid,  de  pols  is  ras,  klein  ,  dikwijls  ongelijk, 
het  aangezicht  betrokken,  en  doodkleurig,  de 
leden  zijn  koud,  en  over  het  geheele  lighaam 
befpeurt  men  een  koud  zweet;  aan  handen  en 
voeten  ontftaan  pijnen  eu  krampen,  kort  daar- 
in  \  °P 


va  n     het     boord.  113 

op  volgen  fluipachtige  beweegingen  ,  en  ein- 
delijk de  dood  ,  zoo  niet  fpoedig  en  zeker  hulp 
aangebragt  wordt, 

Men  moet  alle  braakverwekkende  f  en  flerke 
laxeermiddelen  vermijden  ,  dewijl  daardoor 
gemakkelijk  eene  ontfleeking  ontflaat  ;  maar 
veeleer  den  lijder  naarflig  laaten  gebruiken 
foepen  van  kalfsvleesch  ,  of  hoenders ,  dun- 
ne flijm  van  rijst  of  grutten,  broodfoepen  met 
zeer  weinig  goede  ouden  wijn  daarin  ;  ook  kan- 
men  van  deeze  foepen  klij.leeren  zetten,  op- 
dat, zoo  veel  moegelijk,  uit  de  maag  en  darmen 
alle  fcherpe  doffen  weg  gefpoeld  worden.  Is 
de  lijder  zeer  volbloedig,  en  zijn  de  pijnen  al- 
lergeweldigst  ,  dan  fielt  men  eene  aderlaating 
van  zes  of  acht  oneen  in  het  werk  ,  daarop  laac 
men  den  lijder  van  N°«  «o.  alle  half  uur  een  le- 
pel vol  neemen,  en  zich  warm  houden,  vooral 
moet  bij  naarflig  drinken; 

Als  de  pijnen  aanhoudend  zijn,  verzeld  door 
krampen,  fluipirekkingen,  en  eene  aanmerke- 
lijke verzwakking  9  dan  moet  men  alle  quaTtief 
of  half  uur  een  lepel  vol  van  N°.  24.  geeven, 
tot  dat  de  braakingen,  en  afgangen  ophouden,- 
of  ten  minden  zeer  verminderd  zijn.  Gebeurt 
dit,  dan  heeft  de  lijder  flechts  alle  twee  of  drie' 
Huren  een  lepel  vol  te  neemen,  tot  dat  het  ge- 
Jieele  mixtuur  gebruikt  is.      Doch  ^  offchoon 

H  dus 


tï4  VAN      1ÏET      BOORD. 

dus  de  braakingen  en  afgangen  volkomen  op' 
houden  >  moet  echter  de  lijder  4  nog  vier  da- 
gen lang,  's  morgens  en  's  avonds  altijd  twee 
lepels  vol  daarvan  inneemen. 

Stoovingen  van  warmen  Wijn  op  den  buik  ^ 
ook  aan  handen  en  voeten ,  en  het  fmeeren  van 
de  zalf  N°.  33.  op  het  kuiltje  van  het  hart,  zijn 
van  veel  nut. 

Tot  voedfel  is  niets  beter  ,  dan  een  dunne 
kalfsfoep  met  rijst ,  waarvan  niet  veel  op  eens  ? 
doch  dikwijls,    gebruikt  Wordt. 

Als  de  ziekte  geheel  over  is,  doch  de  lijder 
Jiog  zwak  blijft ,  kan  men  van  het  middel  N°. 
32.,  twee  of  drie  maaien  's  daags,  een  lepel  vo> 
katen  neemen,  ook  wel  een  glas  goeden  wijfi- 
foeftaan ,  als  de  lijder  dien  kan  krijgen. 

Heefc  de  zieke  reeds  eenige  uuren  geleegen  ? 
eer  men  geroepen  wordt ,  en  is  hij  zeer  afge- 
mat f  vooral,  zoo  hij  reeds  kramptrekkingen  in 
handen  en  voeten  heeft,  dan  moet  men,  zon- 
der uitftel,  zijn  toevlucht  neemei}  tot  het  mid- 
del N°.  24. ,  en  hetzelve  op  de  voorheen  be* 
fchreeven  wijze  gebruiken. 

Van  het  Braaken. 

Het  oogmerk  is  geenzins^  in  dit  Artijkef  te 
•jTpreeken  van  die  Braakingen  3  welke  waargeno- 
men 


▼  AN      MET      BRAAKEN,  lij 

men  worden  bij  andere  ziekten,  als  koortfen, 
de  loop,  ontfteekingen,  hoofdwonden,  en  an- 
dere meer  ,  maar  alleen  wordt  gehandeld  van 
die ,  welke  na  eene  flechte  dieet ,  en  overlaa- 
ding van  de  maag,  volgen. 

Het  zekerfle  middel  is  ,  veel  lauw  water  te 
drinken,  waardoor  het  braaken  gemakkelijker 
gemaakt  ,  en  de  maag  beter  gezuiverd  wordt. 

Blijft  'er  echter  eene  walging  over  ,  heeft  de 
lijder  een'  bitteren  fmaak  in  den  mond,  is  de 
tong  met  een  taaije  flijm  bedekt,  dan  laat  men 
een  zagt  braakmiddel  NJ.  2.  of  3.  neemen,  en 
vlijtig  daarop  lauw  water  drinken. 

Heeft  het  braakmiddel  zijne  werking  gedaan, 
en  houdt  het  braaken  op,  dan  laat  men  van  het 
middel  N0.  9.  alle  drie  uuren  een  fpijslepel  vol 
neemen,  waardoor  de  m'isfelijkheid  fpoedig  zal 
ophouden.  De  volgende  dagen  laat  men  driemaal 
'3  daags  daarvan  neemen. 

Als  door  een  braakmiddel  alle  de  kwaade  flqffen 
ïiog  niet  uit  de  maag  ontlast  zijn,  kan  men  den 
volgenden  dag  hetzelve  nog,  eens  laaten  gebrui- 
ken ,   op  de  voorfchreeven  wijze  voortgaan. 

Houden  de  braakingen  hierna  niet  op ,  en  is 
het  lijf  verftopt,  dan  laat  men  weekmaakende 
klijfteeren  zetten,  op  de  maag,  en  het  harten- 
putje de  zalf  N°.  33.  fmeeren  ,  en  dewijl  de 
leden  doorgaans  koud  zijn  ,  handen  en  voeten 

H  2  met 


lló  VAN      HET      IRAAKEN* 

met  warme  doeken  wrijven  9  of  met  warmen  wij$ 
baaden ,  en  men  tracht  dan  het  lighaam  in  eene 
zagte  uitwaasfeming  te  brengen. 

Is  de  lijder  zeer  rood  en  volbloedig,  d'an  fielt 
men  eene  aderlaating  in  het  werk,  doch  anders 
niet. 

Van  de  braakingen ,  welke  de  bovengenoem- 
de ziekten  verzeilen,  gelijk  ook  van  die  ,  wel- 
ke men  bij  zwangere  vrouwen  waarneemt , 
wordt  gefprooken ,  ter  plaatfe ,  alwaar  van  die 
ziekten  of  omflandigheid  gehandeld  wordt. 

Een  Heelmeefter  heeft  altijd  te  onderzoeken, 
als  iemand  met  braakingen  geplaagd  wordt ,  of 
hij  ook  eene  breuk  (Hernia^)  hebbe.  Heeft 
dit  plaats  ,  en  vooral  zoo  dezelve  geklemd  is  , 
dan  moet  hij  trachten  ,  door  weekmaakende 
pappen y  verwisfeld  met  ko-ude  en  prikkelende, 
dan  door  weekmaakende  ,  dan  door  prikkelende 
klijfteeren  ,  de  fpanning  weg  te  neemen  ,  de 
drekfloffen  ,  die  zich  in  de  uitgezakte  deelen 
bevinden,  weg  te  maaken,-  en  daarna,  volgens 
de  regelen  der  kuns:,  de  deelen  inbrengen;  en9 
200  dit  gelukt ,  houden  de  braakingen  van  zel- 
ve op. 

Van  de  Buikpijnen  of  Kolijken* 

Be  gemeene  man  noemt  doorgaans  alle  buik- 
pijnen een  Kolijkk     Men  verftaat  eigenlijk  al' 

feen 


\ 


VAN   Dfc    BUIKPIJNEN   OF   KOLIjKEN.        117 

leen  daardoor  die  pijnen ,    welke  de  maag  en 
darmen  aantasten. 

Zij  kunnen  zeer  veele  oorzaaken  hebben;  men 
fpreekt  hier  alleenlijk  van  die,  welke  op  het 
Land  het  meest  waargenomen  worden,  en  on- 
der den  gemeenen  man  heerfchen.  Deeze  ont- 
flaat  1.)  uit  eene  waare  ontfteeking  van  de 
maag  endarmen;  2.)  van  galachtige  of  andere 
kwaade  ftoffen;  3.)  van  winden ;  4.)  van  eene; 
fchielijke  verkouwing. 

Van  de  Buikpijnen,  uit  entjiceking  ontftaandc. 

De  zwaarfte  en  gevaarlijkfte  foort  van  Buik- 
pijnen is  die  ,  welke  veroorzaakt  wordt  door 
eene  ontfteeking  van  de  maag  en  darmen.  Men 
kent  en  onderfcheidt  dezelven  van  alle  ande- 
ren ,  door  de  algemeene  kentekenen  van  ont- 
fteeking, de  koorts,  een  harde  en  rasfe  pols, 
rood  aangezicht,  zwaare  pijnen  in  den  buik, 
die  daarbij  zeer  gefpannen  ,  en  bij  de  minfte 
beweeging  allerpijnelijkst  is  ,•  fomtijds  komc 
daar  bij  eene  rijkelijke  ontlasting  van  een  wa- 
terachtig vogt  ,  doch  veel  meer  gaan  dezelven 
verzeld  door  hardlijvigheid,  braakingen ,  *t  ge^n 
een  flecht  teken  is  ;  de  hitte  is  geweldig  ,  de 
dorst  groot,  de  pis  weinig,  en  daarbij  bran- 
dend en  rood,  de  lijder  rust  bijna  niets,  en  i§ 
fomtijds  ijlhoofdïgcj 

U  3  Peez.q 


•    IlS  VAN      DE      BUIKPIJNEN 

Deeze  ziekte  wordt ,  binnen  weinige  dagerj, 
doodelijk  ,  wanneer  zij  geweldig  is  9  en  mei} 
geen  fpoedige  hulp  aanbrengt.  De  lijders  fter- 
ven  onder  de  hevigfte  pijnen,  krijgen  fluipen , 
flauwtens,  en  eindelijk  komt  het  vuur  in  maag 
en  darmen. 

Men  moet  daarom  fpoedig  alle  mogelijke  hulp 
aanbrengen  ,  doch  vooral  vermijden  alle  heete 
middelen  en  dranken  ,  dewijl  die  allernadeeligst 
zijn.     De  volgende  geneeswijze  is  de  eenigfte. 

x).  Men    doet  eene  groote  aderlaating  op 
den  arm  ;   en  zoo  de  pijn  en  ontfleeking  niet 
»     verminderen,  herhaalt  men  dezelve  na  eenige 
uuren. 

2.)  Alle  twee  uuren  zet  men,  of  'er  ontlas- 
tingen zijn-of  niet,  een  klijfleer  uit  een  afkook- 
fel  van  kaasjeskruid  (malva) ,  en  verfche,  zui- 
vere ,  lijn  -  of  boom  -  olie ,  of  alleen  van  gerften- 
water  en  olie. 

3.)  Men  laat  veel  gerflenwater  N°.  1.  rijst- 
water,  of  foortgelijke  dranken  gebruiken,  doch 
niet  veel  op  eens ,  en  altijd  lauw. 

4. )  Bij  aanhoudendheid  legt  men  flanelle  lap- 
pen, in  lauw  water  gedoopt,  op  den  buik,  en 
vernieuwt  dezelve  alle  half  uur,  of  ook  fchie- 
Üjker ,  dewijl  zij  zeer  fchielijk  droog  worden. 

5.)  Is  de  ziekte  zeer  hardnekkig,  dan  zet 
men  den  lijder  tot  aan  de  borst  in  een  lauw  bad. 


UIT  ONTSTEEKING  ONTSTAAND!.    119 

6.)  Houden  de  pijnen  en  braakingen  op,  ia 
de  koorts  minder,  en  krijgt  de  lijder  een  weinig 
meer  trek  tot  flaap,  wordt  hij  krachtiger,  dan, 
en  niet  eerder  ,  is  het  raadzaam ,  hem  een  zagt 
buikzuiverend  middel  te  geeven;  twee  oneen 
manna ,  of  alleen ,  of  met  een  of  twee  drachmen 
zout  van  Glauber  of  room  van  wijnfteen ,  in  een 
glas  wei  ontbonden,  voldoen  aan  het  oogmerk. 
Alle  fcherpe  buikzuiverende  middelen  zijn,  in 
deeze  ziekte,  zeer  gevaarlijk,    zij  vermeerde- 
ren  het   ongemak  ,    dewijl   zij    de  ontfteeking 
vermeerderen  ,   gelijk  alle  andere  verhittende 
middelen,  die  men  zoo  dikwijls,  op  het  land, 
tegen  alle   buikpijnen  zonder   onderfcheid  ge- 
bruikt, 

7.)  Als  de  ziekte  voorbij  is,  kan  men  zagte 
verflerkende  middelen,  met  ontbindende  of  los- 
rnaakende  gepaard  ,  doch  geene  fterke  famen- 
trekkende  ,  geeven,  Het  middel  N°.  9.  tot 
een  halve  fpijslepel ,  voor  en  na  den  middag,  in 
water  genomen,  is  toereikende.  In  de  dieet , 
die  even  eens  zijn  moet ,  als  in  alle  andere  ont- 
fteekings  ziekten,  moet  men  ook  nog  lang  zeer 
voorzichtig  zijn. 

Deeze  ontfteeking  kan  zich,  gelijk  alle  ande- 
re, in  eene  verzweering  veranderen.  Men  be» 
fpeurt  dit ,  als  de  hevigheid  der  pijn  wat  bedaart , 
(Joch  eene.  doove  pijn  overblijft ,  met  eene  al^ 

H  4  ge.. 


IIO-      VAN   DE   GALaCHTlGE   BUIKPIJNEN, 

geraeene  ongemakkelijkheid ,  weinig  trek  tot 
eeten,  huiveringen,  gelijk  ook,  zoo  de  lijder 
zijne  krachten  niet  weder  krijgt.  De  Heelmee- 
fter  moet  in  dit  geval  niets  geeven,^dan  de 
voorheen  gemelde  dranken  enmeelfoepen^doch 
met  een'  Geneesheer  raadpleegen. 

Van  de  galachtige  Buikpijnen. 

Deeze  worden  van  de  voorgaande  onderfchei- 
den,  daar  uit,  dat  alle  tekenen  van  ontfteeking 
ontbreeken,  de  koorts  doorgaans  minder,  fom- 
pjds  geheel  afweezig  is ;  de  pols  ras  ,  doch 
niet  flerk  ,  noch  zeer  hard ;  de  buik  niet  ge- 
fpannen  ,  noch  zoo  brandend  heet;  de  pis  be- 
ter ontlast  wordt,  en  niet  zoo  rood  is. 

De  lijder  heeft  een'  bitteren  fmaak  in  den 
mond,  braakt  dikwijls,  of  raakt  ook  door  den 
afgang,  eene  natuurlijke  geele  ftofTe  kwijt. 

Men  geneest  deeze  Buikpijnen 

i.)  Door  klijfteeren  van  wei  en  honig,  of 
water  met  een  derde  cleel  melk  en  zesde  deel 
honig. 

2.)  Als  men  veel  wei  of  van  den  drank  N°.  i. 
laat  drinken. 

3.)  Alle  uuren  van  het  middel  N°.  10.  geeft, 
of ,  zoo  men  dit  niet  kan  hebben  ,  een  half 
drachmen  room  van  wijnfteen, 

4  )  Docwf 


VAN  BE    GALaCHTIGE    BUIKPIJNEN.  121 

4.)  Door  floovjngen  met  lauw  water,  en  hal*  . 
ve  baden ,  om  de  pijnen  te  verzagten. 

5.)  Door  eene  aderlaating,  zoo  de  pijnen 
geweldig  zijn,  de  pols  fterk  engefpannen,  en 
de  lijder  volbloedig  is.  Men  komt  daardoor 
de  ontfteeking  voor. 

6.)  Dcor  niet  dan  zulke  voedfels  te  geeven, 
welke  uit  gerftenwater  ,  foepen  met  groenten  t 
en  voornamelijk  zuuring,  beftaan. 

y.)  Als  men  veel  vogt  heefc  laaten  gebrui- 
ken, dan  moet  men  ,  als  'er  geen  koorts  is,  de 
pijn  ophoudt  ,  en  de  afgangen  niet  veel  zijn, 
een  buikzuiverend  middel,  als  N°,  4.  of  5.,  of 
twee  loot  zout  van  Glauber  geeven. 

Menfchen  ,  die  tot  zulke  kolijken  zeer  gei 
neigd  zijn,  moeten  dezelven  trachten  voor  te 
komen  door  een  herhaald  gebru:k  van  room  van 
wijnfteen,hetfpaarzaam  gebruiken  van  vleesch, 
het  vermijden  van  verhittende  zaaken,  vette, 
en  melkfp ijzen. 

Van  de  overige  foorten  van  Kolijken. 

De  overige  Kolijken,  die  op  het  land  meest 
voorkomen,  ontdaan 

1.  )  Uit  eene  kwaade  fpijsver teering,  als  men 
oï  te  veel  gegeeten  ,  of  zulke  fpijzen  gebruikt 
iieeft,  die  op  zich  zelven  ongezond,  of,  onder 

H  5  eea 


\ÏZ  VAN  DE  OVERIGE  SOORTEN 

%  een  vermengd,  nadeelig  zijn ,  als  bij  voorbeeld^ 
indien  men  versch  bier ,  zuure  zaaken  en  melk 
te  famen  onbedachtfaam  nuttigt ;  2  )  uit  ge- 
vatte koude,  of  Z')  door  winden,  die  in  de 
darmen  opgehouden  worden. 

Deeze  Buikpijnen  zijn  op  zich  zelven  zonder 
gevaar ,  doch  zij  kunnen  door  eene  kwaade  be- 
handeling zeer  nadeelig  worden. 

Verhittende  geneesmiddelen  en  dranken  ver- 
oorzaaken  zeer  ligt  eene  ontfleeking,  en  zoo 
men  de  kwaade  floffe  niet  terftond  uit  het  lig- 
haam  brengt,  gaan  dezelve  tot  bederving  over, 
en  'er  ontftaat  ligtelijk  eene  galachtige  of  rot- 
fcoorts. 

Is  de  buikpijn  ontflaan  van  voedfeis,  die  on- 
verteerbaar of  fchadelijk  zijn,  dan  moet  mende 
pnzuiverheden  trachten  te  verdunnen  ,  en  uit 
het  lighaam  te  brengen.  Men  laat  tot  dit  oog- 
merk veel  lauwe  waterachtige  dranken  gebrui- 
ken. De  floffe  wordt  dan  dikwijls  door  braakin- 
gen of  afgangen  geloosd ,  en  zulks  tracht  men 
te  bevorderen  door  veei  lauw  water  met  zout  te 
drinken ,  dewijl  daardoor  verligting  aangebragt 
wordt.  De  buik  wordt  flerk  gewreeven  met 
warme  doeken,  en  is  het  lijf  verflopt,  dan  zet 
men  klijfteeren  van  warm  water  en  zout.  Als  de 
pijn  voorbij  is ,  en  de  ontlastingen  ophouden , 
doch  nog  een  lelijke  fmaak  in  de  mond  over- 

fefijft* 


T  4  N      K  O  L  IJ  K  E  N.  1*3 

Wijfc ,  dan  geeft  men  eenige  giften  van  den 
room  van  wijnfteen  met  een  weinig  rhabarber, 
en  laat  naarftig  drinken  >  hierdoor  verdwijnt 
allengskens  die  kwaade  fmaak. 

Is  men  zeker  dat  de  buikpijn  ontflaan  is  uit 
yerkouwing,  en  komt  men  fchielijk  bij  den  zie- 
ken, dan  kan  men  die  dikwijls  daardoor  wegnee- 
men  ,  dat  men  den  lijder  in  het  bed  legt ,  de  voeten 
met  warme  doeken  wrijft ,  daarna  een  quartier 
of  half  uur  in  lauw  water  houdt,  en  hem  laat 
drinken  flappe  thee  van  kamillen  of  vlierbloemen. 

Doorgaans  neemt  een  zagt  zweet  het  kwaad 
weg.  Zoo  'er  te  gelijk  onzuiverheden  in  maag 
en  darmen  zijn,  dan  ftelt  men  de  bovengenoem- 
de geneeswijze  tcffens  in  het  werk.  Klijfteeren 
verzagten  de  pijn,  $n  zijn  ook  in  dit  geval  zeer 
goed.  Verhittende  middelen  zijn,  ook  in  dit 
geval,  zeer  fchadelijk,  en  veroorzaaken  ligtelijk 
eene  ontfteeking,  en  zoo  dit  mogt  gebeuren, 
moet  de  ziekte  behandeld  worden  op  dezelfde 
wijze  ,  als  bij  het  kolijk  met  ontfteeking  ge- 
zegd is. 

Zelden  ontdaan  de  buikpijnen  alleen  uit  win- 
den, en,  zijn  deeze  tegenwoordig,  dan  worden 
zij  doorgaans  door  andere  foorten  van  kolijken 
verzeld.  In  dit  geval  komt  geene  bijzondere  be» 
handeling  te  pas ,  het  wordt  verdreeven  door 
dezelfde  middelen,  welke  tegen  de  hoofdfoort 

6*t 


1*4  VAN  DE   OVERIGE    KOLTJKEN. 

gebruikt  worden.  Somtijds  echter  openbaart 
zich  een  wind-kolijk  alleen  ,  en  dan  verdrijft 
men  hetzelve  door  een  klijfteer ,  door  het  wrij- 
ven van  den  buik  met  wojle  lappen,  befmeerd 
metkampher,  en  het  gebruik  van  een  aftrekfel 
van  kamillen  -  bloemen.  Ook  kan  men  ,  als  'er 
geen  koorts  of  hitte  bij  is  eenige  droppelen 
van  het  liquor  ariodynus  mineralis  Hoffmanni  op 
fuiker  in  de  thee  geeven.  Eenige  reizen  een 
half  drachma  tot  twee  fcrupels  room  van  wijn- 
fleen  in  een'  lepel  vol  fenkelwater ,  gebruikt,  ver* 
drijft  de  winden  en  kwaade  ftofTen.  Andere  ver- 
hittende middelen  zijn  ook  in  dit  geval  nadeelig. 
Als  men  dikwijls  met  buikpijnen  geplaagd  is, 
is  het  een  teken  ,  dat  de  fpijsverteering  ver* 
zwakt  is ,  men  moet  daarom  ,  wil  men  zich 
niet  aanlangduurige  ziekten  blootftellen ,  be* 
dacht  zijn  ,  om  de  fpijsverteering  te  ver* 
beteren ,  en  tot  dat  oogmerk  een  goed  dieet 
en  levensregeling  houden  ,  zich  voor  koude , 
overlaading  der  maag,  en  verhittende  dranken 
wachten  ,  en  fomtijds  van  het  Poeder  N°.  7.3. 
of  eene  zagte  buikzuivering  gebruik  maaken, 

Van  de  Geelzucht* 

Na  langduurige,  ofte  vroeg  geftuitte,  herfst* 
kqortfen,  of  ook  na  eenen  te  vroeg  opgeitop- 


VAN      DS      OEELZUCilT;  11$ 

ten  loop  >  gebeurt  het  dikwijls  ,  dat  de  buik., 
vooral  onder  de  korte  ribben ,  zeer  gefpannen  ^ 
hard  op  het  aanraaken  ,  en  fomtijds  pijnelijk 
wordt.  De  lijder  verliest  langzaamerhand  allen 
trek  tot  eeten ,  krijgt ,  na  het  eeten,  benauwtheid , 
pijn  voor  de  maag,  walgingen.,  dikwijls  braa- 
kingen,  het  wit  van  de  oogen  wordt  geel,  de 
pis  bruingeel,  en  verft  het  linnen  ,  als  faffraan; 
eindelijk  fprijdt  zich  de  geele  kleur  uit  over  het 
geheele  lighaam. 

Dit  ongemak  ontftaat  ook  na  een  kwaade1 
dieet,  voornamelijk  dan  ,  als  arme  lieden,  bij 
eene  groote  duurte,  flechte  en  onverteerbaare 
fp ijzen  gebruiken  ;  fomtijds  openbaart  het  zich 
zeer  "chielijk  na  eene  flerke  gramfehap  ,  of 
zwaare  bekommernis  ,  en  in  dit  geval  neemc 
dikwijls  een  braakmiddel,  in  tijds  gegeeven  «, 
cf  ook  een  buikzuiverend  middel  ,  op  eens  de 
ziekte  weg,  daar  het  de  gal,  in  maag  en  dar- 
men uitgeftort,  terflond  wegvoert,  en  belet  * 
dat  dezelve  kan  worden  opgenomen  in  het  bloed, 

Doch  doorgaans  ontftaat  deeze  ziekte  lang- 
zaam ,  en  de  oorzaak  moet  gewoonelijk  gezogc 
worden  in  de  belette  geregelde  ontlasting  van 
de  gal,  of  dewijl  deeze  te  taai  en  te  dik  is,  of 
dewijl  de  ontlastbuizen  verflopt  zijn  ,  zoo- 
dat de  gal  opgehoopt  wordt ,  en  in  het  bloed 
'overgaat. 

Om 


12Ö  ÏAN      DE      GEELZUCHT, 

Om  de  geneezing  te  bevorderen ,  moet  mef? 
de  opgenoemde  oorzaaken  wegneemen,  en  de 
gal  ,  die  in  èene  te  groote  hoeveelheid  opge- 
hoopt is,  uit  het  lighaam  brengen. 

Zoo  de  lijder  veel  braakt,  en  een'  beftendï- 
gen  afkeer  van  alle  fpijzen  heeft  ,  dan  moet 
men ,  zoo  'er  geene  omflandigheden  zijn ;  dié 
zulks  beletten ,  een  zagt  braak- ,  of  anders ,  zoa 
dit  niet  mogelijk  is ,  een  baikzuiverend  mïddeï 
geeven. 

Vervolgens  Iaat  men  hem,  geduurende  den 
geheelen  dag  alle  twee  uuren  twee  fpijslepefe 
vol  van  N°.  14.  gebruiken ,  en  naarflig  van  den' 
dra!nk  N°.  tq.  drinken. 

's  Morgens  vroeg  en  's  avonds  geeft  men  een 
half  drachma  tot  twee  fcrupels  van  de  pillen' 

Ook  laat  men  's  morgens  en  's  avonds  den 
buik  ,  onder  de  korte  ribben  ,  vooral  aan  de 
rechter  zijde  ,  met  wolle  doeken,  telkens  een 
quartier  uurs  lang ,  wrijven  0  en  zoo  men  daar 
eene  groote  verharding  mogt  ontdekken ,  een 
pleifter  aanleggen  ,  bereid  uit  gelijke  dee- 
ïen  van  het  Emplajlrum  fapenatum  Barbette  ,  en 
Emplajlrum  o xy er oceum9  of  de  zalf  N°.  36.  op  die 
plaats  wrijven. 

Als  de  lijder  eenige  dagen  achter  elkander 
deeze  middelen  gebruikt  heeft  ?  dan  krijgt  hij' 

door* 


1TAN      DE       GEELZUCHT.  117 

doorgaans  eenige  ontlastingen,  die  veel  verligt 
ting  aanbrengen  ,  en  waarna  hij  zich  beter  be- 
vindt. Men  moet  echter  daarmede  voortgaan, 
tot  dat  de  pis  wederom  de  natuurlijke  kleur 
heeft,  en  het  geel  in  de  oogen  en  van  de  huid 
volkomen  verdweenfen  is. 

Heefc  de  lijder  reeds  zes  dagen  de  voorfchree- 
ven  middelen  gebruikt ,  en  daarop  van  zelve 
geene  ontlastingen  gekreegen,  dan  moet  men 
hem  een  buikzuiverend  middel  geeven ,  en  dien 
dag  verder  niets  laaten  gebruiken;  doch  de  vol- 
gende dagen  neemt  hij  wederom  de  vorige  mid- 
delen N°   14.  19   en  35. 

Meelfpij  en  en  taaije  voedfels  heeft  hij  te  ver- 
mijden. Soepen  met  kervel,  falade,  endiviey 
zuuring  ,  gekookt  ;  pieterfeliewortelen  ,  fper- 
gies,  en  foortgelij\ke ,  ook  gekookte  vruchten, 
zijn  zeer  goede  fpijzen  in  deeze  ziekte. 

Een  maatige  ,  dikwijls  herhaalde  ,  bewee- 
ging, vooral  het  rijden,  bij  goed  weer,  en  in 
de  open  lucht,  zagte  wrijvingen  van  den  buik 
met  flanellen  lappen  ,  brengen  veel  toe  tot  de 
geneezing. 

Verdwijnt ,  door  deeze  behandeling,  de  ziek- 
te niet  binnen  veertien  dagen ,  maar  verergert 
dezelve  ,  dan  moet  de  Heelmeefter  ,  omtrent 
de  verdere  behandeling  ,  eenen  Geneesheer 
tfaadpleegen ;  gelijk  ook,  als  de  ziekte,  reeds 

van 


X2g  VAN      DE       GEELZUCHT* 

van  den  beginne  af  aan ,  zeer  zwaar  is ,  de  lij*' 
der  over  zeer  hevige  pijnen  klaagt,  alles ,  zelfs 
de  geneesmiddelen,  wederom  uitbraakt,  krach- 
teloos wordt,  en  de  kleur  van  geel  tot  bruin,, 
blauw,  of  zwart  overgaat; 

Wanneer,  na  het  gebruik  der  opgenoemde 
middelen  in  eene  geelzucht,  door  eene  opge- 
kropte tusfchenpoozende  koorts  ontdaan*  deeze 
wederom  verwekt  wordt ,  moet  men  dezelve 
geenszins  duiten  ,  doch  zoo  lang  haaren  loop 
laaten  houden  ,  tot  dat  de  geelzucht  met  alle 
haare  toevallen  verdweenen  is ,  waarna  de  koorts 
gewoonèlijk  van  zelve  weg  blijft. 

Van  de  Waterzucht* 

Als  'er  zich  eene  waterachtige  zwelling  ovetf 
eenig  deel,  of  over  het  gantfche  lighaam  ,  ver- 
fpreidt ;  of  indien  zich  water  in  eenige  hollig- 
heid  van  het  lighaam  verzamelt,  dan  noemt  men 
de  ziekte  Waterzucht,  en  zij  krijgt,  naar  maate 
van  de  onderfcheiden  foorten  ,  verfchillende 
benaamingen  ;  dus  kan  men  het  water  hebben 
onderde  huid,  in  het  hoofJ,  de  borst,  buik^ 
gewrichten. 

Al  't  geen  de  uitwaasfeming  belet  $  en  de  op^ 
florping  in  de  inwendige  deelen  tegen  gaat  , 
aan  de  uitwendige  vermeerdert,  de  vaste  deelea 


VAN      DE       WATERZUCHT.  129 

al  te  zeer  verflapt ,  de  vogten  te  zeer  verdugt  i 
verftoppingen,  uitflortingen ,  veroorzaakt,  kan 
de  waterzucht  te  weeg  brengen. 

Menfchen ,  die  op  moerasfige  plaatfen  woo- 
nen  ,  en  zich  weinig  beweegen,  zijn  aan  deeze 
ziekte  voornamelijk  onderworpen;  en  dikwijls 
ontilaat  dezelve  ook  fchielijk  na  een'  kouden 
dronk,  als  men  verhit  is.  Meeflendeels  ecti.er 
is  zij  een  langzaam  gevolg  van  langduunge  of  te 
vroeg  gefluitte  tusfchenpoozendo  koortfen  ,  van 
heete  ziekten ,  die  lang  geduurd  nebben ,  zwaare 
bloedflortingen,  of  andere  al  te  flerke  oauas- 
tingen. 

Ontilaat  dezelve  na  eene  verzweering  in  hec 
een  of  ander  ingewand,  bij  de  fcheurouik ,  bij 
uitteerende  ziekten,  dan  is  zij  ongeneeslijk. 

Doch  zoo  'er  nog  geene  merkelijke  gebre* 
ken  in  de  ingewanden  plaats  hebben,  en  indien 
de  lijder  nog  krachten  heefc ,  dan  is  'er  hulp  te 
hoopen. 

Van  de  Waterzucht  tusfehen  Fel  en  Vieesch 

Als  zich  water  onder  de  huid  verzamelt,  en 
over  het  geheele  lighaam  eene  zwelling  maakt  * 
dan  noemt  men  deeze  waterzucht  Anafarca. 
Kerst  zwellende  onderfle  leden,  en  eindelijk  het 
geheele  lighaam.    Het  aangezicht  >  de  oogen, 

I  en 


t$Ö  VAN     D.E     WATERZUCHT 

en#alle  de  overige  deelen  zijn  bleek  en  koud  f 
voornamelijk  de  voeten  en  kniën;  de  lijder  loost 
weinig  pis ,  zweet  ook  in  het  geheel'  niet ;  drukt 
ïnen  op  de  zwelling  ,  dan  blijven  daarin  putten 
ftaan. 

Is  deeze  waterzucht  een  gevolg  van  eene 
ïangduurige  tusfchenpoozende  koorts  ,  tégen 
welke  de  vereischte  middelen  gebruikt  zijn,  en 
zijn 'er  geene  aanmerkelijke  verhardingen  in  den 
buik  te  befpeuren,  dan  is  'er  zelden  iets  verder 
noodig,  dan  dat  de  lijder  van  den  wijn  N°.  37. 
driemaal  's  daags ,  namelijk  nuchteren ,  eèn  uur 
voor  het  middag,  en  een  uur  voor  het  avond 
eeten,  telkens  tot  twee  oneen,  gebruike.  Men 
kan  daar  bij  met  nut  gebruik  maaken  van  den 
room  van  wijnfteen ,  in  herhaalde  giften  ,  en 
ontbonden  ,  of  den  drank  N°.  14.  neemen. 

Soortgelijke  zwelling ,  welke  fchielijk ,  na  eene 
gevatte  koude,  bij  eene  koude  vogtige  lucht, 
of  aan  een  bijzonder  deel,  of  aan  het  -geheele 
lighaam,  ontflaan  is,  wordt  dikwijls  door  zweet* 
drijvende  dranken  en  foortgelijke  middelen,  door 
zagte  wrijvingen  met  wolle  berookte  lappen, 
en  door  zich  in  eene  maatige  warmte  in  het  bed 
te  houden,  gemakkelijk  en  fchielijk  verdree* 
ven.  Men  laat  driemaal  's  daags  een  poeder 
uit  gepraepareerde  kreeftoogen  ,  en  room  van 
wijnfteen  ■>  van  elk  vijftien  grein',  en  een  grein 

fcarapx 


VAN      pZ      WATERZUCHT*  I3I 

kampher  neeraen',  telkens  een  kopje  van  een 
aftrekfel  van  vlierbloemen  of  kamillen  daarop 
drinken,  en  zoo  het  noodig.is  ,  kan  men  ook 
een  buikzuiverend  middei  geeven. 

Daarenboven  moet  de  lijder  zich  in  eene  ge- 
lijke ,  doch  maatige  ,  warmte  houden  ,  met 
maate  ,  en  geene  waterachtige  fpijzen  gebrui- 
ken. Eene  herhaalde,  maatige,  beweeging  te 
yoët  ,  als  het  de  krachten  toelaaten,  is  zeer 
dienftig. 

Het  is  een  goed  teken ,  en  geeTt  hoop  tot 
geneezing,  als  de  lijder  meer  pis  begint  te  loo- 
zen ,  en  ook  meer  te  zweeten ,  en  daarbij  de 
zwelling  vermindert. 

Men  komt  eene  wederinflor.tiBg  voor,  en  Jb.e- 
vordert  de  geneezing  ,  als.meri  ,  wanneer  de 
zwelling  begint  te  verminderen,-  door  nauw$ 
klederen,  ^en  gefchikte,  omzwagtelingen-der  on- 
cïerfte  leden  met  bree^e .z^gtels  ,  de:yer(la.pte 
deelen  verfterkt.  Eene  herhaalde^  doch  zagte, 
wrijving  met  woüe,  welberookte,  doeken,  en 
eene  maatige  beweeging,  maaken  insgelijks  de 
geneezing  veel  gemakkelijker. 

Op  zoodanig  eene  wijze  wordt  de  Waterzucht , 
welke  na  langduurige  koude  koortfen  ,  of  fchie- 
lijk  na  gevatte  koude  ontflaan  zijn  ,  dikwijls 
gemakkelijk  geneezen  ;  men  moet  maar  niet  al 
je  vroeg  ophouden  met  het  gebruik  der  genees- 

I  2  mid- 


132  VAK     DE      WATERZUCHT 

middelen,  en  zich  wachten,  dat  men  niet  door 
eene  kwaade  levensregeling  en  andere  misfla- 
gen  het  ongemak,  nu  eerst  overwonnen,  we- 
der te  voorfchijn  brenge. 

Doch  zoo  de  Waterzucht  haareri  oorfprong 
neemt  van  andere  oorzaaken,  is  zij  moeilijker 
te  geneezen,  en  vereiseht  herhaalde  ontlastin- 
gen van  het  overtollige  water. 

Dit  kan  door  drie  v/egen  gefchieden  ,  door 
het  zweet,  door  de  pis,  en  door  den  afgang. 

Het  gefchïedt  op  de  gemakkelijkfle  wijze 
door  de  ontlasting  der  pis,  doch  fomtijds ,  als 
de  pisdrijvende  middelen  niet  toereikende  zijn, 
moet  men  'er  ook  buikzuiverende  bijvoegen. 

Altijd  moet  men  beginnen  met  zagte  midde- 
ten,  en  eerst  dan,  wanneer  deeze  niet  werken, 
tot  fterkere  overgaan. 

Eenzeker  én  werkzaam  middel isN°r 38.  Men 
geeft  daar  van  's  morgens  vroeg  een  lepel  voL 
Verwekt  he&  zelve  braakingenr  dan  geeft  men 
de  helft  van  deeze  hoeveelheid;  doorgaans  ver- 
wekt het  flecjits  eene  geringe  mislelijkheid, 
kort  claarop  loost  de  lijder  veel  pis,  en  bcfpeui$ 
groote  verligting.  Zelden  veroorzaakt  dit  mid- 
del eene  buikzuivering  ,  doch  zoo  zulks  mogt 
gefchieden  ,  is  het  ook  niet  nadeelig-  Men 
maakt  van  hetzelve  dagelijks  gebruik ,  tot  dat 
door  de  pis  al  het  water  ontlast  en  het  gezwel 

ves* 


TAN      DE      WATERZUCHT.  133 

yerdweenen  is.  Zoo  een  lepel  vol  te  weinig 
moge  zijn ,  kan  men  langzaamerhand  meer  en  meer 
geeven ,  toe  dat  de  ontlasting  van  de  pis  ver- 
meerdert. 

Bij  het  genoemde  middel  kan  men  een'  drank 
even  als  koffij,  uit  ligt  gebrande  jeneverbesfen, 
of  akers  voegen.  De  room  van  wijnfteen ,  in  veel 
water  ontbonden,  doet  ook  goeden  dienst,  en 
de  lijders  hebben  fmaak  in  deezen  drank. 

Men  vergeete  hierbij  de  zagte  wrijvingen 
Biet ,  en ,  als  de  zwelling  begint  te  verminderen , 
alle  de  overige  regelen,  en  opmerkzaamheden , 
die  reeds  aangepreezen  zijn. 

Zoo  'er  na  het  gebruik  van  het  middel  N°.  38. 
eene  branding  in  het  Joozen  van  de  pismogtont- 
flaan,  dan  moet  men  daarmede  ophouden,  en 
veele  flijmerige  dranken ,  als  rijst  •  gerften-  water , 
of  foortgelijke  drinken. 

Als  dit  blijft  voortduuren  ,  of  men  geene 
werking,  na  het  gebruik  van  dit  middel,  be- 
fpeurt,  dan  moet  men  buikzuiverende  midde- 
len, eerst  zagte,  en,  als  deeze  ook  niets  of  zeer 
weinig  doen,  nu  en  dan  flerkere  geeven.  De 
middelen  N°.  3.  4.  5.  of  39.  naar  maate  van 
de  omftandigheden  kunnen  daartoe  dienen. 

Dikwijls  doet  het  middel  N°.  40.  de  ge- 
wenschte  werking  ,  als  men  daarvan  alle  twee 
uuren,  een  halve  Jepel  of  een  geheele  laat  ge- 

1 .3  brui* 


134-  VAN      DE      WATERZUCHT. 

bruiken;  en  nog  beter  is  het ,  bittere  extrafren 
daarbij  te  voegen,  dewijl  deeze  te  gelijk  ver- 
Herken.  [ 

Indien  zagte middelen  nietsdoen,  fterkere  in- 
tegendeel al  te  veel  verzwakken,  benauwtheid, 
pijn  tusfchen  de  fchotiders ,  en  een'  droogen 
hoest  veroorzaaken ,  zoo  is  dit  een  zeer  flecht 
teken,  en  de  waterzucht  doorgaans  ongenees- 
lijk. Men  moet  zich  wachten,  in  zulk  een  geval , 
te  heete  middelen  te  gebruiken  ,  doch  alleen 
zijn  best  doen,  om,  door  zagte  middelen,  de 
meest  dringende  en  pijnelijkfte  toevallen  te  over- 
winnen. Dit  zelfde  heeft  men  in  acht  te  neemen 
in  de  waterzucht ,  welke  het  gevolg  is  van  eene 
inwendige  verettering  of  uitteering,  en  door- 
gaans den  dood  na  zich  fleept. 

Akwaterzuchtige  lijders  aangetast  worden  door 
eene  heete  koorts,  of  ontfleekings  ziekte,  nog 
fterk  zijn,  en  geene  fcderpe  vogten' hebben  , 
dan  moet  men  ze  even  eens  behandelen,  als 
boven  bij  deeze  ziekten  aangeraaden  is.  Doch. 
zijn  deeze  zieken  op  zoodanig  een'  tijd  reeds 
zeer  zwak  en  afgemat ,  zijn  hunne  vogten  be- 
dorven en  fcherp,  dan  zijn  zij  niet  te  redden, 
maar  fterven. 


Van 


tfAN    DE    BUIKWlTEIlZUCHT.         13$ 

Van  de  Buikwaterzucht.  % 

De  Buik  waterzucht  (afcit  es)  is  e  en  e  verzame- 
ling van  water  in  de  holligheid  van  den  buik. 
Men  kent  dezelve  daar  aan,  dat  de  buik  en  de 
beenen  zwellen,  de  overige  deelen  daarentegen 
uitteeren.  Daarenboven  kan  men,  de  eenehand 
tegen  de  eene  zijde  van  den  buik  plaatfende,  en 
tegen  de  andere  zijde  met  de  andere  hand  klop- 
pende, de  golving  offchommeling  van  het  water 
duidelijk  voelen  en  hooren.  De  zwelling  en  op- 
zetting van  den  buik  toeneemende,  wordt  de 
ademhaaling  moeielijker,  en  doorgaans  zijn 'er 
aanmerkelijke  verfloppingen  in  de  ingewanden. 

De  geneezing  is  dezelfde,  als  in  de  reeds  be- 
fchreeven  waterzucht  ,  doch  de  pisdrijvende 
middelen  doen  in  dit  geval  zelden  veel  ,  men 
moet  tot  flerke  purgeermiddelen  zijn  toevlucht 
neemen  ;  doch  ook  hierbij  die  allernoodigfte 
omzichtigheid  niet  uit  het  oog  verliezen,  dat 
men  dezulken  niet  geeve  in  die  gevallen  , 
waarin  aanmerkelijke  verhardingen  of  verette- 
riagen  van  de  buik- ingewanden  tegenwoordig 
zijn,  dewijl  men  dan  den  dood  des  lijders  daar- 
door zoude  verhaasten. 

Is  men  zoo  gelukkig ,  dat  men  het  water  door 
de  genoemde  middelen  uit  het  lighaam  brengt* 
'^  welk  echter  alleen  dun  plaats  kan  grijpen,  als 

1  4-  het 


I3Ö       VAN      DE      3UJK  WATERZUCHT. 

ket  ongemak  nog  niet  zeer  oud  is,  en  de  oor- 
zaaken  niet  hardnekkig  zijn  ,  dan  moet  men  nog 
een*  tijd  lang  laaten  aanhouden  met  zagte  ont- 
bindende middelen,  doch  daarbij  ook  trachten 
de  deelen  te  verfterken.  Tot  dit  oogmerk  kan 
men  het  middel  N°.  37.  geeven,  en  den  buik 
met  een'  breeden  band  ,  die  langzaamerhand 
vaster  toegetrokken  wordt,  geflooten  houden. 

Zagte  wrijvingen  met  doeken ,  die  wel  berookt 
zijn,  zijn  zeer  dienftig.  Ook  is  het  zeer  nuttig, 
den  buik  dagelijks  twee  of  drie  reizen  met  de 
zalf  N°.  33.  te  laaten  fmeeren. 

Doch  als  na  eenigen  tijd  de  ontlasting  van  de 
pis  niet  aanmerkelijk  is  ,  noch  het  water  door 
het  darmcanaal  weggevoerd  wórdt,  en  de  zwel- 
ling niet  afneemt  ,  moet  men  den  buik -(leek 
(Paracenthefis  abdominis)  in  het  werk  Hellen  ,  en 
dus  het  water  aftappen. 

Deeze  operatie,  zoo  dezelve  in  tij  ds  in  het 
werkgefteld  wordt,  is  altijd  zeker  en  nuttig, 
doch  als  men  dezelve  verricht,  de  ziekte  reeds 
van  langen  duur  en  diep  ingeworteld  zijnde,  is 
dezelve  onzeker,  en  dikwijls  gevaarlijk. 

Dewijl  'er  nu  veele  kundigheden  vereis cht 
worden,  om  dit  te  bepaalen,  is  het  ook  raad- 
zaam, dat  een  Heelrneefter  .daartoe  niet  over- 
ga, dan  op  aanraaden  van  een'  Geneesheer. 

Zijn  hardnekkige  verftoppingen   en  verhaj* 

dirk 


TAN      DE      BUIKWATERZUCHT.        137 

dingen  der  buik  •  ingewanden  de  oorzaak  van  de 
waterzucht,  zoo  is  zij  altijd  ongeneeslijk.  Wan- 
neer die  verftoppingen  niet  zeer  aanmerkelijk  en 
verouderd  zijn,  dan  kan  men  de  pillen  N°.  41. 
tot  acht  fluks  driemaal  's  daags  geeven,  daarbij 
den  drank  N°.  19.  laaten  gebruiken,  den  buik 
met  wolle  doeken  zagtjes  wrijven ,  op  denzel- 
ven  de  zalf  N°.  33.  fmeeren,  en  alle  drie  of  vier 
dagen  een  zagt  buikzuiverend  middel  geeven. 

Fan  de  Borstwaterzucht. 

De  Borstwaterzucht  is  moeielijk  te  kennen  , 
en  wordt  even  daarom ,  dewijl  men  dezelve  zelden 
eerder  gewaar  wordt  ,  dan  wanneer  zij  reeds 
diepe  wortelen  gefchooten  heeft,  ook  zelden 
geneezen. 

De  voornaamfle  kenmerken  zijn ;  eene  korte  > 
moeielijke,  ademhaaling  ,  vooral  in  den  flaap, 
drooge  hoest;  de  lijder  kan  daarbij  in  het  bed 
niet  liggen,  doch  hij  moet  of  recht  op,  of 
voorwaards  geboogen  ,  zitten  ,  daarbij  zijn  , 
vooral  in  het  begin  der  ziekte,  dikwijls  de  beenen 
gezwollen  ;  en  hoe  meer  deezc  zwellen  5  hoe 
beter  zich  de  lijder  op  de  borst  befpeurt,  inte- 
gendeel, als  deeze  zwelling  afneemt,  wordt  de 
borst  wederom  bezwaard ;  dikwijls  zwellen  ook 
een  pf  beide  de  armen, 

I  5  A!$ 


I38      VAN     DE    BORSTWATERZUCHT. 

^Als  de  landlieden  zich ,  na  eene  fterke  ver» 
hitting,  fchielijk  verkoelen  >  ofte  fchielijk  koud 
water  drinken,  ontflaat  deeze  ziekte  zeer  ligt, 
doch  meest  is  zij  een  gevolg  van  langduurige 
long-  of  borst  -ziekten. 

De  geneezing  deezer  ziekte  is  zeldzaam  en 
twijfelachtig,  dewijl  zij  bijna  nooit,  dan  wanneer 
zij  verouderd  is,  gekend  wordt,  wanneer  'er 
geene  hulp  meer  kan  aangebragt  worden.     . 

Pisdrïjvende  en  ontbindende  middelen  doen 
hier  zelden  iets,  nog  eerder  buikzuiverende. 
Men  kan  tot  dat  oogmerk  de  reeds  gemelde  be- 
proeven ,  doch  met  deeze  omzichtigheid,  dat 
men  met  zagt  e  beginne ,  en ,  als  deeze  niet  helpen , 
tot  flerkcre  overga.  Men  moet  vooral  op  de 
krachten  van  den  lijder  acht  geeven. 

Een  Geneesheer  raad  te  pleegen,  is  in  deeze 
ziekte  vooral  noodig. 

Van  de  Trommelzucht. 

Men  moet  de  Trommelzucht  (Tympanites) 
wel  onderfcheiden  van  de  buikwaterzucht.  Zij 
ontflaat  uit  beflooten  lucht  of  winden  in  den 
buik  ,  hetzij  in  de  maag ,  of  in  de  holligheid 
van  den  buik  zelve. 

Zij  onderfcheidt  zich  voornamelijk  door  de 
volgende  tekenen  van  de  buikwaterzucht.  1. 
Is  de  zwelling  in  de  trommelzucht  zelden  zoo 

hoog 


VAK    BE     TR0MMEL2ÜCRT.  13CJ 

hoog  opgezet,  als  inde  buikwaterzucht.  2.  Is 
de  bnik  van  vooren  zeer  verheven,  doch  aan 
de  zijden  ingevallen.  3.  De  gedaante  van  den 
buik  wordt  niet  veranderd ,  op  welke  zijde  de 
lijder  zich  ook  legt  ;  de  huid  is  wit  ,  en  uitge- 
rekt. 4.  Als  men  op  den  buik  flaat,  befpeurt 
men  geene  fchommeling,  maar  een  hol  geluid, 
als  van  een  trommel.  5.  De  ziekte  gaat  meeften- 
deels  vergeld  me:  hardnekkige  verftoppingen, 
braakingen,  en  pijnen  om  den  navel. 

Deeze  ziekte  is  gevaarlijker,  dan  de  water-r 
zucht ,  en  moeielijk  te  geneezen ;  men  kan  ethter 
de  volgende  hulpmiddelen  beproeven. 

Men  laat  den  buik  verfcheiden  reizen  met 
warme  taolle  lappen  wrijven ,  en  daarna  met  de 
zalf  N°.  33.  befmeeren. 

Des  avonds  geeft  men  verfcheiden  dagen  rra 
elkander  een  poeder  /t  welk  beftaat  uit  vijftien 
grein  rhabarber;  even  zoo  veel  fuiker  en  tarta- 
rus  vïtriolatus,  en  vier  droppen  anijs- olie.  Men 
kan  dit  ook  's  morgens  geeven ,  en  als  men  ge- 
weldige krampen  befpeurt ,  of  de  braakingen 
zeer  fterk  zijn  ,   een  grein  opium  daarbij  voegen. 

Küjfteeren  uit  een  afkookfel  van  kamillen-  en 
vlier- bloemen,  venetiaanfche  zeep,  en  boom- 
olie hebben  dikwijls  verligting  te  weeg  gebragt, 
ais  inwendige  middelen  vruchteloos  waren.  De 
kramp  zeer  hevig  zijnde  kan  men  twintig  drop- 

pe- 


j4o        van  de  trom me-l zucht. 

pelen  laudanum  liquidum  fydenhami  daaarbij  doen.^ 

Koude  omflagen  van  koud  water  of  ijs  op  den 
buik  bedwingen  fomtijds  de  kramp,  enmaaken, 
dat  de  winden  fchielijk  geloosd  worden,  en  de 
buik  Hinkt. 

Als  de  lijder  ontlasting  krijgt  ,  en  daar  bij 
veele  winden  kwijt  ra&kt,  zoo  de  zwelling  van 
den  buik  vermindert  >  heeft  men  hoop  tot  ge- 
neezing. 

Men  gaat  met  de  opgegeeven  middelen  voort ,. 
tot  dat  alle  lucht  ontlast,  en  het  lijf  tot  de  ge- 
woone  dikte  gekomen  is. 

Dan  moet  men  zagte  verfterkende  middelen , 
te  gelijk  met  ontbindende,  een'  tijd  lang  laaten 
gebruiken.  Het  middel  N0.  9.,  drie  of  vier 
maaien  's  daags  tot  de  hoeveelheid  van  een 
fpijslepel  gegeeven ,  is  dan  zeer  goed,  vooral 
wanneer  men  nog  eenen  tijd  den  buik  met  war- 
me wolle  doeken  wrijft  ,rook  een  breeden  band 
aanlegt,  en  de  lijder  zich  naarftig ,  doch  met 
■  maaten,  beweegt. 

In  de  keuze  van  de  fpijze  moet  hij  zeer  zorg- 
vuldig zijn ,  alle  vette  ,  winderige  en  onver* 
teerbaare,  vermijden. 

Is  de  trommelzucht  reeds  oud  ,  en  ontflaan 
uit  aanmerkelijke  ongemakken  in  de  buik-inge- 
wanden, krijgt  de  lijder  geene  ontlastingen,  en 
Joost  hij  geene  winden,  dan  is  zij  doodlijk. 

Vm 


VAN      ÖE      JïCTPIJNÊN.  J4Ï 

Van  de  Jigt  fijnen. 

Deeze  ziekte  gaat  verzdcl  met  koorts ,  of 
wordt  zonder  dezelve  waargenomen.  De  eer- 
fte  foort  noemt  men  de  heece ,  en  kan  ,  met 
alle  recht  onder  de  ontfteekings-  ziekten  ge- 
plaatstworden» De  koude  Jigt  is  zonder  koorts, 
ten  minden  is  dezelve  niet  te  bemerken ,  en 
deeze  duurt  lang ;  men  noemt  deeze  ook  de 
floepende  of  langduurige  Jigt. 

Dikwijls  zit  dezelve  vast  in  eenig  deel  van 
het  lighaam  ,  en  veroorzaakt  aldaar  meer  of 
minder  roodheid  ,  zwelling  ,  en  pijn;  fomtijds 
verplaatst  zij  zich  van  het  eene  deel  op  hec 
andere. 

Alle  deelen  kunnen  door  deeze  ziekte  aange- 
tast worden.  Dikwijls  plaatst  de  ziekte  zich  op 
de  uitwendige  bekleedfelen  van  het  hoofd  ,  de 
oogen,  en  tanden,  en  verwekt  de  ondragelijk- 
fle  hoofd-  en  tandpijnen,  ontfteekingen  der  oo- 
gen, enz. 

Doch  doorgaans  zit  het  ongemak  in  de  Ie* 
den,  en  voornamelijk  in  de  gewrichten  ,  bij- 
zonder van  de  knie,  en  heup.  Zoo  Jarig  het 
in  de  uitwendige  deelen  blijft,  heeft  men,  zoo 
de  behandeling  hetzelve  niet  doet  verergeren , 
zelden  gevaar  te  vreezen;  doch  vak  het  op  de 
hiwendige  dealen,  dan  wordt  het  zeer  gevaar* 

ïijk, 


*4&  VAN      DE      JIGTPIJNEN. 

lijk,  en  dikwijls  doodlijk.  Verkouwingen ,  ge- 
lijk ook  heece  geneesmiddelen  en  dranken,  kun- 
nen dit  veroorzaaken.  De  Razernij ,  ontftee- 
kingen  van  de  borst,  maag,  en  darmen,  ont- 
ftaan  dan,  als  de  floffe  zich  op  deeze  deeleii 
werpt. 

De  heete  Jïgt  moet  even  als  een  ontfteekïngs 
ziekte  behandeld  worden.  Is  de  koorts  zwaar  i 
de.  pols  vol,  dan  zet  men  eenklijfteer  van  week- 
maakende  kruiden,  en  boom- olie. (men  zie  de 
Verhandeling  van  de  Long-ontfteeking)  ,  en 
een  uur  daarna  tapt  men  uit  eene  ader  op  den 
arm  twaalf  oneen  bloed.  Daarbij  laat  men  veel 
van  het  gerHenwater  No.  x.  of  ztiure  wéi  mee 
honig  drinken ,  geeft  alle  twee  uuren  een  thee- 
lepel van  het  poeder  N^.  8«,  en  laat  den  lijder 
volkomen  die  levensregeling  houden,  welke  in 
heete  ziekten  voorgefchreevenis.  iMenJierhaalt 
de  aderlaating,  als  naeenige  uuren  de  hitte,  on-? 
geduurigheid,en  pijn  niet  merkelijk  verminderd 
zijn ;  fomtijds'  moet  meri  dezelve  nog  meer  her- 
haalen,  als  de  koorts  en  pijn  geweldig  zijn, "en 
de  geneigtheid  tot  óntfteeking  groot  is. 

Zoo  het  lijf  daarbij  verflqpt  is,  de  hitte. ea 
hoofdpijn  zwaar  zijn ,  dau  gaat  men  voort  met 
alle  dagen  een  klijlteer  te  zetten.  Is  de  koorts 
Voorbij ,  dan  bedient  men  zich  met  voordeel  van 
bet  middel  No.  u,  en  herhaalt  dit  den  derden 

dag> 


VAN      Bt      JIGTPIJNEN.  I4.3 

dag,  en  na  verloop  van  meer  dagen  nog  eens. 
Dit  verfchaft  den  lijdereenige  afgangen,  waai> 
na  hij  zich  doorgaans  zeer  verligt  vindt. 

Indien  het  mogelijk  is  ,  moet  men  bij  aan- 
houdendheid eene  weekmaakende  ftooving  ge- 
bruiken. Flanelle  lappen ,  in  lauw  water  ge- 
doopt 5  en  uitgedrukt ,  zijn  alleen  voldoende. 
E#nlauw,  half  of  heel ,  bad, -brengt  ook,  veel 
verligting  aan,  hetzelve-vermcerdert  wel  fom- 
tijds  oogenblikkelijk  de  pijnen ,  doch  als  de- lij- 
der in  het  bed  komt ,  dan  raakt  hij  doorgaan? 
in  een  zagt  doch  fterk  zweet,  h  welk  degehee? 
Ie  ziekte  dikwijls  op  eens  wegneemt.  Voor 
dat  men  zoodanig  bad  gebruikt  ,  moet  echter 
eene  aderlaating  in  het  werk  gefield  zijn. 

Zijn  de  pijnen  'bijna  ondragelijk,  dan  is  het 
niet  wel  mogelijk  ,  ftoovingen  te  gebruiken. 
Dampbaden  komen  dan  te  pas,  en  men  brengt 
d^n  waasfem  van  kookend  water  door  een  pijp 
tegen  het  aangedaane  deel ,'  en  gaat  daarmede, 
eenigen  tijd  «voort.  Kopglazen  kan  men  dok 
met  vrucht  op  zoo  een  deelplaatfen. 

Zelden  duurt  zoodanig  eene  hevige  Jigt  ovet 
de  veertien  dagen.  Dezelve  -eindigt  door  dik- 
ke, trouble  pis,  waarin  een  rijkelijk  geelachtig 
gfondzetfel  komt ,  of  door  afgangen  ^  of,  en 
Wel  meeftendeels ,  door  zweet.  Men  bevordert 
dk  door  rijkelijk  te  laaten  drinken  een  «aftrek- 
fel 


144-  VAN      DE      JÏGTPJJNEN, 

fel  van  vlier  bloemen  ,  gelijk  beide  de  andere 
ontlastingen  door  veel  te  drinken,  en  den  room 
van  wijnfteen  te  gebruiken.  Somtijds  echter 
eindigt  deeze  ziekte  ook  door  eene  verzwee- 
ring,  of  op  het  lijdende  deel  verwekt  ,  of  in 
de  nabijheid  ,  welke  verzweering  zich  dan  o- 
pent;men  moet  daarom  ook  zoodanig  eene  niet 
te  fcbielijk  geneezen  ,  of  de  pijnen  openbaaren 
-zich  wederom.  Dezelve  geneest  van  zelve  door 
eene  maatige  levensregeling ,  en  eenige  buik- 
huiveringen.  Veeltijds  eindigt  de  ziekte  door 
een  uitflag  aan  het  pijnel'ijke  deel ,  en  deeze 
moet  men  ook  niet  te  fchielijk  verdrijven. 

Dikwijls  blijft  'er  ,  offchoon  de  ziekte  ge- 
neezen ,  en  de  pijn  verdweenen  is ,  eene  zwak- 
heid en  doofheid  in  het  aangedaane  ótel  over- 
Deeze  overwint  men  best,  a4s  men  deeze  de.e- 
len  met  wolle  of  Öanelle  lappen  's  morgens  en 
's  avonds  wrijft ,  zich  beweegt,  en  eene  maati- 
ge dieet  houdt. 

Maatigheid,  eene  goede  dieet,  beweeging, 
koude  baden,  en  van  tijd  tot  tijd  aderlaatingen, 
zijn  de  middelen ,  waardoor  men  zich  voor  her- 
haalde aanvallen  bevrijden  kan. 

Tast  de  Jigt  menfchen  aan,  die  niet  zeer  vol- 
bloedig  zijn,  de  vaste  deelen  verila.pt,  en  een 
waterachtig  bloed  hebben  ,  dan  heeft  men  de 
aderlaa  ing  minder  noodig,  offchoon  de  koorts 

vrij 


VAN       DE       JIGTPIJNEN.  I4J 

vrij  aanmerkelijk  ware.  Men  gebruikt  meer. 
purgeermiddelen  ,  en  legt  daarna  Spaanfche-. 
vliegpleifters  aan  de  kuiten. 

Alle  drie  of  vier  uuren  geeft  men  een  van  de 
poeders  N°,  43. ,  en  Jaat  naarftig  gebruiken  van 
den  drank  N\  42. 

.  De  tweede  foort  van  de  Jigt  is  de  koude,  of 
hngduurige  en  ileepende.  Deeze  tast  meesc 
zwakkere  lijders  aan ,  is  doorgaans  zonder  koorts  , 
duurt  lang,  en  op  de  pijnelijke  plaats  befpeurt 
men  dikwijls  noch  hitte ,  noch  roodheid  y  noch 
zwelling,  gelijk  i<i  de  heete,  welke  meer  aantast 
fterkeen  volbloedigeinenfchen,  met  meer  koorts 
en  alle  tekenen  van  ontfteeking  verzeld  gaat. 

Dit  ongemak  tast  gemeenelijk  de  onderfle 
leden,  en  derzelver  gewrichten,  aan,  en  duurc 
dikwijls  maanden  ja  jaaren  lang.  Het  zelve  is 
aller  hardnekkigst ,  wanneer  het  zich  naar  het 
hoofd,  delendenen,  of  heupen  begeeft. 

De  middelen  zijn  de  volgende.  Is  de  lijdec 
fterk  en  volbloedig  en  de  pijn  zeer  zwaar,  dan 
ftelc  men  in  den  beginne  eene  aderlaating  in  het 
werk,  en  geeft  daarna  het  buikzuiverend  middel 
N°.,  3.  4.  of  5.  laat  vervolgens  naarftig  gebrui- 
ken van  den  drank  N°,  42.,  en  als  het  oDge* 
irfak  naar  de  gevvoone  middelen  niet  luiftereu 
■wil,  cte  pillen  N°.  44.  's  morgens  en  's  avonds 
tot  een  half  drachma,  daarop  naarftig  drinken, 

JU  of 


1^6  VAN     D3      JIGTPIJNEN. 

oT  den  drank  N°.  42.  of  een  afkookfel  van  de 
carduus  benediclus,  ofkamilen. 

In  de  hardnekkige  Heupjigt  doen  zes  of  acht 
kopglazen,  op  het  pijnelijk deel  geplaatst,  dik- 
wijls zeer  goeden  dienst;  doch  men  moet  dit 
herhaalen.  Met  wasch  overtogen  linnen, op  het 
aangedaane  deel  gelegd ,  brengt  eene  rijkelijke 
uitwaasfemingteweeg,  en  is  dikwijls  zeer  goed. 
Ook  kan  men  ,  als  andere  middelen  te  ver- 
geefsch  gebruikt  zijn  ,  ongebluste  kalk  met 
honig  vermengd  aanleggen.  ( Een  fpaanfche- 
vliegpleiffcer ,  volgens  de  manier  van  Cotunni  , 
aan  het  hoofd  van  het  kuitbeen  gelegd,  alwaar 
de  z^nuw  alleen  door  de  huid  bedekt  worde  , 
brengt  veelal  de  fpoedigfte  'geneezing  aa'\  ) 

Tegen  hardnekkige  hoofdpijnen  van  een' 
jigtigen  aart  zijn  fp'aanfche-  vliegpleifters  en 
een  feton  in  den  nek  heilzaam. 

Alle  te  heete  middelen  ,'  zoo  wel  uit  als  in- 
wendig gebruikt,  zijn  nadeelig,  gelijk  ook  de 
Opiaaten. 

Menfchen,  die  dikwijls  met  jigtpijnen  en  zin- 
kingen geplaagd'  zijn,  móeten  eene  maatigé 
levenswijze  houden,  koude  en  vogtige  lucht 
Vermijden,  zich  naarftig  bewëegen,  maar  niet 
te  zeer  verhitten.  ■  M^rr  komt  de  aanvallen 
voor,  als  men  een  wollen  hembd  op  het'blooté 
lijf  draagt,  of  zich  's  morgens  an  's  avonds  hec 

ge- 


VAN      DE      JIGTPIJNEN.  Ï47 

geheele  lijf  met  flanelle  Jappen  laat  wrijven,  de 
voeten  en  het  hoofd  warm  houdt,  geen  verhit- 
tende dranken  gebruikt,  van  tijd  tot  tijd,  al* 
men  tot  volbloedigheid  geneigd  is,  eene  ader 
openen  laat,  en  zich  langzaamerhand  aan  een 
koud  bad  g-woon  maakt. 

Zoo  het  aangedaane  gewricht  mogt  beginnen 
(lijf  te  worden ,  dan  moet  men  dit  aangedaane 
deel  tweemaal's  daags  over  de  waasfem  van  warm 
water  laaten  houden ,  daarna  met  warme  doeken 
wel  afdroogen ,  zagt  wrijven ,  en  met  Althéa-  zalf 
befmeeren.  Het  ongemak  toeneemende,  kan 
men  daarbij  een  dropbad  voegen. 

Dikwijls  ontdaan  zulke  pijnen  in  het  hoofden 
leden  door  venerifche  fcherptens ,  die  langen  tijd 
in  het  lighaam  zijn  verborgen  gebleeven.  Die 
moet  een'  Heelmeefler  opmerkzaam  maaken » 
zulks  nauwkeurig  te  onderzoeken  ,  ook  bij  de 
vrienden  of  bekenden  van  den  lijder  natevor- 
fchen ,  of  hij  ook  voorheen  eenig  venerisch  onge- 
mak gehad  heeft,  en  dan  moet  deeze  ziekte  als  zoo* 
danig  behandeld  worden.  Dit  heeft  ook  plaats  als 
eene  fcheurbuikige  fcherpte  de  oorzaak  van  het 
ongemak  is. 

Zoo  deingeflaagen  fchurft,  of  andere  foorten 
vanuitflag,  oorzaak  van  de  pijn  zijnnKfv  dan 
moet  men  dezelve  zoo  ichielijk  mogelijk  weder- 
ik %  om 


148  VAN      DB      JIGTPIJNEN. 

om  trachten  te  voorfchijn  te  brengen.     (Men 
zie  de  Verhandeling  over  de  fchurft. ) 

Een  Heelmeefter  doet  echter  ,  in  zulke  ge- 
vallen ,  best  ,  dat  hij ,  hoe  eerder  hoe  liever 
den  naaften  Geneesheer  raadpleege. 

Van  de  Scheurbuik* 

De  Scheurbuik  is  eene  hardnekkige  ziekte  , 
die  van  eene  bijzondere  rottende  fcherpte  in  de 
vogten  voortfpruit. 

Men  neemt  dezelve  het  meest  waar  op  de 
plaatfen,  alwaar  de  lucht  vogtig,  koud,  nevel- 
achtig, en  onzuiver  is ,  de  inwooners  zich  dicht 
aan  de  oevers  van  de  zee,  of  op  laage  moeras- 
tige  plaatfen  ophouden  ,  geen  goed  ,  maar  on- 
zuiver ,  ftilftaand ,  water  hebben,  en  gebrek 
lijden  aan  goede  voedfels  ,  vooral  uit  het  rijk 
der  planten.  Somtijds  ontftaat  deeze  ziekte 
x>ok  na  langduurige,  of  kwalijk  geneezen,  tus- 
fchenpoozende  koortfen. 

De  voornaamfte  kentekenen  zijn  een  bleek 
aangezicht  ,  opgezet  lighaam ,  bloedend  ,  ge- 
zwollen tandvleesch  ,  ilinkende  adem  ,  eene 
bijzondere  loom-  en  traagheid  van  het  lighaam , 
zwaare  pijnen  in  de  leden  ,  vooral  -«  nachts. 
Daarbij  komen,  als  de  ziekte  verder  voortgaat, 
donker  blauwe  vlekken,  en  dikwijls  boosaartige 

ver- 


VAN      DE      SCHEURBUIK.  149 

verzweeringen  aan  de  beenem  Eindelijk,  als 
de  ziekte  nog  meer  verergert,  rot  het  tand- 
vteesch ,  de  tanden  bederven ,  worden  los ,  en 
vallen  eindelijk  uit ;  de  adem  ftinkt  op  eene  on- 
dragelijke wijze  ,  en  dikwijls  ontdaan  'er  ge- 
vaarlijke bloedftortingen  op  onderfcheiden  plaat- 
fen  van  het  lighaam ,  door  de  ontbinding  van  het 
bloed. 

In  de  geneezing  heeft  men  voornamelijk  op 
het  volgende  te  letten. 

i.)  Men  moet  zoo  veel  mogelijk  de  befmet- 
ting  trachten  voor  te  komen,  en  te  beletten, 
dat  de  ziekte  zich  ver  verfpreide.  Tot  die 
oogmerk  moet  men  de  oorzaaken  uit  den  weg 
ruimen,  en  derhalven  a. )  zoo  veel  doenelijk  is, 
beletten  ,  dat  'er  te  veel  menfehen  in  nauwe  en 
laa.ge  vertrekken  bij  elkander  woonen,  en,  zoo 
het  ge'fchieden  kan,  de  zieken  in  zuivere,  be- 
tere ,  vertrekken,  laaten  brengen;  b.)  de 
vogtige,  onzuivere,  lucht,  daardoor  verbete- 
ren, dat  men  de  vertrekken  naarftig  lucht,  met 
azijn  ,  of  geneverbesfen  ,  berookt  ;  c  )  de 
voedfels  verbeetert  :  Men  geeft  de  lijders  in 
het  geheel  geen-,  of  zeer  weinig  versch  vleesch, 
maar  alleen  groentens  ,  als  kervel ,  zuuring  , 
jpinachie  ,  falade  ,  endivie  ,  fuikerei,  bruine 
kool  ,  zuurekool ,  lepelblad  ,  en  foorrgelijke. 
Qoede  rijpe  vruchten  zijn  ook  dienflig.     Ge- 

K  3  kaara- 


X$0  VAN      DE      SCHEURBUIK. 

kaamde  melk ,  water  met  gerst ,  haver  ,  of 
rijst  ,  gekookt ,  door  citroenen  fap  of  azijn  , 
zuur  gemaakt,  zijn  goed  tot  drank.  Onzuiver 
water  zoekt  men  daardoor  te  verbeteren,  dat 
men  een  weinig  goeden  wijn -azijn,  en  brande- 
wijn tot  gelijke  deelen,  bij  voorbeeld,  van  elk 
twee  oneen  op  een  pint  water,  doch  nog  be- 
ter een  weinig  fpiritus  vitrioli  daar  bij  giet,  en 
dus  naarftig  laat  drinken. 

2.)  Wat  aangaat  de  geneezing  zelve  ,  zoo 
moet  men  zagte  ontlastende  middelen  met  zul- 
ke, die  tegen  de  Scheurbuik  zijn  ,  en  met  ver- 
fterkende,  verbinden. 

Sterke  purgeer-  ,  of  braakmiddelen  ,  gelijk 
ook  aderlaatingen  zijn  meer  fchadelijk  dan 
nuttig. 

Is  men  overtuigd,  dat  'er  kwaade  floffen  in 
de  maag  en  darmen  zijn ,  dan  moet  men  veeleer 
door  zagte,  en  dikwijls  herhaalde,  buikzuive- 
rende  ,  middelen  dezelven*  trachten  uit  het  lig- 
haam  te  brengen.  De  cremor  tartari  en  putya 
tamarindorum  zijn  daartoe  't  best  gefchikt. 

Hierna  geeft  men  de  middelen  tegen  de 
fcheurbuik  ,  waarbij  men  heeft  optemerken  , 
dat,  naarmaate  de  ziekte  en  de  gefteldheid  van 
den  lijder  verfcheiden  is,  de  geneeswijze  ook 
verfchillende  zijn  moet. 

Js  de  lijder  van  eene  koude,  waterachtige, 

ge- 


VAN       DE      SCHEURBUIK  I5I 

gefleldheid,en  wordt  men  door  de  opgegceven 
tekenen  ontwaar  ,  dat  de  Scheurbuik  van  dien 
aart  is,  welke  men  de  koude  noemt,  heeft  de 
lijder  een  bleek  aangezicht  ,  gezwollen  bcenen, 
en  niet  veel  dorst,  dan  laat  men  hem  van  het 
middel  N°.  45.  's.morgens,  tegen  den  middag, 
en  's  avonds ,  een  wijnglas  vol  neemen,  en  van 
den  drank  N°.  48  ,  of  zuure  wei,  met  azijn  ge- 
maakt, naarftig  den  geheelen  dag  door  drinken. 
's  Avonds  kan  men  van  het  poeder  N°.  47.  een 
theelepeltje  vol  geeven.  In  plaats  van  het 
middel  N°  45.  kan  ook  het  middel  N°.  46-  met 
nut  tweemaal  's  daags  tot  een  klein  bierglas  vol 
gegeeven  worden. 

Doch  zoo  de  lijder  veel  hitte  heeft ,  de  pols 
ras  is,  de  dorst  groot,  en  het  tandvleesch  zeer 
rood,  bloederig,  en  als  rottig,  dan  moet  men 
alle  verhittende  middelen  vermijden,  veel  zuurs, 
als  bij  voorbeeld,  de  drank  N°.  43.,  of  zuure 
w^i  drinken,  en  van  het  conferf  N°.  49.  twee 
of  drie  maal  's  daags  ter  grootte  van  een  ok- 
kernoot ,  en  's  avonds  en  's  morgens  het  poeder 
N°.  47.  laaten  neemen. 

Ook  ,  als  de  lijder  begint  beter  te  worden  , 
't  welk  men  befpeurt  uit  het  verminderen,  en 
wegblijven  van  de  pijn  ,  het  vrij  gebruik  der 
leeden  ,  en  de  meerdere  krachten  ,  moet  hij 
echter  voortgaan  ,  de  voorgefchreeven  midde- 
lt 4  lea 


151  VAN      DE      SCHEURBUIK. 

Jen  te  gebruiken  ,  en  langzaamerhand  daar  mede 
ophouden  ,  doch  vooral  nog  laag  een  nauw- 
keurig dieet  houden ,  zich  naarftig  ,  doch  maatig  , 
in  de  open  lucht  beweegen.  N°.  2r.  kan  tot 
vermeerdering  (Ier  krachten  gebruikt  worden, 
terwijl  men  echter  te  gelijk  veel  gekaamde  melk 
laat  drinken. 

Tegen  de  kleine  zweertjes,  die  zich  in  deeze 
ziekte  doorgaans  aan  het  tandvleeseh ,  de  lip- 
pen, en  binnen  in  den  mond  vertoonen,  moet 
men  zeer  ras  iets  gebruiken  ,  dewijl  zij  zeer 
fchielijk  alle  de  aangrenzende  deelen  aantas* 
ten  ,  de  tanden  los  worden ,  en  uitvallen. 
Men  befmeert  tot  dat  einde  alle  die  plaatfen 
naarftig  met  N°.  50.,  en  laat  den  mond  dikwijls 
met  zuuren  wijn,  waarin  honig  ontbonden  is, 
t)f  met  w-ater  van  lepelblad,  uïtfpoelen.  Is  het 
rottige  op  deeze  wijze  overwonnen  ,  dan  kan 
men  met  N°.  jj.  nog  een*  tijd  lang  voortgaan. 

Van  de  Schurft. 

Men  haalt  zich  de  Schurft  doorgaans  op  den 
hals  door  belmetting  ;  zij  kan  echter  ook,  hoe- 
wel zeldzaamer,  van  zelfs,  en  dat  wel  door  eene 
Hechte  levenswijze,  vooral  van  onzuiverheid, 
ontitaun.  Menigmaal  is  zij  eene  heilzsanie 
fcheiiing  ,   door  de  natuur   verwekt  ,  in  ver- 

fchei- 


VAN       DE       SCHURFT.  153 

fcheiden  fleepcnde  ziekten  ,  en  dan  moet  zij 
niet  te  vroeg  verdreeven,  noch  minder  door 
fmeerfeis  naar  binnen  g-jaagd  worden.  Dit 
zelfde  heeft  plaats,  als  zij  na  langduurige  koon- 
fen  ontftaat. 

Vertoont  zich  de 'Schurft  bij  iemand,  bij  wien 
men  geene  befmetting  kan  vermoeden  ,  dan 
moet  men  de  geneezing  beginnen  met  eene  vol- 
komen onthouding  van  alle  gezouten,  zuuren, 
vette ,  en  aangezette»  fpijzen.  Men  laat  een' 
drank  van  klitte  en  graswortel,  of  N°.  42.  of 
48.  drinken,  geeft  na  vier  dagen  het  buikzui- 
verend  middel  N°.  3.  of  4.,  of  ook  twee  loot 
zout  van  Glauber.  Daarna  laat  men  eenige  dagen 
na  elkander  het  poeder  N».  50*  of  55.  driemaal 
's  daags  tot  een  theelepel  vol  neemen,  daar  bij 
naarftig  een  der  bovengemelde  dranken  gebrui- 
ken ,  om  den  zesden  of  acheften  dag  purgeeren, 
naarftig  baden,  des  zomers  in»de  zee  of  een 
rivier  ,  des  winters  in  een  lauwbad  ,  dat  met 
groene  zeep  en  zemelen  gemaakt  wordt.  Na- 
dat dit  veertien  dagen  lang  geregeld  gedaan 
is,  kan  men  gebruik  maaken  van  de  zalfN°.  54. 
of  55. ,  doch  met  die  omzichtigheid,  dat  men 
eerst  de  handen,  daarna  de  voeten,  en  dus  dan 
het  eene,  dan  het  andere,  deel,  dat  met  fchurfc 
bezet  is,  befmeere;  en,  terwijl  men  dit  doet 
moec  men  zjo  wel  met  het  poeder  ,   als  den 

K  5  drank, 


154-  VAN       DE       SCHURFT. 

drank,  en   hec  baden,   aanhouden,    ook  altijd 
om  den  zesden  of  achttien  dag  purgeeren. 

-Als  men  de  deelen  naarftig  wascht  met  een 
zeer  fier  kaf  kook  fel  van  den  Alants  wortel ,  brengt 
dit  dikwijls  veel  toe  tot  de  geneezing. 

Zoo  men  zeker  weet ,  dat  de  lijder  zich  het 
ongemak  alleen  door  befmetting  op  den  hals  ge- 
haald heeft,  es  indien  men  terilond,  en  in  de 
eerfïe  dagen  daar  bij  geroepen  wordt,  dan  kan 
men  met  gerustheid,  zoodra  een  buikzuiverend 
middel  gebruikt  is,  de  zalf  infmeeren. 

Doch  is  het  ongemak  reeds  oud,  en  verwaar- 
loosd ,  dan  moet  men  ten  miniten  vier'  weeken 
lang  de  voorfchreeven  middelen  gebruiken  x 
rijkelijk  drinken  van  de  voorgemelde  dran- 
ken, en  herhaalde  reizen  purgeeren,  eer  men  de 
zalf  gebruikt. 

Bij  deeze  geneezing  is  zuiverheid  en  eene 
goede  dieet  van  de  uiterfle  noodzakelijkheid  ,• 
het  wasfchen,  baden,  veranderen  van  hemb- 
den,  en  bedlaakens  kan  daarom  niet  genoeg  aan- 
gepreezen  worden.  Nadat  de  geneezing  volbragt 
is ,  moet  men  alle  de  klederen  ,  in  de  open 
lucht,  met  zwavel  berooken,  en  dikwijls  in  de 
lucht  hangen,  eer  men  die  wederom  aantrekt, 
terwijl  al  het  linnen  zorgvuldig  gewasfchen ,  en 
zelfs  de  bedden  gezuiverd  moeten  worden. 
r   Nogmaals  wordt  het  herhaald,  dat  men  de 

zalf, 


TAN       DE       SCHURFT.  155 

7alf,  of  andere  terug  drijvende  middelen,  niet 
te  fchielijk  moet  gebruiken.  'Kr  is  g-een  onge- 
mak ,  't  welk  door  zoo  eene  handelwijze  niet 
kan  voortgebragt  worden  ,  vooral  plaatst  zich 
de  fcherpe  iloffe  zeer  ligt  op  de  long  ,  de 
hersfenen,  de  oogen  ,  de  darmen,  en  veroor- 
zaakt aamborftigheden,  de  teering,  draaijingen 
in  het  hoofd  ,  beroerte  ,  dolheid  ,  blindheid  , 
doofheid,  en  meer  andere  kwaaien.  # 

Zoo  men  eenige  toevallen,  aan  deeze  ziekten 
eigen,  mogt  waarneemen  ,  dan  weet  men,  dat 
de  Schurft  te  vroeg  verdreevon  is;  men  moet 
dan  dezelve  fchielijk ,  doch  met  voorzigtigheid, 
wederom  te  voorfchijn  brengen.  Tot  dit  oog- 
merk laat  men  den  lijder  naar ftig  met  wollen 
lappen  over  het  geheele  lighaam  wrijven,  daar- 
na in  een  lauw  bad ,  waarin  men  wat  zeep  en 
zemelen  doet,  zetten,  een  aftrekfel  van  kamil- 
len bloemen  ,  of  den  drank  N°.  42.  warm  drin- 
ken ,  en  geeft  hem  van  het  Poeder  N°.  5*.  da- 
gelijks een  half  drachma  met  een  grein  kam- 
pher.  Zoo  daarop  dq  Schurft  niet  te  voor- 
fchijn mogt  komen;  en  zijn  de  omftandigheden 
van  dien  aart ,  dat  fchieJijke  hulp  vereischt 
wordt,  dan  plaatst  men  Spaanfche- vliegplei- 
fters  aan  de  kuiten.,  en  zoekt  den  lijder  de 
Schurft  te  bezorgen  door  hem  te  leggen  in  het 
bed  van  iemand,  die  de  Schurft  heeft,  of  hem 

het 


1$6  YAN       DE       SCHURFT. 

hec  hembd  van  zoo  eenen  te  laaten  aantrekken. 

Is  men  zoo  gelukkig,  zijn  oogmerk  te  berei- 
ken, dan  moec  men  zich  voor  alle  fmeerfels  , 
voor  alle  uitwendige  middelen,  wachten,  en 
zeer  lang  de  voorfchreeven  middelen  gebruiken.- 

Zoo  de  lijder  zeer  volbloedig  is  ,  en  eene 
groote  hitte  heeft ,  da»  kan  men  eene  aderlaa- 
ting op  den  arm  in  het  werk  (lellen ,  en  bij  de 
andgre  middelen  verkoelende  voegen. 

Van  de  ziekten  der  Vrouwen. 
• 
De  Vrouwen  zijn  aan   eenige  ,   haar   eigen 
ziekten  onderheevig,   welke  vier  hoofdöorzaa- 
ken  hebben  ,    de  ftonden  ,    de   zwangerheid  , 
de  verlosfing,  en  de  kraam. 

Van  de  Stenden. 

De  Stonden  openbaaren  zich  omtrent  het 
veertiende  jaar  en  duuren  omtrent  tot  het  vijf- 
tigfle,  zoo  echter  dat  zij  zich  wel  eens  vroeger 
of  laater  vertoonen,  en  ook  vroeger  of  laater 
ophouden.  Bij  fommige  duuren  dezelven  tel- 
kens flechts  twee  dagen,  bij  andere  wel  negen; 
bij  eenige  zeer  maatig,  bij  andere  rijkelijk;  in. 
veele ,  geregeld,  alle  vier  weeken,  bij  andere 
minder  geregelci.     Des  niet  te  min  kan  bij  alle 

deeze 


VAN       DE        STONDEN.  157 

deeze  verfcheiden  lieden ,  de  gezondheid  ech- 
ter flandvastig  zijn,  zelfs  bij  fommigen  ,  dis 
nooit  de  Stonden  hebben  ;  het  zoude  daarom 
ongefchikt  zijn,  eenige  middelen  te  gebruiken, 
tenzij  de  nood  zulks  vereischte. 

Doorgaans  echter,  wanneer  deeze  ontlasting 
zich  voor  de  eerfte  keer  zal  openbaaren,  klaa- 
gen  de  jonge  meisjes  over  vermoeidheid,  vlie- 
gende hitte,  draaijingen  in  het  hoofd  ,   hoofd- 
en tandpijn,  hartkloppingen,  pijnen  in  de  len- 
denen, een  jeukte,  en  zwelling  der  teeldeelen, 
geen  trek  tot  eeten,  walgingen,  fterke  afgan- 
gen ,   of  ook  wel  hardlijvigheid.      Deeze  toe- 
vallen worden  intus'chen  meestendeels  door  de 
ontlasting  van  het  bloed  weggenomen  ,  en  vor- 
deren daarom  behalven  eene  goede  dieet,  niet 
eerder  eenige  hulp,  dan  wanneer  zij  te  gewel- 
dig zijn,  of  koorts   verwekken.      In  die  geval 
moet  het  gerftenwater  N°.  I.  naafftig  gebruikt, 
en  daarenboven  alle  twee  of  drie  uuren  een  thee- 
lepel vau  Bfoi  8.  genomen  Worden.     In  plaatfe 
van  deeze  middelen  kan  men  ook  de  wei  gebrui- 
ken.   Alle  avond  bedient  men  zich  van  een  lauw 
voetbad  ;  ook  kan  men  de  waasfem  van  warm 
water  tegen  de  teeldeelen  laaten  komen,  week* 
maakendeklijfteeren,  uit  water  enmelk,  zetten, 
dergelijke  Hovingen,  die  ook  van  vlierbloemen 
kunnen  gskogkc  worden ,  lauw  over  den.buik  flaan. 

Deeze 


I58  VAN      DE      STONDEN. 

Deeze  zijn  de  'hulpmiddelen  voor  arbeid- 
zaame,  en  voor  het  overige  gezonde,  meisjes, 
en  men  gaat  daarmede  voort,  tot  dat  de  ont- 
lasting van  het  bloed  zich  openbaart ,  en  dan  ver- 
der heeft  men  geene  middelen  noodig. 

Befpeurt  men  uit  foortgelijke  toevallen,  dat 
de  Stonden  op  handen  zijn  bij  Vrijftcrs,  die  een- 
zittend  leven  leiden,  die  zwak  zijn,  en  bleek 
uitzien,  zoodat  zij  niet  zoowel  een  volle  pols 
en  fterke  hitte  hebben,  als  krampachtige  toe- 
vallen, en  pijnen,  uitftaan,  dan  gebruikt  men 
behalvende  zoo  even  genoemde  uitwendige  mid- 
delen, een  aftre.kfel  van  kamillen -bloemen. 

Verdwijnen  de  toevallen  zonder  dat  zich'eenig 
bloed  vertoont,  en  komen  dezelven,  zonder 
beter  gevolg ,  na  vier  weeken  wederom  ,  of 
raaken  zij  ,  in  pkatfe  van  tloed,  flechts  een 
fiijmerig,  waterachtig,  vogt  kwijt,  dan 'moet 
men  een'  Geneesheer  raadpleegen. 

Bij  de  meefte  vrouwsperfoonen  ,  die  door  den 
arbeid  gehard  zijn,  komen  de  Stonden  alle  vier 
weeken  ,  zonder  dat  zij  daarvan  eenig  nadeel 
aan  haare  gezondheid  befpeuren  ;fommige  echter 
worden  door  de  voornoemde  toevallen  geplaagd  , 
die  dan  deeze  ontlasting  of  vooraf  gaan,  of  de- 
zelve verzeilen,  of  ook  nog  langer  dutiren.  Hier 
toe  behooren  draaijingen  in  het  hoofd,  pijn  in 
het  hoofd,  in  de  lendenen,  buik,  benauwdheid, 

druk- 


TAN       DE       STANDEN.  159 

drukking  op  de  maag,  misfelijkheid ,  braakin- 
gen :  Deeze  zelfde  toevallen  openbaaren  zich 
ook,  als  de  Stonden  zeef  flerk  zijn,  of  geheel 
wegblijven. 

Zoolange  zij  geregeld  voortgaan,  dan  worden 
door  eene  goede  levensregeling ,  die  aan  alle 
Vrouwen,  vooral  op  deezen  tijd,  zeer  aante- 
prijzen  is ,  de  toevallen  genoegzaam  verzagt. 

Zij  moeten  ,  namelijk  ,  zoodra  zij  maar  het 
geringde  begin  der  Stonden  ontdekken,  alle 
tette ,  fterk  gezouten ,  met  fpecerijen  aangezette 
fp ijzen,  vermijden,  in  het  bijzonder  al  't  geen 
van  uijen  bereid  wordt ,  peper  wortel  bevat, 
of  van  foortgdijken  aart  is.  Verder  alle  taaie 
en  onverteerbaare  fpijzen  ,  meelpappen,  koe- 
ken ,  versch  brood ,  alle  verhittende  dranken 
en  geneesmiddelen  ,  de  koffij  niet  uitgezon- 
derd. Daarbij  moeten  zij  eene  zagte  bewee- 
ging maaken,  zonder  zich  te  verhitten,  of  de 
onderde  deeien  te  verkouden;  ook  alle  fterke 
gemoeds  -  aandoeningen  vermijden. 

In  nood  kunpen  aile  die  middelen  te  pas  ko- 
men ,  welk-  aan  jonge  meisjes  voorgeflaagen 
zijn,  wanneer  bij  haar  de  Stonden  zich  zullen 
•openbaaren.  Tegen  de  buikpijnen  kan  men 
klijfteeren  van  kamillen-  en  vlk-rblocrmen  ,  in 
tbelk  gekookt  $  zetten,  en  foortgeiijke  (loovin- 
gen    op  d^n  buik  leggen  ,    inwendig  een  lepel 

vol 


l6*0  VIN        DE        STONÖEN. 

vol  verfche  olie  van  amandelen  of  olijven,  gee* 
ven.  Een  paar  dagen  voor  dat  de  Stonden  zich 
moeten  openbaaren,  of  voor  dat  de  opgegee- 
ven  toevallen  zich  vertoonen,kan  men  den  buik 
zuiveren  met  twee  loot  zout  vanGlauber  >  en 
daarna  de  voorzeide  geneeswijze  wederom  be- 
ginnen. Is  de  ontlasting  der  Stonden  zeer  ge- 
ring geweest,  en  de  lijderesfe  echter  zeer  vol- 

-  bloedig,  dan  komt,  zóodra  dezdve  ophoudt, 
cene  maatige  aderlaating  te  pas.  Helpt  deeze 
niet,  dan  moet  een  Geneesheer  de  zorg  op 
zich  neemen. 

Zijn  tedere  >  bleeke,  opgezwollene*  traage, 
vrouwsperfoonen  ,  die  een  zittend  leven  lei- 
den ,  met  fcortgelijke  ongemakken  ten  tijde 
der  Stonden  geplaagd,  dan  kunnen  zij  dezelfde 
uitwendige  middelen  gebruiken  ,  en  inwendig 
alle  uur  een  theekop  van  een  afcrekfel  van  ka- 
millen bloemen  ,  of  duizendblad  (?nillefolium;) 
doch  in  deeze  gevallen  moet  men  zoo  veel 
te  minder  zonder  den  ,bij(tand  van  een'  Genees- 
heer doen  ,  daar  men  zoo  ligt  nadeel  aan- 
brengt. 

-  Ten  opzichte  van  de  dieet  moeten  zulke  per- 
foonen  zich  anders  gedraagen  ,  dan  flerke. 
-Zuure  fp ijzen,  melk,  fuiker  ,  warme  dranken, 
foepeo ,  gebakken  ,  moeten  vooral  vermijd 
daarentegen  kunnen  zij  gezouten,  en  met  fpe- 

•  »  ce- 


VAN       DE       STONDEN.  l6ï 

cerijen  aangezette,    fpijzen,  veel  gemakkelij- 
ker verdraagen. 

Indien  de  Stonden  ,  zoodra  zij  zich  open- 
baaren  ,  of  kort  daarna  ,  fchielijk  opgeftopt 
worden  ,  hetzij  door  fchrik,  kwaadheid,  vreug- 
de, verkouvving,  hetzij  door  het  gebruik  van 
fchadelijke  zaaken  >  vooral  van  zuure  melk  > 
zuurkool,  grove  meelfpijzen  ,  warm  brood,  in 
eene  groote  hoeveelheid  gegeeten  ,  en  wan- 
neer daarop  volgen  koortfige  hitte  ,  dorst  *' 
machteloosheid  met  zwaare  hoofdpijnen,  be- 
nauwde en  korte  ademhaaling,  of  zoo  zich  eene 
andere  ontlasting  van  bloed  opdoet  ,  uit  den 
neus  of  de  borst ,  dan  laat  men  terflond  op  den 
voet  eene  aderlaating  van  zes  of  acht  oneen 
doen.  Is  de  lijderesfe  niet  onderhevig  aart 
flaauwtens ,  dan  kan  zij  een  quartier  uurs  of  lan* 
ger  een  lauw  voetbad  gebruiken  ,  daaraa  te  bed 
gaan,  of  op  een'  floel  zitten,  zoo  dat  de  on- 
derfte  deelen  wel  bedekt  blijven.  Men  zet  een 
of  meer  weekmaakende  klijfteeren  ,  legt  week- 
maakendé  ftoovingen  op  den  buik ,  en  laat  hec 
Poeder  N°.  8.  gebruiken. 

Volgt  'er  geen  koorts  of  bloedfpoeging,  als 
de  Stonden  opgeftopt  zijn  ,  dan  kan  men  de 
aderlaating  achterwege  Iaaten. 

Bij  zeer  aandoenelijke,  en  aan  kramptrekkin- 
gen onderworpen  perfoonen  wordt  deeze  ont- 

L  las? 


+6%  Y  A  N       T>   t      STONDE   N*. 

hsting  van  bloed -9i door  de  geringde  gemoeds- 
aandoening ,  zelfs  indien  zij  maar  eene  fterke 
reuk  ontwaar  worden,  gefluit.  In  dit  geval  is 
het  goed  de  voeten  terflond  in  warm  water  te 
laaten  houden,  acht  of  tien  droppelen  van  het 
laudanum  liquidum  Sijdenhami  te  geeven,  en  dee- 
ze  gifte  na  acht  uuren  te  herhaalen  ,  als  zij  on- 
werkzaam is  ;  daarbij  moet  men  alle  uur  een 
tl}eekopje  van  een  fterk  aftrekfel  van  kamillen- 
of  vlierbloemen  laaten  drinken  ,  en  tusfchen 
heide  eenige  reizen  van  het  middel  N°.  40.  gee- 
ven. Een  klijfteer  is  insgelijks  van  eene  goede 
uitwerking. 

Als  de  Stonden  na  voorafgaande  ziekten  , 
bleedftortingen  ,  of  foortgelijke  ongemakken  y 
zich  niet  openbaaren,  in  het  algemeen  in  alle 
verftoppingen  daar  van  ,  die  niet  fchielijk  ge- 
komen zijn  ,  in  alle  foorten  van  den  witten 
vloed  ,  in  alle  ziekten  ,  die  voortfpruiten  uit 
oorzaaken  dat  de  Stonden  te  vroeg  wegblijven, 
of  zich  voor  het  eerst  te  laat  openbaaren ,  is 
de  hulpe  van  een'  Geneesheer  volftrekt  noodig. 

Wanneer  Vrouwsperfoonen  ,  die  voor  het 
overige  gezond  zijn  ,  in  eenige  maanden  de 
Stonden  niet  gehad  hebben,  vooral  als  zij  tot 
die  jaaren  komen.,  dat  dezelven  geheel  en  al 
zullen  weg  blijven ,  of  ook  uit  andere  oorzaa- 
ken, openbaart  zich  fomtijds  eene  zeer  rijke- 


V  ft    N       DE       8    T   O   N   D'  ft.  lf»  Xtfg 

lijke  ontlasting  derzelven.  Zoo  lang  daarbij  de 
pols  vol,  de  kleur  van  het  aangezicht  levendig, 
de  warmte  Over  het  geheele  lighaam  gelijk  is  >, 
moeten  zij  zich  zeer  ftil  in  een  koud.  vertrek 
houden,  naarftig  drinken  koud  water  met  dorper 
nen  fap  of  geest  van  koperrood  en  een  weinig 
fuiker  of  honig,  gecne  warme  of  andere  fp  ijzen, 
dan  boomvruchten,  grutten,  alles  zuurachtig 
gebruiken  ,  en  zich  voor  koude  of  gemoeds- 
aandoeningen wachten.  Wordt  rde  bloedflor- 
ting  zoo  fterk,  dat  de  pols  begint  te  beeven,* 
het  aangezicht  bleek  te  worden  ,,  de  leden  t£ 
verkouden,  komen  'er  benauwtheden  of  ligte 
fiauwtens  bij ,  dan  hou.de  men  eene  zeer  goede 
JevensregeJing;,  plaatfe  baaden  om  de  armen  e$ 
beenen  ,  legge  de  handen  ir!  lauw  water,  en 
geeve  alle  half  uur.  van  den  drank  N°.  5^-  twep 
lepels  vol  ,  en  dit  niet  helpende ,  het  Poede? 
N°.  57.  alle  twee  of  drie  uuren  ;  of.  het  cp%- 
ferf  N°.  ,58.  tot  de  grootte  van  een  noot.  /  Ia 
nood  kan  men  de  beenen  in  koud  water-,  ze  tten„ 
en  doeken  ,  in  koud  water  gedoopt, j  op  ;de# 
buik  leggen ,  als  ook  gebruik,  maaken  van  N°.  30* 
Indien  de  ontlasting  niet.  te  fterk  is ,  doch 
echter  bij  aanhoudendheid  voortduurt  ,  dar* 
moet  men  ,  zoo  'er  volbloedigheid  befpeurd 
wordt ,  en  de  krachten  nog  toereikende  zijn, 
eene  aderlaating  op  den  arm  verrichten ,  daar- 

L  %  119 


iüH  Y  A   N      DE       STOND   E   K. 

na  een  verkoelend  buikzuiverend  middel  gee- 
<ven  j  en  dan  van  N°.  30.  gebruik  maaken. 
Daarenboven  kan  men  in  de  fcheede  dagelijks 
«enige  leizen  het  'afkookfel  N°.  59.  fpuitcn  , 
en  hetzelve  bij  wijze  van  een  kïijfteer  gebrui- 
leen  ,  ook  als  een  aftrekfel  van  kruiden  koud 
laaten  drinken.  Doch  zoo  'er  reeds  zulke  Hech- 
te toevallen ,  als  bij  de  eerfle  foort  van  deeze 
bloedflorting  opgenoemd  zijn  ,  mogten  tegen- 
woordig zijii,  dan  moet  men  tërftond  het  mid- 
del N°.  30  geeven ,  zonder  eerst  eene  aderlaa* 
ting.in  het  werkteftellén.  Echter ,  zoo  het  mo- 
gelijk is,  geeft  men  eerst  een  zagE  buikzuive- 
rend" rüidd^h,  uit ;  ere mör  tartarï  of  pul-pa  tamarin- 
doriim.r:De  uitwendige  middelen  kunnen  in  alle 
rgevallëfi  in  het'  werk  gefield  worden.  Zoodra 
tle  bloèdflorling:  gefruit  is,  geeft  men  dagelijks 
Hriërn'aarj'geduurepde  eenigen  tijd-,  het  Poe- 
"der  N0,  60. 

Wailnéer   ofS-  dé   gewoonè  jaareri.,    of  nog 
-Vroeger,  dé  ontlasting  der  Stonelen  volkomen 
Bïxph<Sffltei   dan  ontdekt  men' fomtijds,  voorna- 
melijk föp"  den   tijd,   wanneer  zij  zich  gewoon 
was  te~vertöonën  ,  opzettingen  van  bloed,  be- 
rtauwtheden  ,    hartkloppingen  ,    misfelijkheid  , 
pijnen  in  den  rugge  en  foortgelijke   ongemak- 
ken meer.     Zijn  déeze  2eer  fterk,  dan  kan  men 
'bij  volbloedigen  eene   aderlaating  op  den  arm 

ver- 


VAN       DE       STOü»   E;tf.  -        I<$5  E 

verrichten,  een  verkoelend  buik/.ui verend  mid- 
del ,  en  daarna  NJ  8    geeven  ,  eene  goede  dieet , 
en  rust  daar  bij  aanbeveeJenck.     Bij  zulken ,  die 
niet  volbloedig  zijn,   opent  men  de  ader  niet,  ' 
en  verzoekt  een'  Geneesheer  tot  hulp. 

Somtijds  klaigt  eene  Vrouw,  na  voorafgaande 
verkoii wing  ,   over  eene  aanhoudende,  inwetH*' 
dige  ,    brandende  pijn   in  den  buik  ,   grooteii 
dorst,  machteloosheid;  de  buik  is  öp  het  ge- 
voel zeer  hard  en  heet ;    en  de;  aanraaking  van 
denzelven  veroorzaakt  pijn.     De  tong  is-droog, 
de    pols  koortsachtig  ,    de  hitte  aanmerkelijk.  r 
Na  eenige  dagen  ,   als  het  goed  gaat,  vermin- 
deren deeze  toevallen,  en  uit  de  teeldeelen  ont- 
last zich  eene  doffe,    die  in  den  beginne  dun,- 
flijmerig  ,   is  ,    doch   kort  daarop   etterachtig 
wordt,  en  veel  overeenkomst  heeft,    met  de 
ftoffe,  die  in  eene  ontiteeking  van  de  borst  ge-  . 
loosd  wordt.    Deeze  ziekte  beftaat  in  eene  ant- 
fteeking  der  baarmoeder. ,  en  moet  daarom  als-an-  - 
dere  koortfen  met  ontfleeking,  behandeld  voor- 
den.     Aderlaatingen  ,    weekmaakende  klijftee- 
ren  en  ftoovingen  ,  tinfpuicingen  van  water  en 
melk  in  de  fchaamdeelen  ,    maaken,   benevens - 
de    inwendige    middelen  ,    die   in   foortgelijke 
koortfen  te  pis  komen,  de  geneezing  uit.     De 
verdere  behandeling  behoort  toe  een'  Genees- 
heer. 

L  3  lan 


l6S ■-        VAN     DB     2WANGERHEID. 
Van  de  Zwangerheid. 

Het  is  allernoodzaakelijkst,  de  tekenen  der 
Zwangerheid  wel. te  kennen,  zai  men  zich  met 
de  geneezing  van  de  ziekten  der  Vrouwen  in- 
laaten.    Doch  dewijl  de  zekerden ,  die  ontleend 
w.qrden  van  de  gefteldheid  van  den  mond  der 
baarmoeder,  hen,  die  gelegenheid  gehad  heb*' 
ben^   de  Vroedkunde  te  leeren  ,  bekend  zijn  ■ 
poëten-,   en  van  anderen  niet  kunnen  verdaan 
worden  ,  kunnen  deeze  zich  alleen  aan  de  ge- 
woon^ houden  ;  namelijk,  het  wegblijven  der 
Stonden;,  de  beweeging  van  het.kind  in  de  twin» 
tigfte,week,  het  opzetten  van  den  buik.  Daaren- 
boven geeven  onderfcheiden  ziekelijke  omdan- 
digheden  fomtijds  het;  eerst  gelegenheid  om  op 
de  Zwangerheid  te -denken,  dewijl  zij  de  zwan- 
gere -dikwijls  terftorid  na  de  bevruchting  pka- 
gen  |,  hoedanig  zijn  eene  traagheid  ,  pijnen  in 
de  le,den,  draaijipgen  in  het  hoofd,  ruifingen 
d&r  ooren,  pijnen  in  het  hoofd  en  de  tanden, 
hartkloppingen  ,   een  afkeer  van  gewoone  en 
lust  tot  ongewpone  fpijzen  ,    braakingen  ,  en 
fiaauwtens. 

Deeze  ongemakken  ontdaan  of  uit  volbloe- 
digheid,  welke  men,  behalven  uit  de  gewoone 
tekenen,  ook  daardoor  kend  ,  dat  de  zwangere' 
vrouw  gewoon  was  veel  bloed  door  de  Stonden 

te 


VAN      DE      ZWANGER  HEID.  l6j 

te  verliezen  ,  en  zich  daarbij  wel  bevonden" 
heeft,  of,  zij  worden  veroorzaakt  door  onzui- 
verheden  der  eerde  wegen  ,  ook  van  eerte  te' 
groote  aandoenelijkheid,  die  zich  voornamelijk 
openbaart,  door  een  teder  maakfel  van  het  lig- 
haam,  door  een'  grooten  invloed  van  het  we- 
der op  hetzelve  ,  door  fchrikachtigheid  ,  ge- 
duurige  verandering  van  de  kleur  van  het  aan- 
gezicht ,  en  de  pols  ,  koude  handen  ,  en  ge- 
neigtheid  tot  kramptrekkingen. 

Gemeenelijk  ontdaan  die  toevallen  door  alle 
drie  deeze  oorzaaken  te  gelijk ,  en  zoo  deeze' 
zeer  bedenkelijk  worden  ,  zoo  kan  men  eerst 
het  Poetder  ND.  8.  viermaalen  's  daags  laaten 
gebruiken  ,  na  eenige  dagen  een  zagt  buikzuï- 
verend  middel ,  bijvoorbeeld ,  anderhalf  tot  twee' 
loot  zout  van  Glauber,  geeven,  bij  volbloedi- 
gea  uit  den  arm  zes  of  acht  oneen  bloed  aftap- 
pen,  zoo  zij  namelijk,  na  het  gebruik  der  eerst- 
genoemde middelen,  niet  beter  zijn  geworden. 
Aan  vrouwen,  die  niet  volbloedig,  zwak,  zijn, 
en  aan  kramptrekkingen  blootftaan,  geeft  men 
dagelijks  drie  maaien  twintig  droppelen  van  N°. 
31.,  in  plaatfe  dat  men  eene  aderlaating  in  het 
werk  fielt. 

Tegen  de  braakingen ,  welke  voor  de  zwan- 
gere Vrouwen  in  de  eerfte  maanden  zoo  dik- 
wijls alkrlastigst  zijn,  kan  men  ook  dit  laatfte 

L  4  mid- 


jé$  VAN     DE     ZWANGKRIIE1D. 

middel  gebruiken ,  en  tegelijk  op  de  maag  een 
kerstbrood  ,  met  kampherbrandewijn  bevog- 
tigd  ,  of  jakjes  met  kampher  leggen.  Een 
klijfteer  van  een  flerk  afkookfel  van  kamillen 
bloemen  met  een  weinig  olie  doet  daarbij  ook 
goeden  dienst. 

Als  zwangere  Vrouwen  den  loop  krijgen  , 
geeft  men  's  morgens  van  het  Poeder  N°.  7-a. 
een  tot  twee  drachmen ,  en  laat  tegen  den  avond 
een  afkookfel  van  rijst  drinken.  Bedaaren,  de. 
ontlastingen  daarna  niet,  dan  herhaalt  men  dee- 
:te  handelwijze  den  volgenden  dag  ,  en  geeft 
des  avonds  van  het  Poeder  N°.  8. 

tjardlijvigheid  moet  geduurende  de  zwanger* 
heid  even  weinig  plaats  hebben.  Men  bevor- 
dert de  ontlasting  best  door  een  afkookfel 
van  pruimen,  door  honig,  als  ook  door  nu 
en  dan  een  lepel  vol  cremor  tartari  te  gebrui- 
ken. 

Sommige  zwangere  Vrouwen  hebben  eene 
onophoudelijke  neiging  tot  de  ontlasting  van 
de  pis.  Daartegen  helpt  een  breede  band,  die 
men  om  het  lijf  over  de  heupen  vast  maakt ,  en 
waarmede  men  den  buik  onderfleunt.  Verder 
kan  men  Arabifche  Gom  of  Hertshoorn  in  wa- 
ter kooken  ,  eri  dit  afkookfel  naarftig  laaten 
drinken.  Weekmaakende  klijfleeren,  en  water 
met  melk  ,  tot  een'  gewoonen  drank,  zijn  ook 

dieih 


YIN      DE      ZWANGÏRH  E I  D.  -  l6<> 

dknftig.  Dit  toeval  openbaart  zich  dikwijls 
kort  voor  de  verlosfing;  en  niet  zelden  kan  de 
vrouw  dan  in  het  geheel  geen  pis  ontlasten. 

In  dit  geval  moet  zij  in  een  bed  op  den  rugge 
liggen  ,  met  het  onderlijf  meer  verheven  ,  en 
op  zoo  eene  wijze  de  pis  trachten  te  ontlasten. 
Kan  zij  zulks  ook  dan  niet  doen,  zoo  moet  een 
ander  de  baarmoeder  zagtjes  naar  de  hoogte 
drukken.  Des  noods  moet  de  caiheter  inge- 
bragc  worden.  Dit  toeval  verdwijnt  na  de  ver- 
losfing 

Sommige  vrouwen  hebben ,  fchoon  zij  zwan- 
ger zijn,  echter  in  de  eerfle  maanden,  en  foin- 
tijds  zelfs  tot  de  zevende,  de  Honden.  Die  is, 
op  zich  zelve,  niet  nadeelig;  doch  zoo  zij  even- 
wel door  de  toevallen,  die  eene  volbloedigheid 
aanduiden,  geplaagd  wierden,  zou  men ,  voor- 
namelijk tegen  het  einde  van  de  derde  maand, 
vijf  of  zes  oneen  bloed  kunnen  aftappen. 

Wanneer  zwangere  Vrouwen,  of  zonder  blijk-' 
baare  oorzaak ,  of  als  zij  zich  kwaad  gemaakt 
hebben,  verfchriktzijn,  zich  al  te  fterk  bewoo- 
gen  of  eenig  geweld  uitgedaan  hebben  ,  eene 
aanmerkelijke  hoeveelheid  bloed  uit  de  teeldeelen 
kwijtraaken,  en  daar  bij  ,  gelijk  doorgaans  , 
veel  pijn  in  de  lendenen  befpeuren ,  dan  zijn  zij 
in  gevaar  om  een  miskraam  te  krijgen.  Ge- 
beurt  dit  bij  volblocdige  vrouwen  >   befpeurc; 

L  5  men 


170  VAN      DE      ZWANGERIÏEID. 

men  eene  volle  pols  ,  en  koortfige  hitte ,  dan 
moet  men  terflond  op  den  arm  eene  aderlaa- 
ting in  het  werk  ftellen,  en  zoodanig  eene  ver- 
koelende levensregeling  voorfchrijven,  als  reeds 
aangepreezen  is  in  gevalle  dat  de  ontlasting  der 
Stonden  al  te  llerk  was.  Alle  uuren  kunnen  zij 
een  theelepel  van  N°.  8.  neemen,  en  daarbij 
drinken  koud  water,  met  den  geest  van  koper- 
rood  (Spiritus  vitrioli)  zuur  gemaakt.  Hebben 
zij  geduurende  eenige  dagen  geene  ontlasting 
gehad,  dan  zoude  men  terftond  na  de  aderlaa- 
ting een  weekmaakend  klijfteer  uit  melk  ,  wa- 
ter ,  en  olie  ,  kunnen  zetten.  Blijft  de  pols 
vol,  de  hitte  aanmerkelijk,  zonder  dat  'er  veel 
bloed  geloosd  wordt  ,  dan  kan  men,  na  ver- 
loop van  twee  uuren  nog  eens  eene  aderlaating 
op  den  arm  in  het  werk  ftellen  ,  en  met  het 
gebruik  der  geneesmiddelen  voortgaan.  Doch 
is  de  bloedflorting  fterk,  de  pols  niet  vol,  zijn 
de  leden  koud,  dan  legge  men,  bij  het  gebruik 
der  voornoemde  middelen  ,  doeken ,  met  ge- 
lijke deelen  water  en  azijn  bevogtigd  ,zeer  koud 
op  den  buik  ,  tusfchen  de  deijen  ,  en  zet  ook 
wel  de  voeten  in  koud  water.  Als  de  bloed- 
florting verzeld  gaat  met  zwaare  pijn  in  de  len* 
denen  ,  zonder  dat  'er  aanmerkelijke  volbloe- 
digheid  is,  of  deeze  reeds  door  aderlaatingen 
en  verkoelende  middelen  genoegzaam  beteu- 
geld 


VAN      DE      ZWANGER!!!- ID.  T7I 

geld  is,  als  de  handen  koud  zijn,  de  pols  ras, 
klein,  en  ongeregeld  is,  dan  kan  men  alle  uu- 
ren een  fpijslepel  vol  van  het  drankje  N'.  61. 
geeven. 

Zoo  deeze  pijnen  in  de  lendenen  gelijk  zijn 
aan  waare  ween ,  zonder  dat  men  de  bloedftor- 
tittg  kan  fluiten  ,  dan  moet  men  onderzoeken*, 
of  de  mond  der  baarmoeder  reeds  geopend  is, 
en  in  die  geval  zal  men  ,  volgens  de  regels 
der  Vroedkunde,  de  ontlasting  of  geboorte 
van  het  kind  zoeken  te  bevorderen.  Slijme- 
rige dranken  ,  en  weekmaakende  klijdeeren 
leunnen  alhier,  ten  miaflen  tot  verzagting,  ge- 
geeven  worden. 

Het  fpreekt  van  zelve,  dat  men  de  verlos- 
fing  ook  d:.n  terflond  bevorderen  moet  ,  als 
*  men  vermoeden  kan  uit  de  onbeweeglijkheid 
van  het  kind  en  andere  tekenen,  dat  het  dood  is. 
Zeer  tedere,  met  krampen  geplaagde,  Vrou- 
wen ,  krijgen  fomtijds,  (Joor  de  geringde  be- 
weeging, of  eenig  toeval,  dat  op  de  zenuwen 
werkt,  zulkeenebloedflorting;  in  zoo  een  geval 
kan  men  terflond  van  het  middel  N°.  61.  gee- 
ven ,  en  voor  het  overige  al  't  geen  te  vooren 
gezegd  is,  laaten  in  acht  neemen. 

Offchoon  nu  de  bloedflórting,  in  volbloedige 
door  ontlastende  en  verkoelende  middelen ,  in 
zwakke  door  kramp  (lillende,  gelluic  is,  moet 

men. 


172  VAN      DE      ZWANGERHEID. 

men  echter  nog  eenige  dagen  van  het  Poeder 
£J°.  <5o.  alle  dagen  driemaal  geeven-,  en  aan  vol- 
bloedïgen  eene  maatige  dieet  aanbeveelen. 

Men  is. gewoon  ,  om  een  miskraam  voor- 
te  komen  ,  tegen  het  einde  van  de  derde  en 
zevende  maand  der  zwangerheid  ,  kort  voor 
den  tijd,  opwelke  de  Stonden  zich  zouden  heb- 
ben moeten  openbaaren  ,  eene  aderlaating  in 
het  werk  te  ftellen.  Bij  zeer  volbloedige  vrou- 
wen, die  de  Stonden  zeer  fterk  ,  en  op  eene 
pijnelijke  wijze,  gewoon  zijn  te  hebben,  kan 
dit  gefchieden  ;  doch  de  ondervinding  leert, 
dat  zwakke  vrouwen  veeleer  een  miskraam  krij- 
gen,  en  in  zulke  bevordert  de  aderlaating  de 
miskraam.  Om  die  voortekomen  ,  moet  men 
een'  Geneesheer  raadpleegen. 

In  zeldzaame  gevallen  op?nbaart  zich  in  de 
zevende  maand  der  zwangerheid  eene  bloed- 
florting  ,  die  ,  even  gelijk  voorheen  de  Ston- 
den deeden ,  alle  vier  weeken  zich  wederom 
vertoont,  en  tegen  het  einde  der  zwaneerheid 
heviger  wordt.  Dezelve  ontilaat  daardoor  , 
dat  de  koek  zich  op  den  mond  der  baarmoeder 
geplaatst  heeft ,  en  de  verlosHng  ,  w^lke  om 
deeze  rede  zeer  moeilijk  is  ,  vereischt  de  hulp 
van  eenen  bekwaamen*Vroedmee(ler. 

Sommige  Zwangc  e  zijn  zeer  geplaagd  met 
blinde  aambeijen.  Zagte  verkoelende  fpijzen  uic 

het 


TAN      DE      ZWANCERHEID.  173 

het  rijk  der  p'anten  ,  die  het  lighaan  open 
houden  ,  vooral  zuuring  ,  verzagten  dit  on- 
gemak. 

Als  de  opgezwollen  takken  der  aambeijen  op 
de  best  mogelijke  wijze  binnen  gebragt  zijn  , 
dan  kan  men  een  (tukje  van  een  zeer  rijpen 
komkommer  ,  ter  dikte  van  een'  vinger  ,  in 
den  endeldarm  fteeken ,  of  uitwendig  een  pap 
daar  Van  koud  aanleggen.  Het  wasfehen  met 
lauw  of  met  koud  water  verzagt  de  pijn  en 
jeukte.  Een  breede  band  ,  die  het  lïghaam  on- 
derfteunt ,  brengt  ook  veel  hulp  aan. 

De  aderfpatten  (varieer,)  en  zwelling  der 
voeten  ,  vereifchen  een  bandage,  of  zwagte- 
ling,  die  echter  met  voorzichtigheid  moet  aan- 
gelegd ,  en  van  tijd  tot  tijd  vaster  geilooten 
worden. 

Om  geene  gelegenheid  te  geeven  tot  een 
miskraam,  moet  men  in  eene  zwangere  Vrouw 
nooit  grooter  aderlaating  doen ,  dan  van  acht 
oneen,  haar  nooit  flerke  buikzui verende  mid- 
delen, nooit  andere,  dan  die  vervaardigd  zijn, 
uit  rhabarber  ,  manna,  tamarinden,  of  middel- 
flichtige  zouten, geeven ,  nooit  braakmiddelen, 
verhittende,  geestrijke,  of  bittere  middelen, 
in  groote  giften  voorfchrijven  ,  het  allerminst 
zulke,  waarin  aloë  is. 

Voor  alle  dingen  moet   men  den  gemeenen 

man 


174  VAN     DE      ZWANGTRHEID. 

man  infcherpen  ,  dat  zwangere  Vrouwen  noois 
.zwaaren  en  harden  arbeid  onderneemen  moe- 
ten, vooral  niets  zwaars  optillen  of  draagen  , 
dewijl  dit  onder  de  Boerinnen  't  meest  gele- 
genheid geeft  tot  een  miskraam  ,  ook  moe- 
ten fterke  gemoedsaandoeningen,  voornamelijk 
fchrik  ,  toorn  ,  fterke  beweegingen  door  loo- 
pen,  dansfen,  en  rijden,  vermijd  worden. 

Van  de  Verlosfmg. 

Nadat,  op  het  einde  van  de  negende  maand, 
de  buik  bij  eene  zwangere  Vrouw  is  begonnen 
platter  te  worden,  en  zij,  zederd  een  paar  dar 
gen,  nu  en  dan,  pijn  in  de  lendenen  en  hec 
kruis  gevoeld  heeft,  gepaard  met  eene  ontlas- 
ting van  een  flijmerig  vogt  uit  de  teeldéelen  , 
en  persingen  op  de  blaas,  zoo  is  de  VerlosGng 
op  handen.  De  pijnen  beginnen  zich  tot  na  de 
fehaam  uit  te  flrekken.  Daar  zij  in  den  begin  - 
Be  niet  hevig  waren  ,  en  'er  tusfchen  dezelven 
uuren  verliepen  ,  worden  zij  nu  g  wclJig-r  , 
duuren  langer  ,  en  de  tusfchenpoozingen  zijn 
korter.  De  mond  van  de  baarmoeder  openf 
zich  ,  het  water  groeit,  de  fiijm  ,  die  ontlast 
wordt,  is  met  ftreepen  bloed  vermengd,  het 
water  breekt  ,  en  het  kind  volgt.  Eindeijk 
wordt  de  nageboorte  door  nieuwe  ween,  doch 

die 


VAN      DE      YERLOaSItfC.  IJS 

die  niet  zoo  fterk  zijn,  dan  waarbij  meer  bloed 
ontlast  wordt  ,  afgedreeven  j  en  de  Verlosfmg 
is  verricht. 

De  noodzakelijke  kortheid  van  dit  werkje  laat 
niet  toe,  ons  in  te  laaten  in  dat  geen,  't  welk 
eigenlijk  de  Vroedkunde  betreft,  echter  heeft 
men  het  volgende  aantemerken» 

i.  De  baarende  Vrouw  moet  dan<eerst  aange- 
zet worden,  om  de  ween  doqrtezetten,  en  te 
persfen,  wanneer  de  pijnen  uit  den  rugge  naar 
de  fchaamdeelen  zich  uitftrekkeh ,  lang  aanhou- 
den, flechts  voor  eenen  korten  tijd  bedaaren , 
en  als,  bij  deeze  omftandigheden,  de  mond  der 
baarmoeder  zich  ontiluit  ,  de  waterblaas  rond 
en  gefpannen,  en  het  hoofd  van  het  kind  wel 
geplaatst  is. 

2.  Voor  dit  tijdftip  moet  men  verder  niets 
doen,  dan  de  Vrouw,  wanneer  zij  niet  kort  te 
vooren  ontlasting  gehad  heeft  ,  een  weekmaa- 
kend  k'ijfleer  te  zetten,  en,  of  door  eene  goe- 
de legging,  of  door  een  catheter,  de  blaas  te  ont- 
lasten. Men  kan  haar  over  den  waasfem  van 
warm  water  zetten,  en  de  fcheede  met  olie  of 
ongezouten  boter  befmeeren.  Men  moet  haar 
in  de  tusfchenpoozingen  geene  of  geene  andere 
fpijzen  geeven  ,  dan  een  weinig  havergort  , 
flappe  foepen  ,  en  haar  .met  dranken  niet  te 
veel  opvullen.      Wacer  met  citroenenfap  ,   of 

lauwe 


VJ.6  TAN     DE     VERLOSSING   ' 

lauwe  thee  is  de  beste  drank ;  alle  verhicter.dö  . 
dranken,  wijn,  brandewijn,  bier,  en  foortge-*  ' 
Jijke,  njn  zeer  nadeeJig.  Het  is  eene  allerfcha- 
delijkfte  gewoonte  onder  .den  gemeenen  man  , 
dat  men  deels  in  de  Verlosfing  ,  om  de  ween  te 
bevorderen,  deels  daarna,  om  de  krachten  we- 
der te  geeven,  aan  de  baarende  vrouwen  wijn, 
brandewijn  ,  en  allerlei  foort  van  afdrijvende 
middelen  geeve,  ja  haar 'met  geweld  opdrin- 
ge  ;  en  aan  deeze  onzinnige  'handelwijze  heb- 
ben bijna  alle  kwaade  verlosiingen  op  het  land 
haaren  oorfprong  te  danken ,  ja  niet  zelden  zijn 
moeder  en  kind  daar  van  de  droevige  ilagtoffers. 

3.  Nooit  moeten  middelen,  om  de  ween  aan- 
tezetten,  voorgefchreeven  worden,  dan  wan* 
neer  zij,  onder  de  omstandigheden  5  die  N\  j. 
gemeld  zijn ,  fchielijk  verdwijnen  ,  en  zich  niet 
weder  openbaaren,  terwijl  de  Vrouw  niet  ver- 
hit, maar  veeleer  flap  en  zwak  is*  In  dit  ge- 
val zal  een  glas  wijn  den  besten  dienst  doen,  en 
kan ,  in  plaatfe  van  alle  andere  afdrijvende  mid- 
delen ,  gebruikt  worden. 

4.  De  valfche  weè'n ,  die  zich  niet  naar  den 
fchaam  uitflrekken,  maar  zich  bij  den  navel  be- 
paalen,  en  aan  kolijkpijnen  gelijk  zijn  ,  worden 
,geflild  door  eene  warme  ftöoving,  en  een  af- 
trekfel  van  kamillenbloemen. 

\   5.  Zoo  de  baarende  Vrcuw  zeer  (lerk  en  vol- 
blo e- 


VAN      DE       VERLOSSING.  IfJ 

bloedig  is,  de  ligging  van  het  kind  goed,  en 
de  ween  flerk  zijn  ,  doch  echter  de  Verlosfing 
vertraagde,  terwijl  het  aangezicht ,  en  de  teel- 
deelen  ,  rood  en  dik  worden,  dan  moet  men 
eene  ader  op  den  arm  openen. 

6.  Zwaare  bloedftortingeu  onder  de  verlosfing 
kannen  niet  anders  gefluit  worden,  dan  door  de 
verlosfing  te  verhaasten. 

7.  Men  heeft  fomtijds  inwendige  bloedflortin- 
gen ;  namelijk ,  niet  zelden  ftort  zich  in  de  baar- 
moeder, uit  derzelver  vaten,  eene  groote  hoe- 
veelheid bloed,  welke  door  het  kind,  dat  reeds 
in  de  geboorte  is,  verhinderd  wordt,  zich  door 
de  teeldeelen  te  ontlasten.  Om  het  groote 
levensgevaar  moet  men  deeze  foort  van  bloed- 
ftorting  uit  de  volgende  tekenen  wel  onderfchei- 
den ;  de  buik  zwelt  fchielijk  op ,  de  vrouw  worde 
bleek  ,  onmachtig,  de  pols  klein,  ongeregeld, 
wankelende  ,  de  handen  en  voeten  koud  ,  en 
over  het  geheele  lighaam  breekt  het  koude 
zweet  uit.  Als,  onder  deeze  omftandigheden , 
de  verlosfing  door  de  kunst  niet  kan  worden 
verhaast,  opdat  de  baarmoeder  zich  te  famen 
trekke  ,  zoo  kost  het  doorgaans  het  leven  aan 
Moeder  en  Kind. 

Als  in  dit  of  in  eenig  ander  geval  de  bloed- 
florting  gefluit  is,  de  vrouw  echter  zeer  veel 
verlooren  heeft  ,  en  daardoor  geheel  kracht- 

M  J099 


17?  VAN      DE      VERLOSSING. 

loos  geworden  is,  dan  moet  men  haar,  methet 
hoofd  laag,  in  het  bed  leggen,  en  haar  door 
den  reuk  van  en  het  befproeien  met  azijn  of 
wijn  voor  flauwte  zoeken  te  bewaaren.  Om 
haar  fpoedig  te  verflerken,  en  het  verlies  van 
bloed  fchielijk  te  herftellen  ,  geeft  men  haar 
dunne  vleeschfoepen  ,  melk  ,  amandelmelk  , 
room  ,  verfche  rauwe  of  zagt  gekookte  eijeren; 
fomtijds ,  om  de  maag  te  verflerken ,  een  lepel 
wijn  met  fuiker  en  een  weinig  noote  muscaat. 
Op  de  maag  legt  men  lappen,  in  wijn,  of  bran- 
dewijn, gedoopt,  en  verwarmt  de  voeten  met 
warme  flesfen.  Doch  van  alle  deeze  middelen , 
vooral  van  den  wijn ,  moet  men ,  uit  vreeze  van 
de  bloedflorting  te  zullen  vermeerderen,  niet 
te  vroeg  gebruik  maaken,  noch  ook  veel  op 
eens  geeven. 

Van  de  gevolgen  der  Verlosfing. 

Wanneer,  na.de  Verlosfing,  alles  goed  gaatr 
ondervindt  de  Kraamvronw  in  het  geheel  geen 
pijn  meer  ,  of  ten  minfle  zeer  geringe;  haar 
pols  is  natuurlijk,  en  het  bloed,  dat  nu  den 
naam  van  de  kraamzuivering  draagt  ,  °ontlast 
zich  fpaarzaam  uit  de  teeldeelen.  Tegen  den 
derden  of  vierden  dag  na  de  verlosfing  vermin- 
dert de  hoeveelheid  van  het  bloed,  en  eene 
wkte,  ilijmerige,  flofte  bagint  zich  daaronder 

te 


VAN    D£    GEVOLGEN    DER   VERLOSSING.       179 

te  vertoonen.  Op  deezen  tijd  zwellen  de  borsten ; 
huiveringen,  trekkingen,of  panningenin  de  bors- 
ten en  fchouderen,  duiden  eene  geringe  koorts 
aan,  die  onder  den  naam  van  zogkoorts  bekend 
is;  tegen  den  vijfden  of  zesden  dag  loopt  het 
zog  uit  de  borflen,  de  zwelling,  fpanning,  en 
koorts  verminderen.  Geduurende  nog  eenige 
dagen  befpeurt  men  de  gewoone  witte  ftoffe 
onder  het  bloed;  zij  verdwijnt  daarna,  het  bloed 
blijft  zich  ontlasten,  bij  fommige  drie  of  vier, 
ja  wel  zes  weeken. 

Onder  deeze  omftandigheden  is  anders  niets 
noodig  ,  dan  eene  goede  levensregeling.  Eer 
de  zogkoorts  voorbij  is  ,  moet  de  vrouw  zich 
ftil  houden,  zoo  het  mogelijk  is,  ligt  gedekc 
zijn,  in  een  zuiver,  verwarmd,  maar  niet  zeer 
heet ,  vertrek  liggen ,  dat  dagelijks  gelucht  wordt. 

Men  ftaa  haar  in  de  cerfte  dagen  geen  ander 
eeten  toe,  dan  dunne  foepen  van  rijst  ,  grut* 
ten,  havergort  ,  en  een  weinig  vleesch  ;  toC 
drank  broodwater  met  fuiker  en  azijn,  of  water 
met  ciiroenenfap  of  azijn  ,  als  zij  verhit  is. 
Door  gekookt  ooft  houdt  men  't  best  het  lig- 
haam  open.  Nadat  de  zogkoorts  voorbij  is, 
kan  zij  zoodanig  eene  dieet  houden  ,  als  men 
gewoon  is  voortefchrijven  ,  aan  zieken  ,  die 
herftellen,  en  langzaamerhand  kan  zij  tot  haare 
gewoone  levenswijze  overgaan, 

M  %  JEene 


|80  VAN      DE      GEVOLGEN 

Eene  zwakke  Kraamvrouw  wordt ,  na  de  ver- 
losfing, nog  een  uur  of  twee  uit  den  flaap  ge- 
houden ,  daarna  moet  zij  rusten  ,  en  niets  is 
nadeeliger ,  dan  Kraamvrouwen  met  bezoeken 
lastig  te  vallen. 

Dikwijis  hebben  de  Kraamvrouwen  ,  nadat  de 
verlosfing  volkomen  voorbij  is,  zwaare  pijnen 
in  den  onderbuik  ter  plaatfe  van  de  baarmoe- 
der ,  die  dan  verdwijnen  ,  dan  wederkomen. 
Als  zij  zich  openbaaren  is  de  pols  doorgaans 
klein,  ras,  en  ongelijk  ,  zoodra  zij  verminde- 
ren wordt  die  wederom  natuurlijk.  Deeze 
krampachtige  pijnen,  welke  men  naween  noemt, 
ontftaan  meestal,  of  van  geronnen  bloed,  dat 
in  de  baarmoeder  gebleeven  is ,  of  brokken  van 
de  nageboorte,  welke  men  met  de  hand  moet 
trachten  te  voorfchijn  te  brengen.  Zij  ontftaan, 
ook  uit  gevatte  koude  ,  uit  aandoenelijkheid. 
In  dit  geval  kan  men  warme  lloovingen  van  melk 
en  kamillen  bloemen  op  den  buik  leggen ,  een 
paar  kopjes  van  een  aftrekfel  van  kamillen  gee- 
ven ,  en  een  klijfteer  zetten.  Zijn  deeze  pijnen 
zeer  geweldig,  dan  kunnen  alle  twee  uuren  twee 
lepels  vol  van  N°.  24.,  tot  dat  'er  eenige  ver- 
zagting  befpeurd  wordt,  gegeeven  worden. 

Als  na  de  verlosfing  ook  van  de  nagebooorte» 
helder,  zuiver,  bloed  in  eene  groote  hoeveel- 
heid uit  de  baarmoeder  ontlast  wordt,  en  de 

Kraam- 


DER      VERLOSSING.  iRl 

Kraamvrouw  daarbij  verzwakt  ,  dan  moet  zij 
koud  water  drinken,  doeken  mee  koud  water 
en  azijn  op  den  buik  laaten  leggen,  de  beenen 
in  koud  water  zetten,  en  verder  moet  men  haar 
behandelen  even  als  in  andere  zwaare  bloedftor- 
tingen. 

Wordt  de  zogkoorts  zeer  flerk  ,  dan  laat 
men  naarftig  van  NJ.  r.  drinken  ;  van  N°.  9- 
alle  twee  of  drie  uuren  een  theelepeJ  volgeeven, 
en  eene  dieet  houden,  als  in  heete  koortfen. 

DeKraamzuivering  kan  fterk  ,  en  ook  gering, 
zijn  ,  offchoon  de  Vrouw  zich  wel  bevindt; 
doch  raakt  zij  te  veel  bloed  kwijt,  wordt  zij 
daardoor  krachteloos ,  krijgt  zij  flauwtens,  hart- 
kloppingen ,  dan  moet  men  deeze  ontlasting 
maatigen.  Men  bindt  de  Vrouw  dan  fterker , 
legt  haar  met  het  onderlijf  hoog,  houdt  haar 
koel,  geeft  haar  van  N°.  29.  alle  uuren  een  lepel 
vol,  en  in  hoogen  nood  NJ.  30. 

Gaan  pijnen  daar  mede  verzeld,  dan  zet  men 
tegelijk  weekmaakende  klijfteeren ,  en  geeft 
de  inwendige  middelen  tot  verzagting. 

Als  de  Vrouw,  fchoon  de  kraam  zich  niet  te 
fterk  ontlast,  echter  klaagt  over  eene  drukking 
in  den  buik,  over  draaijingen  in  het  hoofd,  be- 
nauwtheid,  drukking  op  de  borst,  dan  bevor- 
dert men  deeze  ontlasting  door  herhaalde  voet- 
en dampbaden,  door  klijfteeren  van  warmwater, 

M  3  en 


j8s  tan    de    gevolgen 

en  foortgelijke  ftoovingen,  en  infpuitingen  in  de 
baarmoeder.   Is  deeze  ontlasting  ten  eenemaale 
belet  ,   en  daaruit  eene  koorts    ontdaan  ,   dan 
moet   men  op  den  voet  een  ader  openen,  en 
den  drank  N°.  i.,  nadat  eerst  een  weinig  fal- 
peter  daarin  gefmolten  is,  geeven.  Alle  verhit- 
tende, en  afdrijvende,  middelen  zijn  naadeelig. 
Op    gelijke   wijze  wordt   ook   behandeld    de 
ontfleeking  der  baarmoeder,   welke  het  meest 
volgt,  na  eene  opftopping  van  de  kraam.    Men 
tendt  dezelve  uit  eene  fpannende  pijn  van  den 
geheelen  buik ,  welke  op  het  aanraken  vermeer- 
dert; de  buik  is  hard,  en,  even  als  de  fchaam, 
brandend  heet ;  daar  bij  is  'er  eene  beftendige 
persfing  tot  Joozinge  van  water  en  afgang, eene 
groote  krachteloosheid,  en  de  pols  is  even  als 
in    andere    ontfteekings  -  koortfen.       Dikwijls 
voegen  zich  hierbij  braakingen  ,    de  nik  ,  een 
gierstuitflag,  en  na  een  paar  dagen  ontlast  zich 
een  Hinkend  vogt.     Deeze  gevaarlijke  ziekte  is 
dikwijls  reeds  den  vierden,  zevenden,  of  elf- 
den dag  doodelijk,  als  zij  niet,  op  deeze  dagen, 
door  het  zweet,  eindigt.     Somtijds  openbaart 
zich  een  heilzaame  floelgang.   Zij  vereischt  een 
nauwkeurig  toezicht  van  een'  Geneesheer. 

Op  de  opftopping  der  kraamzuivering  volg< 
ook,  in  andere  gevallen,  wel  een  loop,  dien 
men,  nieue  hevig  zijnde,  en  verligcing  te  weeg 

bren- 


DER       VERLOSSING.  iSj 

brengende,  aan  zich  zelven  kan  overlaaten.  Is 
dezelve  in  tegendeel  van  geen  goed  gevolg , 
dan  geneest  men  die,  gelijk  de  loop  bij  zwan- 
gere vrouwen,  en  tracht  de  Kraamzuiveringeri 
op  de  voorfchreeven  wijze,  wederom  te  ver- 
wekken. 

Zoo  ,  geduurende  de  zogkoorts  ,  of  ook  bi] 
andere  gelegenheden ,  de  borden  ontftoo- 
ken  worden ,  geeft  men  den  drank  N°.  i.  en 
legt  den  pap  N°.  62.  daarop.  Gaan  zij  tot  ver- 
ettering  over  ,  dan  worden  zij  geopend.  Gaat 
eene  aanmerkelijke  koorts  daarmede  verzeld, 
dan  moet  men  eene  ader  openen. 

Tegen  de  knobbeltjes,  welke  in  de  borfterï 
dikwijls  overblijven,  als  de  ontfleeking  verdree- 
venis,  is  het  middel  N9.  63.  met  het  gerften- 
water  N°.  1.  inwendig,  en  uitwendig  depleifter 
Ne.  64.  zeer  nuttig  bevonden. 

De  klooven  in  de  tepels  komt  men  voor,  als 
men  dezelven  vier  weeken  voor  de  verlosfing, 
dagelijks  eenige  reizen  met  brandewijn  wascht. 
Als  zij  ontveld  zijn,  beftrijkt  men  ze  met  ver- 
fchen  room.  Als  zij  zeer  pijnelijk  zijn ,  worden 
zij  dikwijls  met  N°.  65.  afgewasfchen ,  enplukfel , 
daar  mede  bevogtigd  ,  daar  op  gelegd;  doch 
zoo  dikwijls  het  kind  zuigen  zal,  moeten  zij  wel 
afgewasfchen  worden. 

Veele  ongemakken  der  Kraamvrouwen  ont- 
M  4  Haan 


j84       van    de    gevolgen 

(laan  uit  eene  zogverplaatfing  ,  wanneer  na- 
melijk het  zog  uit  de  borsten  terug  gedreeven  ,  en 
naar  andere  deelen  gebragt  wordt.  In  dit  geval, 
't  welk  zich  gemeeneiijk  na  gevatte  koude  en 
fehrikken,  bij  vrouwen,  die  zelve  niet  zoogen 
kunnen ,  en  fomtijds  na  een  voorafgaande  kwaade 
kraam,  openbaart,  worden  de  borflen,  die.  te 
vooren  vol  waren  ,  fchielijk  ledig  en  flap , 
zonder  dat  'er  zog  door  de  tepels  ontlast  is. 
Daarop  volgt  of  een  loop,  waarbij  de  Vrouw 
zich  doorgaans  wel  bevindt,  en  die  daarom,  als. 
de  loop  in  andere  ziekten ,  moet  behandeld 
worden.  Bij  andere  ontftaat  daardoor  een  zeer 
hardnekkige  witte  vloed,  die  haar  voor  eenige 
jaaren  onvruchtbaar  maaken,  of  kwaade  kraamen 
veroorzaaken  kan.  Deeze  gevallen  vereifchen  de 
behandeling  van  een'  Geneesheer  ,  gelijk  ook 
die,  welke  veel  gevaarlijker  zijn,  wanneer  na- 
melijk door  de  zogverplaatfing  heete  of  lang- 
durige ziekten  veroorzaakt  worden.  Niet  zelden 
worden  daardoor  yerwekt  gezwellen  aan  de  uit* 
wendige  deelen. 

Bij  vrouwen,  die  zelve  niet  zoogen  kunnen, 
komt  men  deeze  zogverplaaifingen  voor  daar- 
door, dat  men  in  de  eerfle  dagen  de  borflen 
laat  uitzuigen ,  dezelven  warm  houdt ,  en  niet 
te  vast  opfchort.  Zoodra  het  de  omflandig- 
heden  toelaaten,  geeft  men  verkoelende,  doch 

fterk 


DER        VERLOSSING.  1^5 

fterk  werkende,  buik-zuiverende  middelen;  hec 
best ,  twee  tot  drie  loot  zout  van  Glauber ,  men 
onderfteunt  de  borften  een  weinig  ,  en  bedekt 
dezelven  met  zakjes,  gevnldmet  vleer-  en  kamil- 
len bloemen,  en  een  weinig  kampher.  Daar  bij 
moet  niet  veel  gegeeten  of  gedronken  worden. 

Aan  eene  Vrouw,  die  zoogende  is  ,  zal  het 
middel  N°.  66.,  als  het  zog  terug  treedt,  goeden 
dienst  doen,  als  teffens  op  de  borften  ftovin- 
gen  gelegd  ,  en  dezelven  naarfiig  uitgezogen 
worden. 

De  zoggezwellen  zijn  fomtijds  fchielijk  week, 
en  laaten  eene  fchommeling  b  fpeuren  ,  men 
moet  ze  dan  terftond  openen,  en  lang  open- 
houden. Zijn  zij  hard,  dan  maakt  men  ze  week  met 
de  pap  N°-  62.,  en  geeft  inwendig  van  No.  20. 
alle  twee  uuren  twee  lepels,  en  alle  drie  dagen 
N°.  6.,  tot  dat  zij  of  week  worden  of  verdwijnen. 

Eene  zoogende,  gezonde,  Vrouw  kan,  als 
zij  goede  beweeging  heeft,  alle  fp ijzen,  waar- 
aan zij  gewoon  is  ,  eeten,  doch  moet  niet  veele 
zuure,  zoute,  of  door  fpecerijen  fterk  aange- 
zette fpijzen  gebruiken,  ook  brandewijn,  en 
zuur  bier  vermijden.  Zij  moet  alle  dagen  open 
lijf  hebben,  en  dit  kan  zij  bevorderen  met  een 
zetpil  uit  twee  drachmen  honig  ,.  en  een  half 
drachme  zout  ,  in  olie  gedoopt.  Men  moet 
haar  nooit  bnikzuiverende  of  andere  middelen 

M  5  geen 


ï86   VAN  DE  GEVOLGEN  DER  VERLOSSING. 

geeven,  tenzij  het  kind,  tot  dat  de  werking 
over  is,  van  de  borst  gehouden  worde  ,  en  men 
de  borden  intusfchen  laate  uitzuigen. 

Als  het  zog  vermindert ,  kan  zij  koemelk , 
met  water  verdund,  waarin  een  weinig  fenkel- 
zaad  gekookt  is  ,  of  ook  bierwei ,  die  op  de 
volgende  wijze  bereid  wordt ;  men  laat  een  pint 
melk  kooken,  giet  onder  het  kooken  een  zes- 
de of  achtfle  gedeelte  bier  daar  bij,  en,  terwijl 
men  het  mengfel  gefladig  omroert ,  laat  men  het 
wel  opkooken  ,  doorzijgen  ,  en  dan  koud  met 
fuiker  drinken.  Als  het  kind  zal  gefpeend  wor- 
den, wordt  het  zog  eveneens  verdreeven  ,  als 
bij  die  ,  welke  niet  zoogen  kunnen. 

Van  de  Ziekten  der  Kinderen. 

Raadgeevingen  omtrent  de  behandeling  van 
cerstgebooren  Kinderen,  en  derzelver  levens- 
regeling. 

Het  eerst,  't  welk  men,  de  navelftreng  afge- 
bonden zijnde  ,  bij  een  eerstgebooren  kind  te 
doen  heeft,  is,  dat  men  met  den  vinger  de 
flijm  uit  den  mond  haale,  en  hetzelve  in  lauw 
water,  of  in  koud  water,  als  het  maar  niet  al  te 
koudis,  baade.  'Dan  heeft  men  te  letten,  of 
het  ook  gebreken  met  zich  gebragt  heeft,  of  de 
wegen  ,    waardoor  de  afgang  en  pis   moeten 

ont- 


VJkN   DE    ZIEKTEN    DER    KINDEREN.  I?7 

ontlast  worden,  behoorlijk  open  zijn.     Blauwe 
vlakken,  die  het  kind  mogelijk  in  de  geboorte 
gekregen  heeft,  worden  best  verdreeven  met 
wijn  en  water ;  het  hoofd ,  zoo  de  beenderen  ver- 
fchooven  zijn ,  word  door  eene  zagte  drukking  in 
orde  gebragt.     Bloedftortingen  ,    ontftaan  door 
dat  de  navelftreng  te  vroeg  afgefcheurd  is ,  fluit 
men  met  een  weinig  plukfel  ,    bevogtigd  met 
water  ,    waarin  een  weinig  aluin  ontbonden   is. 
Kort  na  de  verlosfing  raakt  het  kind  de  eerfle 
drek  ftoffe  (meconium )  kwijt;  om  de  ontlasting 
van  deeze  ftoffe  gemakkelijker  te  maaken  geeft 
men  alle  twee  uuren  een  theelepeltje  van  den 
fyrupus  de   cichorio    cum  rhabarbaro  ,    tot   dat  de 
afgang  de  gewoone  geele  kleur  heeft. 

Het  is  best,  dar  men  het  kind  niet  aan  de 
borst  legt ,  tenzij  'er  twaalf  of  zestien  uuren  na 
de  verlosfing  verloopen  zijn  ,  opdat  het  zich 
eerst  ontlast  hebbe. 

In  het  vervolg  moet  men  de  Kinderen  ge- 
wennen,  om  op  bepaalde  [tijden  te  zuigen,  en 
hun  Hechts  alle  twee  of  drie  uuren  de  borst 
geeven.  Wanneer. zij  vervolgens  daarbij  an- 
dere voedfels  beginnen  te  gebruiken  ,  moet  men 
hen  niet  zoodra  zij  gegeeten  hebben  laaten  zui- 
gen,  of  zoodra  zij  gezoogen  hebben,  andere 
voedfels  geeven.  Alle  ongegiste  meelfpijzen , 
pappen , koeken,  aardappelen, erwten,  boonen, 

ftij. 


lS3    VAN  DE  ZIEKTEN  DER  KINDEREN: 

ftijve  grutten,  niet  behoorlijk  gebakken  brood, 
zijn  den  kinderen  zeer  nadeelig. 

Hiertoe  behooren  ook  de  meJkfpijzen.  Alle 
foortgelijke  leggen  den  grond  tot  verflijming 
der  darmen,  wormen,  uitteering,  kolijkpijnen, 
ftuipen.  Daar  en  tegen  zijn  onfchadelijk  veel 
groentens  of  tuinvruchten,  als  wortelen,  knol- 
kool ,  pieterfeliewortelen  ;  vleeschfoepen  ,  en 
zelfs  een  weinig  vleesch,  gelijk  ook  foepen  van 
gerst,  grutten,  rijst.  Onder  foortgelijke  fpijzen 
kan  men  de  dunde  voor  de  tederde  kinderen 
uitzoeken ,  en  hen  langzaamerhand  aan  vaster 
fpijzen  gewoon  maaken.  Onder  de  dranken  is 
zuiver  water,  of  flap  bier,  het  beste.  Brande- 
wijn is  voor  de  kinderen  vergift. 

Als  een  kind  moet  opgebragt  worden  zonder 
zog  ,  dan  kan  men  hetzelve  de  eerde  drie  of 
vier  dagen  zijnes  leevens  zoete  wei  geeven  , 
daarna  ongekookte  melk,  zoo  warm  als  zij  van 
de  koe  komt ;  met  even  veel  ,  en  naderhand 
met  een  derde  water  verdund,  tot  dat  het  in 
flaat  is  ,  andere  voedfels  te  gebruiken.  De 
zoete  wei -wordt  bereid  van  koe -melk.  Nadat 
de  melk  eenige  uuren  gedaan  heeft,  wordt  de 
room  daar  af  gefchept,  op  een  pint  worden 'er 
dan  vier  eijeren  ingeroerd  ,  en  dan  gekookt. 
De  kaas  zich  afgefcheiden  hebbende,  wordt  het 
overige  doorgedaan  en  gebruikt. 

Van 


VANDEZWAKII.DEREERSTGE3.  KINDEREN.    189 

Van  de  ZwakJieid  der  eerst gebooren  Kinderen.       ) 

Als  een  eerstgebooren  kind  nauwelijks  eenig 
teken  van  leven  geefc  ,  daarbij  bleek  uitziet , 
bindt  men  terftond  de  navelflreng  af,  legt  hec 
in  een  lauw  warm  bad,  uit  gelijke  deelen  water 
en  wijn  ,  wrijft  het  overal  ,  voornamelijk  den 
rug  en  buik,  doch  zagtjes,  met  wolle  doeken, 
of  een  fijne  borflel.  Tegelijk  wrijft  men  de 
flaapen  van  het  hoofd,  en  het  harte-putje  mee 
flappen  geest  van  harsthoorn,  houdt  denzelven 
onder  den  neus,  of  kietelt  dien  met  een  veer. 
Is  dit  alles  zonder  vrucht,  dan  houdt  men  den 
neus  toe,  en  blaast  zagtjes  nu  en  dan  wat  lucht 
in  de  longen;  men  drukt  met  de  hand  de  inge- 
wanden tegen  de  borst,  laat  dezelven  dan  we- 
derom zakken,  zet  klijfteeren  van  water  met 
zout  ,  en  windt  het  in  warme  doeken.  Hier 
door  brengt  men  zulke  doodfehijnende  kinde- 
ren foratijds  in  het  leven,  doch  men  moet  dik- 
wijls wel  twee  uuren  lang  mee  deeze  middejen 
aanhouden. 

Heeft  het  kind  geene  tekenen  van  leven  , 
ziet  het  in  het  aangezicht  blauw  uit,  en  heeft 
het  een  voorkomen  ,  als  of  het  geflikt  was ,  dan 
laat  men  uic  den  navelflreng  omtrent  een  lepel 
vol  bloed  loopen  ;  zet    vervolgens  klijfteeren 

van 


1^0  VAN  't  rochelen  der  kinderen,  enz. 

van  water  met  fuiker ,  blaast  Jucht  in  de  longen, 
en  wrijft  het  zagtjes. 

Van  het  Rochelen  der  Kinderen,  kort  na 
de  Geboorte, 

Eenige  Kinderen  komen  wel ,  en  zonder  eenïg 
ongemak ,  ter  waereld ,  doch  na  verloop  van  eeni- 
ge uuren,  beginnen  zij  te  rochelen,  het  aange- 
zicht wordt  blauw ,  en  de  flijm ,  waarmede  dikwijls 
de  geheele  mond  opgevuld  is  ,  loopt  daar  uit. 
Men  moet  terftond  de  flijm  uit  den  mond  haaien  , 
een  klijfteer  zetten  van  water  met  fuiker,  en 
dikwijls  een  theelepel  vol  van  N°.  3.  geeven, 
tot  dat  dezelve  van  bpven  of  van  onderen  ge- 
loosd worde. 

Van  het  Bloedbraaken  der  Kinderen. 

Eerstgeboren  Kinderen  braaken  fomtijds 
bloed,  of  men  ontdekt  het  in  den  afgang ;  in 
deeze  omftandigheid  geeft  men  een  of  twee  le- 
pels verfche  olie  van  amandelen. 

Van  de  belette  Zuiging. 

Vier  oorzuaken  beletten  de  zuiging:  1.  eene 
te  grootfc  zwakheid;  2.  te  groote  of  te  kleine 

te- 


VAN    DE     BELETTE    ZüICINC  Ipl 

tepels  van  de  moeder;  3.  de  tongriem,  als  die 
te  kort  is.  In  dit  geval  drukken  zij  onder  het 
fchreijen  de  tong  niet  tegen  het  verhemelte,of 
fteeken  dezelve  buiten  de  lippen  uit,  de  punt 
van  de  tong  is  niet  rond ,  maar  als  gefpleeten. 
4.  Zit  bij  fommige  kinderen  de  tong  zoo  vast 
tegen  het  verhemelte  ,  alsof  zij  daaraan  ge- 
lijmd ware,  en  zij  kunnen  daarom  niet  eerder 
zuigen,  voordat  men  de  tong  met  een*  fpatel 
heeft  neergedrukt.  In  het  derde  geval,  dac 
echter  zeer  zeldzaam  is,  moet  men  de  tong  los 
maaken  ;  De  eerfte  oorzaak  verdwijnt  als  de 
krachten  van  het  kind  toeneemen.  Tepels, 
die  te  kort  zijn,  moet  men  door  het  gebruik 
van  trekglazen  ,  of  het  aanleggen  van  jonge 
honden,  zoeken  langer  te  maaken. 

Van  de  Geelzucht. 

Niet  zelden  krijgen  de  kinderen  eenige  dagen 
»a  de  geboorte  de  Geelzucht,  en  deeze  wordt 
gemakkelijk  geneezen  door  firoop  van  rhabar- 
ber  ,  waarvan  men  eenige  reizen  's  daags  een 
theelepel  vol  geeft» 

Van  de  hardlijvigheid. 

In  de  eerfte  drie  of  vier  dagen  moet  een  kind 
wel  viermaalen    's   daags   ontlasting   hebben  , 

daar- 


102         VAN    DE    HARDL1JVIGHEID. 

daarna  is  het  genoeg  tweemaal.  Heeft  het  in 
vier*  en -twintig  uuren  niets  geloosd,  dan  moet 
men  ontlasting  te  weeg  brengen.  In  den  begin- 
ne is  de  firoop  van  rhabarber,  alle  uur  tot  een 
of  twee  theelepels  gegeeven,  tot  dat  'er  ont- 
lasting komt,  voldoende;  doch  kinderen  over 
een  half  jaar  geeft  men  Manna,  naar  maate  van 
den  ouderdom  tot  twee  of  vier  drachmen  ,  ont- 
bonden in  kokend  water,  of  de  magnefia,  nu  en 
dan,  tot  de  hoeveelheid  van  twee  theelepels. 
Men  bevordert  de  werking  der  buikzuiverende 
middelen  des  noods  door  een  zetpilletje  ,  uit 
een  flukje  fpek,  of  feep  in  olie  gedoopt. 

Als  het  kind  tot  hardlijvigheid  geneigd  is, 
dan  doet  het  herhaald  gebruik  van  purgeermid- 
delen  veel  nadeel.  Men  wrijve  hun  de  buik 
's  morgens  met  eene  warmen  hand,  geeve  wat 
melk  met  honig  ,  laate  het  een  weinig  loopen, 
en  prikkele  de  natuur  door  een  zetpilletje  , 
om  op  een'  bepaalden  tijd  zich  te  ontlasten. 
Als  dit  eenige  dagen  na  elkander  op  een' en  den- 
zelfden tijd  gefchied  is ,  wordt  deeze  ontlasting 
eindelijk  geregeld.  Doch  men  bereikt  zijn 
oogmerk  nog  met  meer  zekerheid  ,  als  men 
het  kind  's  avonds  voor  de  mande  den  buik  met 
ongezouten  boter,  of  olie  wrijft,  en  's  morgens 
de  beenen  en  billen  met  koud  water  afwascht. 

,  Van 


VAN    DE    ONCEDUURIGIIEID,    ENZ.       193 

Van   de   Ongeduurigheid,   Slaapeloosheid  en   Stuip' 
trekkingen,  door  het  Zuur  veroorzaakt. 

Bij  kinderen  kunnen  deeze  toevallen  uit  vca- 
lerlei  oorzaaken  voortfpruiten,  doch  zoo  deeze 
beftaat  in  buikpijnen,  door  Zuur  verwekt,  dan 
kent  men  dezelven  daaraan,  dat  zij,  fchreeu- 
wende,  de  beenen  flerk  tegen  het  lijf  optrek- 
ken, en  dikwijls,  vooral  in  denllaap,  lagchen ; 
als  de  afgang  groen  is,  en  fomtijds  als  geroerde 
eijeren  uitziet,  en,  even  als  het  zweet,  zuur 
ruikt.  Zij  zijn  daarbij  of  hardlijvig,  of  hebben 
flerke  afgangen.  In  beide  gevallen  kan  men 
eerst  met  fyroop  van  rhabarber ,  als  in  de  hard- 
lijvigheid,  den  buik  zuiveren,  en  dan  alledrie 
uuren  zoo  veel  van  de  magnefia ,  of  gepulveri- 
feerde  kreeftoogen  geeven ,  als  op  de  punt 
van  een  mes  liggen  kan ,  in  een  lepel  vleesch- 
nat,  tot  dat  de  afgang  wederom  natuurlijk  uit- 
ziet, en  de  toevallen  verdwijnen;  de  moeder 
gebruikt  ondercusfehen  van  N°.  6j.  alle  drie 
uuren  een  theelepel  vol,  en  drinkt  daarop  een 
aftrekfel  van  fenkelzaad.  Men  laat  foepen  van 
vleesch  gebruiken,  en  de  groentens  een*  tijd 
lang  ter  zijde  zetten. 


N  y'an 


lp-*       VAN   DE    ONGEDUURIGHEID,    ENZ. 

Van  dezelfde   toevallen,   doch   door  gemoedsaandoe- 
ningen der  Moeder   veroorzaakt. 

Een  kind  wordt  ook  ongeduurig,  en  fpringt 
in  den  flaap  op,  wanneer  de  Moeder  het  zelve 
laat  zuigen,  nadat  zij  gefchrikt ,  of  zich  kwaad 
gemaakt  heeft.  In  zulke  omftandigheden  moet 
zij  ten  minflen  drie  uuren  wachten ,  eer  zij  hec 
zelve  de  borst  geeft  ,  intusfchen  veel  water 
drinken,  en  van  N°. 7.3.  of  b.  een  reis  of  twee 
neemen,  als  ook  door  een  afkookfel  van  prui- 
men zich  eene  ontlasting  verwekken;  terwijl 
de  borflen  door  een  volwasfen  mensch  uitgezoo- 
gen  worden.  Heeft  het  kind  reeds  gezoogen,  dan 
moet  men  het  zelve  een  klijsteer  zetten,  en 
dan  de  magnejia  iaat  en  gebruiken. 

Van  de  Ont veiling ,  en  den  uitjlag  der  Huid. 

Is  de  Huid  hier  of  daar  ontveld,  dan  be- 
flrooit  men  de  beledigde  deelen,  nadat  zij  met 
lauw  water  afgewasfchen  zijn  ,  met  gemeene 
poeder,  of  het  Jemen  lycopodii9  en  geeft  fom- 
tijds  eene  buikzuivering.  Doch  als  tedere  kin- 
deren uitflag  krijgen  op  het  hoofd,  aan  den 
neus,  den  mond,  of  op  eenige  andere  plaats, 
zonder  dat  daarbij  eene  aanmerkelijke  hitte  be- 
fpeurd  wordt ,  dan  geeft  men  dagelijks  driemaal 

de 


VAN     DE     ONTVELLING,    ENZ.         105 

de  magnefia,  zoo  veel  als  op  de  punt  van  een 
nies  kan  liggen  ,  of  ook,  naar  maate  van  den 
ouderdom,  een  theelepel  vol;  en  op  den  vier- 
den  dag  ,  wanneer  de  magnefia  niet  gebruikt 
wordt,  eene  purgatie  uit  de  Manna. 

De  Moeder  moet  dagelijks  's  morgens  tach- 
tig droppelen  neemen  van  No.  (58.  in  thee,  en 
des  namiddags  tweemaal  twee  fcrupels  van 
N°.  67,  gebruikende,  als  een  gewoonen  drank, 
N°.  60.  of  48.  Als  de  uitflag  een  fcherp  water 
oplevert,  't  welk  de  nabuurige  huid  aantast,  dan 
wascht  men  dezelve  met  gelijke  deelen  water 
en  melk ,  en  droogt  de  deelen  daarna  behoor- 
lijk af.  Men  wachte  zich  voor  vette  fmeerfels , 
zelfs  de  room  heeft  den  uitflag  terug  gedreeven  , 
en  ongeneeslijke  ziekten  verwekt.  Nog  nadee- 
liger  zijn  alle  andere  uitwendige  middelen, 
voornamelijk  die  uit  lood  bereid  zijn,  gelijk 
ook  alle,  die  terug  drijven.  Zuiverheid  is  het 
beste  middel,  om  zulks  te  verhoeden.  Zijn  dee- 
ze  ongemakken  zeer  hardnekkig  ,  dan  heeft 
men  te  denken,  dat  het  zog  niet  goed  is9  en  dit 
snoet  men  dan  verbeteren,  of  het  kind  fpeenen. 

Van  de  zwelling  der  Teeldeelen  en  Beenen. 

Bij  de  jongens  zwellen  fomtijds  de  Teeldee- 
len ,  zonder  dat  zij  eene  breuk  hebben.     Men 

N  a  wascht 


105  VAïTCDÊ  ZWELLING  DER  TEELDEELEN,  ENZ. 

wascbt  dezelven  met  kalkwater,  waarbij  men 
een  weinig  witten  wijn  gedaan  heeft *,  of  be- 
rookt een  flanellen  lap  met  mastïc,  en  gebruikt 
dien  als  een  opfchortband.  Daarenboven  houdt 
men  het  kind  warm,  en  zoekt,  door  middel 
van  thee,  het  zelve  aan  het  zweeten  te  helpen. 
De  gezwellen  aan  de  beenen  worden  op  dezelf- 
de wijze,  gelijk  ook  door  zakjes  met  vlier-  en 
kamillenbioemen  verdreeven. 

Van  de  Opjlopping   der  P/x,   en  pijnelijkheid  bij 
.  het   hozen   der  zelve. 

Somtijds  loozen  de  kinderen  geen  water,  de- 
wijl de  Minne  of  Moeder  geen  zog  heeft,  of, 
dewijl  zij  ook  in  andere  gevallen  te  weinig  drin- 
ken krijgen,  of  te  veel  zweeten.  In  het  laat- 
fte  geval  moet  men  ze  niet  te  lang  in  de  wieg 
laaten  liggen,  en,  als  het  zweet  over  is,  een' 
korten  tijd  in  het  hembd  laaten  zitten,  terwijl 
de  TeeJdeelen  zagtjes  gewreeven  worden. 

Als  zij  verkouwen  zijn,  en  buikpijnen  heb- 
ben, wordt  de  pis  ook  dikwijls  opgeflopt,  men 
kookt  dan  melk  met  kamillen-  en  vlierbloemen , 
doet  die  in  een  blaas,  en  legt  deeze  zoo  warm, 
als  het  kan  zijn,  tusfchen  de  beenen,  en  op 
den  buik.  Te  gelijk  zet  men  een  weekmaakend 
klijsteer.    Inwendig  geeft  men  het  kind  en  de 

Min- 


VAN    DE    OPSTOPPING    DER    PIS,    ENZ.         197 

Minne,  fomtijds  van  het  poeder  No.  67.  zoo 
veel  op  de  punt  van  een  mes  liggen  kan,  en 
laat  een  aftrekfel  van  pieterfelie  drinken.  Even 
eens  wordt  de  pijn  in  het  loozen  van  de  pis, 
geneezen ;  men  weet ,  dat  dit  ongemak  plaats 
heeft ,  als  het  kind,  de  pis  kwijt  raakende  ,  zich 
wringt  en  fchreeuwt,  en  de  pis  flechts  bij  drop- 
pels afgaat.  De  arabifche  gom  is  in  dit  geval 
voortreffelijk ;  men  kan  die  bij  het  genoemde 
afcrekfel  voegen. 

Van    de    Braakingen. 

De  Braakingen  ontdaan  bij  kinderen  meestal 
door  overJaa  ling  van  de  maag,  en  het  zuur. 
Men  kent  deeze  oorzaaken  uit  de  tekenen  van 
het  zuur,  en  neemt  dezelve  door  de  midde- 
len, daar  tegen  aangepreezen,  weg. 

Als  een  teder  kind  gebakerd  wordt,  en  daar- 
bij , koude  vat,  krijgt  het  terftond  den  hik,  en 
ge$ft  de  Minne -aan  het  zelve  dan  de  borst,  dan 
braakt  het  terftond.  In  dit  geval  moet  men 
warme. doeken  op  het  lijf  leggen. 

Somtijds  is  de  damp  van  kooien  de  oorzaak 
der  braakingen;  men  moet  zulke  kooien  ter- 
ftond uit  het  vertrek  neemen,  en  azijn  op  het 
vuur  laaten  ui  t  waas  fe  men. 

N  3  De 


198  VAN      DE      BRAAKINGEN. 

De  flimfte  foort  van  braakingen  fpruit  voort 
uit  verftopping. 

Bij  alle  foorten  van  braakingen  is  het  goed , 
zoodra  de  hoofdoorzaak  is  weggenomen,  het 
kind  zakjes  met  kruiden,  en  geftooten  kam- 
pher,  of  doeken  gedoopt  in  melk,  waarin 
faffraan  gekookt  is  ,  op  de  maag  te  leggen. 

Van  de  Spromv. 

De  Sprouw  beftaat  in  kleine  zweertjes,  op 
h.et  tandvleesch,  verhemelte  en  tong,  waarop 
fchielijk  een  korst  komt.  Zij  zijn  wit  en  door- 
fchijnende ,  of  geelachtig,  en  wanneer  die  van 
flechter  foort  zijn,  zwart,  hinderen  aan  het 
zaigen  en  flikken,  en  zijn  daarenboven  gevaar- 
lijk. Daarbij  komen  dikwijls  de  hik,  braakin- 
gen ,  de  loop ,  en  in  de  ontlaste  ftofFe  ontdekt 
men  dan  ook  het  zog.  Als  het  kind  heesch  is, 
en  een  hol  geluid  «maakt ,  koorts  heeft,  onlus- 
tig is ,  zwaar  den  hik  heeft  ,  en  eene  zeer  roo- 
de  tong,  dan  is  zulks  een  teken,  dat  de  fprouw 
ook  in  den  flokdarm  zit,  zelfs  tot  aan  de  maag. 
Om  dit  ongemak  voortekomen,  moet  men  het 
kind  dagelijks  den  mond  fpoelen  met  een  aftrek- 
fel  van  falie,  vooral,  als  de  mond  heet  is,  en 
het  tanden  Haat  te  krijgen. 

Als 


VAN        DE       SPROUW.  199 

Als  de  Sprouw  flechts  alleen  in  den  mond  is, 
en  van  eene  goede  foort,  dan  moeten  Moeder 
en  Kind  even  eens  behandeld  worden,  als  in  hec 
geval ,  dat  het  kind  het  zuur  heeft,  en  aan  het 
kind  moet  dikwijls  de  fyroop  van  rhabarber  ge- 
geeven  worden. 

Indien  de  Sprouw  diep  in  den  flokdarm  en 
maag  zit,  moet  men  het  kind  niet  eerder  een 
buikzuiverend  middel  geeven ,  dan  wanneer  het 
bijna  geneezen  is ,  en  men  in  den  afgang  eenige 
fcherpte  befpeurt.  Men  kookt  geele  wortelen 
in  water,  mengt 'onder  het  afkookfel  een  wei- 
nig roozen-  honig,  en  laat  daarvan  dikwijls  een 
theelepel  vol  neemen. 

De  uitwendige  middelen  zijn  in  beide  geval- 
len dezelfde.  Men  heilrijke  den  mond  dikwijls 
met  een  penfeel,  gedoopt  in  roozen -honig, 
waar  onder  een  paar  droppelen  fphhus  vitrioll 
gedaan  zijn,  zoo  dat  dezelve  daar  door  zuurach- 
tig  zij. 

Fan  de  Ongemakken ,  die  het  krijgen  der  Tan- 
den  verzeilen. 

De  eerfte  Tanden  komen  doorgaans  in  de 
twintigfle  week  te  voorfchijn.  Veele  kinde- 
ren zijn  daarbij  fchrikachtig  ,  hebben  hitte, 
braakingen,  veele  of  in  het  geheel  geene  ont- 

N  4  las- 


*00   VAN  DE  ONGEMAKKEN  DER  TANDEN. 

lastingen  ,  welk  laatfte  niet  zoo  goed  is,  dewijl 
dan  zeer  ligt  fluipen  en  andere  toevallen  daar 
bij  komen.  De  kinderen  tasten  veel  naar  den 
mond,  fteeken  alles  daar  in,  kwijlen  fterk, 
het  tandvleesch  is  dik,  verhit,  enpijnelijk;  de 
wangen,  en  ook  de  keel,  zijn  verhit  en  rood. 
Op  deezen  tijd  geeft  men  hun  dikwijls  verdun- 
nende dranken,  als  water  met  gepaerelde  gerst 
gekookt  ,  minder  voedfels  ,  en  bevordert  de 
ontlasting  ,  wanneer  zulks  van  zelve  niet  ge- 
fchiedt,  door  Manna  ,  of  het  klijfteer  N°.  69., 
het  welke  in  plaats  van  alle  andere  klijfteeren  bij 
kinderen  kan  gebruikt  worden.  Zoo  lang  als 
het  tandvleesch  niet  zeer  ontflooken  en  opge- 
zet is,  heilrijke  men  het  dikwijls  met  fap  van 
citroenen;  in  het  tegenovergeftelde  geval  met 
room,  of  met  eenig  ander  versch  vet  of  olie, 
ook  wel  met  roozen- honig. 

Zijn  alle  de  opgenoemde  toevallen  zeer  ge- 
weldig ,  de  oogen  glinfterende  ,  of  ook  zeer 
rood,  als  'er  trekkingen  zijn,  het  kind  onrus- 
tig is,  en  niet  ilaapen  kan,  dan  geeft  men  alle 
twee  uuren  het  middel  N°.  67 ,  en  zet ,  als  de 
toevallen  niet  fchieüjk  bedaaren,  achter  elk 
oor,  een,  of  meer  bloedzuigers,  naar  maate 
van  den  ouderdom. 

Is  het  tandvleesch  op  de  plaats ,  alwaar  de 
tand  wil  doorbreeken,  verheeven,  gefpannen, 

en 


VAN  DE  ONGEMAKKEN  DER  TANDEN.   20t 

en  hard j. kan  men  den  tand  gemakkelijk  voe- 
ten, dan  fnijdt  men  het  op  deeze  plaats  door, 
opdat  de  tand  niet  tegen  gehouden  worde. 
Het  is  even  eens,  of  men  de  fn^ede  overlangs 
of  overdwars  maakt,  als  dezelve  ma  ir  zoo  is, 
dat  'er  boven  op  d:n  tand  niets  van  het  tand- 
vleesch  over  blij v e. 

Als  'er  van  eerften  af  aan  geene  aanmerkelijke 
koorts  te  befpeuren  is  ,  of  zoo  dezelve  door 
verkoelende  middelen  reeds  is  verminderd ,  en 
gefluit,  en  echter  nog  ftuiptrekkingen  waarge- 
nomen worden,  kan  men  twee  tot  vier  drop- 
pelen van  d^n  geest  van  hertshoorn,  naar  maa» 
te  van  den  ouderdom,  in  een  lepel  vel  water 
geeven,  en  dit  alle  vier  of  vijf  uuren  herhaa- 
len,  en  dit  zelfde  middel  kan  ook  verder  toe 
verfterking  dienen,  als  de  kinderen  door  het 
krijgen  der  tanden  zeer  veel  geleden  hebben* 

Wanneer  de  tand  te  voorfchijn  gekomen 
zijnde  ,  de  toevallen  echter  aanhouden,  dan 
moet  men  acht  geeven ,  of  'er  nog  meer  tan- 
den op  het  doorbreeken  ftaan,  dan  of  'er  fom- 
tijds  een  vezeltje  van  het  tandvleesch  boven 
over  den  tand  is  blijven  zitten,  'tweik  men  dan 
teritond  moet  doorfnijden. 

Als  kinderen,  die  reeds  twintig  tanden  heb- 
ben, ziek  worden,  dan  kan  men  de  fchuld  op 
de  tanden  niet  leggen,  dewijl  'er  voor  het  ze- 

N  5  ven- 


£02   VAN  DE  ONGEMAKKEN  DER  TANDEN. 

vende  jaar  geen  meer  tanden  te  voorfchijn 
komen. 

Als,  onder  het  krijgen  der  tanden,  de  ont- 
lastingen zoo  zwaar  zijn,  dat  zij  het  kind  te  veel 
verzwakken,  dan  laat  men  arabifehe  gom,  in 
melk  gekookt  ,  neemen  ;  zagte  ,  olieachtige 
klijfleeren  zetten ,  en  den  buik  met  doeken ,  in 
warmen  wijn  gedoopt,  naar/lig  baden.  In  hoog- 
flen  nood  laat  men  een  of  twee  droppelen  van 
het  laudanum  liqüidum  Sydenhami  geeven,  of  bij 
het  klijfteer  voegen. 

De  verkoelende  middelen,  in  dit  hoofdftuk 
voorgefchreeven,  kunnen  ook  in  andere  heete 
ziekten  der  zuigelingen,  dienflig,  en  toerei- 
kende zijn. 

Van  de  Borstziekten. 

Als  kinderen  koude  gevat  hebben,  en  daar- 
door hoeften  en  heesch  zijn,  zuivert  men  hen 
alle  drie  dagen  den  buik  met  manna,  of  met 
fyroop  van  rhabarber  ,  en  laat  naarftig  drinken 
een  aftrekfel  van  vlierbloemen,  met  honig  zoet 
gemaakt.  Zeer  dikwijls  raaken  zij,  door  ge- 
vatten  koude ,  aan  het  hoeften.  Deeze  foort 
van  hoest  onderfcheidt  men  daardoor  van  an- 
dere, dat  dezelve  doorgaans  met  verkoudheid  in 
het  hoofd,  niefen,  én  een  rauwe  keel  verbonden 

is, 


TAN      DE      BORSTZIEKTEN.  203 

is,  ook  's  avonds  flimmer  wordt.  In  den  be- 
ginne is  dezelve  droog ,  naderhand  wordt  cene 
dunne,  eindelijk  eene  dikke  en  geelachtige,  dof- 
fe met  den  hoest  geloosd,  't  welk  eene  aan- 
ftaande  geneezing  voorfpek.  Dezelve  vereischt 
eene  en  dezelfde  behandeling  met  de  heesch- 
heid,  doch  men  kan  zoo  lang  de  hoest  droog 
en  daarbij  zwaar  is,  of  zoo  langde  fluimen  dun 
zijn,  en  onophoudelijk  tot  hoeflen  prikkelen, 
's  avonds  een  theelepel  vol  van  den  fyrupus  pa- 
paveris  albi  geeven. 

Een  andere  foort  van  hoest,  de  Maaghoest, 
wordt  daardoor  gekend,  dat  de  kinderen  of  in 
het  geheel  geen,  of  al  tefterken,  trek  tot  eeten 
hebben,  dat  zij  aamborflig  zijn,  een'  opgezet- 
ten,  harden,  buik,  en,  als  zij  hoeflen,  eene 
pooging  om  te  braaken,  ja  braakingen  zelve 
hebben.  De  adem  en  de  afgangen  ruiken  on- 
natuurlijk, zij  geeven  met  den  hoest  weinig 
op,  maar  zij  zijn  benauwd,  als  of  zij  zouden 
flikken,  tot  dat  'er  door  eene  foort  van  braa- 
king een  taaie  flijm  te  voorfchijn  konn.  De 
tong  is  onzuiver  ,  na  het  eeten  is  de  hoest 
zwaarder,  en,  als  zij  gebraakt  hebben,  blijft 
de  hoest  langer  weg,  als  wanneer  zij  niet  braa- 
ken. De  kinderen  kunnen  ook  beter  den  adem 
inhouden,  zonder  te  hoeften,  dan  wanneer  de 
thoest  uit  de  borst  komt. 

In 


204  VAN      DE      BORSTZIEKTEN. 

In  deeze  Maaghoest  zijn  die  middelen  nadee- 
lig,  welke  men  tegen  den  hoest  uit  verkoud- 
heid gebruikt.  Daarentegen  moet  men  om  den 
anderen  dag  van  het  middel  N°.  3.  zoo  lang 
een  tot  twee  theelepeltjes  vol  geeven,  tot  dat 
'er  eenige  braakingen  volgen ,  en  op  de  andere 
dagen  de  magncfia  ;  cp  deeze  wijze  bedaart  de 
hoest  fchielijk. 

Met  de  Maaghoest  komt  de  Kinkhoest  zeer 
veel  overeen  ;  deeze  echter  is  geweldiger,  zoo 
dat  de  kinderen  daar  bij  zich  zoo  zeer  uit  den 
adem  hoesten,  dat  zij  nauwelijks  tijd  hebben, 
de  borst  wederom  met  lucht  te  vullen,  en  daar 
bij  een  akelig  geluid  maaken ,  als  of  zij  zouden 
flikken.  Het  aangezicht  wordt  bruin  en  blauw; 
de  oogen puilen  uit  het  hoofd:  het  bloed  fpringt 
dikwijls  uit  neus  en  mond.  De  Kinkhoest  is 
daarenboven  doorgaans  eene  algemeen  heer- 
fchende  ziekte ,  dikwijls  om  den  anderen  dag 
flimmer,,en  wordt  gefield  befmettelijk  te  zijn. 
Wanneer  deeze  hoest  niét  lang  geduurd  heeft, 
is  de  behandeling,  als  in  de  maaghoest,  behal- 
ven  dat  men  bij  volbloedige  kinderen  eerst  eene 
aderlaating  in  het  werk  fielt,  of  bloedzuigers 
aan  den  hals  zet.  Wordt  dezelve  niet  fchielijk 
overwonnen  ,  dan  moet  men  een'  Geneesheer 
raadpleegen. 

Als  het   den  kinderen  op  de  borst  reutelt  3 

en 


VAN      DE       EORSTZIEKTKN'.  20$ 

en  zij  daar  bij  blauw  in  het  aangezicht  worden, 
dreigende  te  zullen  (likken,  geeft  men  aan  zui- 
gelingen het  middel  Nü.  70,  en  laat  nu  en  dan 
een  theelepel  vol  daarvan  gebruiken,   tot  dat 
zij  braaken,  't  welk  men  bevordert  met  een  ve- 
der   in  olie  gedoopt,  waarmede  men  hen  inde 
keel  kittelt.     Kinderen,  die  over  een  jaar  oud 
zijn,  geeft  men  van  het  middel  Na.  3.  zoo  lan- 
ge, een  paar  theelepels,  alle  quartier  uurs,  tot 
dat   daarop   braakingen  volgen-     Daarenboven 
zet  men  dagelijks  drie  a  vier  klijfteeren  N'}.  69  ; 
waarbij  nog  een  weinig  keukenzout  kan  gedaan 
worden.     Om  de  aanvallen  voortekomen  moet 
men  den  buik  dikwijls  zuiveren. 

Van  de  Wormen. 

De  tekenen  van  de  gewoone  ronde  Wormen 
bij  dè  Kinderen  zijn  doorgaans  eenige  der  vol- 
gende :  eene  bleeke ,  dikwijls  veranderende , 
kleur  van  het  aangezicht;  een  blauwe  kring  om 
de  oogen ,  eene  zeer  verwijderde  oogappel; 
een  opgezette  harde  buik  en  magere  leden; 
tandvleesch,  dat  even  als  aangevreeten  is.  Zij 
ftinken,  's  morgens,  op  eene  ondragelijke  wij- 
ze, uit  den  mond,  kwijlen  fterk,  en  pulken 
veel  in  de  neus.  Dikwijls  hebben  zij  zeer  groo- 
ten  honger >  op  een'  anderen  tijd  walgingen, 


£00*  VAN      DE      WORMEN.; 

pijn  in  de  maag,  braakingen,  bijna  altijd  dorst, 
fomtijds  zijn  zij  hardlijvig ,  doch  veel  meer 
hebben  zij  veele  en  flijmerige  afgangen;  de 
pis,  die  zij  loozen,  is  meeflendeels  witachtig. 
Zij  zijn  traag  en  flaperig,  fchrikken  veel  in  den 
flaap ,  en  knersfen  met  de  tanden,  hebben  dik- 
wijls kolijkpijnen  en  een'  droogen  hoest ,  fom- 
tijds hartkloppingen,  flauwtens,  ftuiptrekkin- 
gen  ,  de  vallende  ziekte ;  ja,  uit  deeze  oorzaak, 
verliezen  zij  dikwijls  het  gezicht,  de  fpraak, 
krijgen  verlammingen  aan  handen  en  voeten, 
ongevoeligheid,  kvvaadaartige  koortfen.  Het 
zekerfle  teken  is  de  ontlasting  van  wormen, 
want  eenige  kinderen  hebben  veele  van  de  ge- 
noemde toevallen,  en  zij  komen  alleen  voort 
van  taaie  flijm ,  zonder  dat  'er  wormen  bij  zijn ; 
andere  wederom  hebben  wormen,  zonder  dat 
die  veel  nadeel  aan  hunne  gezondheid  doen* 

Bij  het  gebruik  der  middelen  tegen  de  wor- 
men, heeft  men  de  volgende  algemeene  rege- 
len in  acht  te  neemen: 

i.  De  beste  tijd,  om  zich  van  dezelven  te 
bedienen,  is  het  begin  of  het  einde  van  de  af- 
gaande maan. 

2.  Zij  moeten  nuchteren,  en  vooral  's  mor- 
gens genomen  worden;  ook  moeten  de  kinde- 
ren, ten  minften  drie  uuren  daarna,  vasten. 

3.  Men  fchrijve  hen  eenige  dagen  voor  dat 

de 


VAN       DE       WORMEN.  207 

de  middelen  ,  die  eigenlijk  op  de  wormen  werken , 
gebruikt  worden;  eene  levensregeling  voor, 
waardoor  de  taaie  flijm ,  waarin  de  wormen  nes- 
telen ,  en  zich  verbergen ,  verdeeld ,  de  ver- 
dere aangroeijing  belet,  en  de  wormen  zelve 
als  krachteloos  gemaakt  worden. 

Tot  den  drank  laat  men  veel  koud  gemeen 
water  gebruiken,  of  zulk,  waarin  een  weinig 
fenkelzaad  gekookt  is ;  of  ook  het  kwikzilver- 
water  Na.  71.  Tot  fpijs  's  morgens  vroeg  een 
boterham,  met  rauwe  gefchrapte  peen  rijke- 
lijk beflrooid  ;  en  ,  onder  de  andere  fpijzen 
doet  men,  als  het  verdraagen  kan  worden, 
veel  uijen,  look,  knoflook,  f welke  men  ook 
in  melk  gekookt  geeven  kanj  peperwortel, 
radijs;  veel  zuure  en  gezouten  fpijzen,  zuur- 
kool, haring;  gelijk  ook  fpecerijen,  en  vruch- 
ten. Men  verbiede  integendeel  alle  meelfpij- 
zen ,  en  koeken. 

Met  het  zelfde  oogmerk,  ais  waarmede  men 
deeze  fpijzen  voorfchrijft ,  geeft  men  ook  eeni- 
ge  digererende  middelen  ,  voor  de  eigenlijke 
wormmiddelen,  als  N°.  7.  8.  63.  6j. 

Aan  kinderen,  boven  de  twee  jiaren  oud, 
kan  men  's  morgens  en  's  avonds,  of  nog  dik- 
wijier,  een  half  drachme,  van  Glaubers  won- 
derzout ,  of  een  fcrupel  tartarus  tartarifatus  gee- 
ven ,  gelijk  ook  keukenzout,  in  water  ontbon- 
den. 


208  VAN       DE       WORMEN 


den.  Als  men  hiermede  eenige  dagen  is  voort- 
gegaan ,  geeft  men  of  te  gelijk  het  buikzuive- 
rend  middel  No.  72,  vooral,  zoo  de  wormen 
reeds  te  voorfchijn  komen;  of  men  geeft  eerst 
het  poeder  N*.  73  en  daarna  het  purgeermid- 
del.  Men  kan  het  purgeermiddel  N°.  7.  om 
den  derden  of  vierden  dag  geeven  ,  en  op  de 
andere  dagen  het  middel  N°.  73. 

Zuigelingen  hebben  zelden  wormen.  Men 
;kan  hen  eenige  morgens  een  paar  lepels  van 
N°.  71,  en  daarna  het  buikzuiverend  middel 
No.  74.  geeven. 

Als  de  wormen,  gelijk  dikwijls  gebeurt,  eene 
koortfige  hitte  verwekken,  dan  geeft  men,  als 
een  drank,  theewater  met  citroenenfap ,  of  van 
N°.  67.  nu  en  dan  zoo  veel  als  op  de  punt  van 
een  mes  liggen  kan,  en,  op  de  beste  uuren, 
No.  72;   doch  aan  Zuigelingen  N°.  74. 

Zoodra  de  koorts  voorbij  is  kan  men  tot  de 
andere  middelen  overgaan. 

De  maaden  verraaden  zich  dikwijls  door  eene 
jeukte  in  den  endeldarm,  vooral  's  avonds. 
Men  verdrijft  dezelven  door  kwikzil verwater, 
't  welk  men  eenige  dagen  na  den  anderen  bij 
wijze  van  een  klijfteer  in  het  lighaam  brengt , 
en  geeft  daarbij  een  buikzuiverend  middel. 

Dewijl  de  meefte  ziekten  der  kinderen  bij  den 
gerceenen    man    hooftzakelijk   voortfpruiten  , 

deels 


VAN       DE        WORMETT.  200. 

deels  van  onzuiverheden  ,  deels  door  cenc 
kwaade  behandeling  der  Moeder ,  heeft  men 
hoofdzakelijk  aan  de  Ouders  de  volgende  rege- 
len intefcherpen. 

i.)  Dat  zij  de  kinderen  zuiver  houden,  en 
tot  dat  oogmerk  met  een  fpons  met  koud  wa- 
ter wasfchen.  Als  dit  gefchiedt  met  deeze  om- 
zichtigheid, dat  men  eerst  een  weinig  lauw 
water  neemt;  daarna  't  geen  wat  kouder  is, 
en  dan  het  kind  wel  afdroogt,  zoo  heeft  men 
geen  nadeel,  maar  wel  veel  nut  daar  van  te 
wachten.  Het  kind  moet  echter,  als  men  die 
zal  doen,  n:et  bezweet  zijn.  De  zwagtels  en 
het  hembd  moeten  ook  zeer  fchoon  gehouden 
worden. 

2.  Dat  zij  de  kinderen  niet  te  warm  houden > 
of  in  het  bed  te  zwaar  dekken;  maar,  bij  tijds, 
en  het  weder  goed  zijnde,  aan  de  lucht  gewen- 
nen. 

3.  Alle  verhittende  zaaken  zijn  voor  de  kin- 
deren zeer  fchadelijk. 

4.  Men  moet  hen,  in  tijds,  op  eene  gere- 
gelde wijze  aan  het  zuigen  gewoon  maaken» 
Het  is  verkeerd  ,  zoo  dikwijls  als  het  kind 
fchreeuwt,  het  zelve  aan  de  borst  te  leggen. 
Men  gewenne  het  langzaamerhand  aan  andere 
voedfels,  en  gedraage  zich  daarin,  zoo  als  op 
bladz.  187.  reeds  gezegd  is. 

O  5-  De 


;2I0  VAN       DE       W   O   R   M    E   Tfl 

5.  De  Moeder  moet  zich,  zoo  lange  zij  zoo- 
mende is,  wachten  van  fchrik,  toorn,  koude, 
verhitting ,  heet'e  dranken ,  winderige  fpijzen , 
en  in  het  geheel  niet  bij  haar'  man  flaapen. 
Nooit  moet  zij,  het  lighaam,  op  de  eene  of  an- 
dere wijze,  lïerk  geleden  hebbende,  of  het  ge- 
moed aangedaan  geweest  zijnde,  terflond  het 
kind  aan  de  borst  leggen,  maar  de  borften  laa- 
ten  uitmelken  ,  en  een  uur  wachten ,  eer  zij 
dezelven  aan  het  kind  geefu 


GV^>3 


AAN;* 


AANHANGSEL, 

VAN    DIE    TOEYALLEN,    WELKE    EENE 

BIJZONDER     SCHIELIJKE     HULP 

VEREISCHEN. 


ma 


Van  de  middelen,  ter  redding  van  Drenkelingen* 


..w, 


anneer  men  een  lighaam  in  het  water 7 
of  aan  den  oever,  ontdekt ,  moet  men  terflond 
alle  middelen  in  het  werk  Hellen ,  om  het  op 
het  droogen  te  brengen.  De  oude  gewoonten- 
verongelukte  menfehen  in  het  water  op  hun 
hoofd  te  zetten,  of  op  een  ton  te  rollen,  waar 
mede  men  doorgaans  begint,  als  men  midde- 
len ter  herflelling  wil  aanwenden,  is  gevaar- 
lijk. De  fchijnbaar  doode  moet ,  veel  eer ,  zonder 
te  vertraagen ,  in  het  naaste  huis  gebragt  wor- 
den. Kan  men  een  wagen  krijgen,  dan  moec 
men  ftroo,  matten,  of  iets  anders,  dat  zagc 
is ,  onder  het  lijf  leggen.  Ook  behoort  men* 
het  lighaam  naar  de  eene  of  andere  plaats  bren- 
gende ,  op»  welke  wijze  het  zij,  wel  te  zor- 
gen, dat  het  hoofd  niet  neêrhange,  maar  wac 

O  %  vex- 


212  VAN      DE      DRENKELINGEN; 

verheven,  en  op  zijde  gelegd  worde.  Dat  het 
rijtuig  langzaam  voortgetrokken  moet  worden, 
verftaat  zich  van  zelve. 

2.  Als  men  daarmede  op  eene  bekwaame 
plaats  gekomen  is,  dan  wordt  de  verongelukte 
gebragt  in  een  niet  al  te  warm  vertrek,  geheel 
ontkleed,  overal  met  drooge  ,  warm  gemaakte, 
doeken  gewreeven,  en  in  een  bed,  of  op  eene 
zagte  legerftede  gelegd,  met  ligte,  warme, 
bedden  bedekt,  of  met  warm  zout,  of  warm 
zands  tot  aan  den  hals,  zoo  dik  mogelijk  is, 
beftrooid.  Men  wrijve  de  handen,  voeten,  en 
rugge  met  warme  doeken  ("t  best  met  wolle) , 
en  met  een  zagte  borftel,  drukke  en  beweege 
op  eene  zagte  wijze  met  warme  handen  den 
buik,  vooral  naar  boven  toe,  en  gaa  met  zulke 
wrijvingen  lang  voort. 

3.  Men  moet  te  gelijk  eene  ader,  en  wel  aan 
den  hals  openen  >  dewijl  deeze  in  zulke  geval- 
len het  gemakkelijkst  bloed  geeft.  Al  komt  'er 
geen  bloed  te  voorfebijn,  gaat  men  echter  met 
de  andere  middelen  voort,  doch  'er  moet  altijd 
iemand  op  de  gemaakte  opening  letten;  want 
de  ondervinding  heeft  geleerd,  dat,  terwijl 
men  voortgaat  met  de  verdere  middelen  in  het 
werk  te  flellen,  het  bloed  begint  te  loopen, 
't  welk  gevaarlijk  zoude  kunnen  zijn ,  als  nie- 
mand daarop  acht  gaf. 

4.  Ver- 


VAN       DE      DRENKELINGEN.  21$ 

4.  Verder  moet  men  ,  zonder  echter  met 
.het  wrijven  optehouden,  trachten  warme  lucht 
in  de  long  te  brengen.  Dit  gefchiedt  op  de 
welvoegclijkfle  en  kotcüe  wijze,  als  een  gezond 
en  fterk  mensch  zijn'  mond  op  den  mond  van 
den  fchijnbaar  dooden  legt,  en  hem,  herhaalde 
reizen,  met  kracht  veel  lucht  inblaast,  waar- 
bij den  lijder  de  neus  moet  worden  toegehou- 
den,  opdat  de  lucht  des  te  beter  in  de  longen 
komen.  Ms  niemand  dit  doen  wil,  kan  men 
een  blaasbalg,  of  eenige  andere  pijp,  daartoe 
gebruiken.  De  opening  van  zoo  een  pijp  wordt 
niet  nat  linnen  omwonden.  -Als  dezelve  gebragt 
is  in  den  mond  des  lijders,  drukt  een  ander  de 
lippen  rondom  vast  tegen  dezelve,  een  ander 
beweegt  de  blaasbalg  een  paar  maal  op  en  ne- 
der ,  of  blaast  langzaam,  doch  met  kragt  in  de 
pijp.  Ook  kan  men  tabaksrook  in  den  mond 
blaazen ,  om  de  longen  te  prikkelen.  Bij  alle 
deeze  proeven  moet  de  neus  van  den  lijder 
vast  toe  gehouden  worden. 

5.  Ten  gelijken  tijd  moet  men  den  lijder  zoo 
veel  tabaksrook,  als  mogelijk  is,  door  den  en- 
deldarm in  het  lighaam  brengea.  Tot  deeze 
zoo  genaamde  tabaks  -  klijfteeren  zijn  bijzonde- 
re werktuigen  uitgedacht.  Men  kan  dit  ech- 
ter beknopter' doen,  en  wel  op  tweeërlei  wij- 
zen.    Men  heilrijke  het  einde  van  een  tabaks- 

O  3  pijp 


314  VAN      DE      DRENKELINGEN. 

pijp  met  olie,  en  fleekt  het  in  het  fondament; 
het  andere  einde  neemt  iemand  in  den  mond, 
welke  te  gelijk  uit  een  andere  pijp  tabak  rookt. 
De    rook ,    welke    hij   op   deeze   wijze  in  zijn 
mond  krijgt,    blaast   hij   door    de  andere  pijp 
in   het  fondament    van    den    lijder.     Of  men 
fteekt  twee  pijpen  aan,  houdt  de  twee  koppen 
flijf  tegen   elkander,  brengt  het  einde  van  de 
cene  pijp,  met   olie  beflreeken,  in  het  fonda- 
ment van  den  lijder ,  en  door  de  andere  blaast 
iemand  den  rook  daarin.     De  knaster  en  Bra- 
filiaanfche    tabak    zijn    daartoe  de   beste,    en 
werkzaamfre.     Wegtere    doen  echter   in   nood 
ook  goeden  dienst. 

6.  Terwijl-  dit  alles  gefchiedt ,  moet  men 
het  aangezicht,  en  vooral  de  llaagen  van  het 
hoofd  met  warmen  azijn,  of  een  flerk  ruiken- 
den fpiricus  wrijven;  de  fterkfte ,  vluchtte^ 
geeften  onder  den  neus  houden,  als  den  fpi- 
ritus  cêrnu  cervi,  fpiritus  Jalis  ammoniaciy  of  ook, 
als  niets  anders  bij  de  hand  is,  fcherpe  azijn, 
of  fterke  brandewijn.  Men  blaaze  verder  van 
tijd  tot  tijd  in  den  neus  fnuiftabak,  of  een 
fnuifpoeder  uit  den  nieswortel ,  de  major  aria, 
futa,  peeper,  doch  in  eene  kleine  maate,  en 
met  niet  veel  geweld.  Daardoor  worden  de 
zenuwen  in  beweeging  gebragt. 

7.  Met  alle  deeze  middelen ,  bij  beurte  ge- 
bruikt, 


TAN      DE      DRENKELINGEN.  2l^ 

brujkt  ,  moet  men  eenige  /luren  voortgaan. 
Intusfchen  kan  ljct  vertrejt,  waarin  de  lijder 
zal  geplaatst  worden,  langzaamerhand  maatig 
vyarm  gemaakt  worden. 

8-  Zoo  lang  'er  geen  teken  van  leven  te  be- 
merken is,  zoude.- liet  nier  alleen  onnut,  maar 
zelfs  gevaarlijk  zijn,  den  lijder, eenig  vogt  te 
geeven.  Men  moet  zichzelv.en  wachten  ,  hem, 
a]  komt  hij  weder  tot  zichzelve ,  terftond  eenig 
drinken,  of  vloeibaare  geneesmiddelen  te  gee- 
ven. f  In  deeze  ecr,Ite  oogenblikken  zijn  alle  de 
werktuigen  nog  zoo  zwak,  dat  hij  ligt  onge- 
lukkig zoude  kunnen  flikken. 

9.  Als  li ij  tot.zichzelven  komt,,  wordt  hij , ia, 
een  warm  bed  gelegd.  Is  hij. met.  asch  of  zout 
heftrooid  geweest,  dan  wrijft  men  met  warme 
doeken  het  lighaam  zagtjes  af.  Wanneer  hij 
dan  krachten  heeft  om  te  flikken,  dan  geeft 
men  hem  nu  en  dan  een  iheelepel.  vol  warme 
thee,,  of  warm  bier,  waarin  wat-  oxymel  fqmlli- 
t'iGum  gedaan  is,  en  gaat  voort,  met  handen, 
voeten ,  en  den  rugge  met  warme  doeken  te 
wrijven. 

10.  Vervolgens  behandelt  men  den  zieken, 
^ls  iemand,  die  een  zwaare  koorts  heeft. 


O  4  Van 


s 


2l6     VAN  DE  GEHANGEN  EN  GEWURGDEN." 

Van  de  middelen,    ter  redding  van  Gehangen 
en  Gewurgden*' 

Wanneer  een  mensch  aan  den  hals  hangend, 
of  door  een  band,  om  den  hals  gebonden,  ge- 
wurgd, zonder  eenig  teken  van  leven  gevon- 
den wordt,  is  de  ailerfchielijkfte  hulpe  noodig, 
dewijl  de  dood  anders  onvermijdelijk  is.  Dee- 
ze  redding  wordt  door  de  volgende  middelen 
beproefd. 

i.  Het  allereerde  en  allernoodigfte  is,  dat 
hij ,  wien  zulk  eene  akelijke  omflandigheid 
voorkomt,  zonder  zich  te  bedenken,  zonder 
eerst  om  hulp  te  roepen,  den  band,  of  wat  het 
zijn  mag,  waarmede  de  ongelukkige  opgehan- 
gen of  verwurgd  is,  affnijde.  -Als  het  een  ge- 
hangene is,  zal  men,  zoo  veel  mogelijk,  zor- 
ge  draagen ,  dat  het  lighaam  in  het  vallen  zich 
niet  bezeere. 

2.  De  doodfcbijnende  wordt ,  met  alle  om- 
zichtigheid, terftond  in  het  naafte  huis  gebragt, 
en  in  een  vertrek,  waarin  noch  rook,  noch  te 
groote  hitte  is,  ineen  bed  gelegd,  recht  üit- 
geftrekt,  en  zoo,  dat  het  hoofd  en  de  borst 
niet  gedrukt  worden.  Hierna,  of,  als  men  hem 
niet  fchielijk  genoeg  kan  wegbrengen,  nog  eer- 
der, maakt  men  de  kleederen  los,  waardoor  de 
beweeging  der  inwendige  deelen  zoude  kunnen 

be* 


X 


YAN  BE  GEHANGEN  EN  GEWURCDEN.   2  17 

belet  worden,  als  die,  welke  am  den  hals, 
borst,  en  buik  zijn,  gelijk  ook  de  kousfeban- 
den,  en  ontkleedt  hem  daarna  volkomen. 

3.  Een  Heelmeefter  moet  terftond  de  ader 
aan  den  hals  openen,  doch,  als  'er  bloed  voor 
den  dag  komt,  zich  wachten,  dat  niet  al  te 
veel  ontlast  worde,  In  dit  geval  is  eene  rijke- 
lijke aderlaating  in  den  beginne  fchadelijk; 
beter  is  het,  dezelve  in  het  vervolg  nog  eens 
te  herhaalen. 

4.  Loopt  het  bloed  niet,  dan  wordt  het  ge- 
hetle  lighaam,  doch  voornamelijk  de  hals  en 
het  aangezicht ,  gewreeven  met  warme  doe- 
ken, die  ook  wel  met  warmen  azijn  kunnen 
bevogtigd  worden  :  Servietten  ,  gedoopt  in 
warm  water  en  azijn,  kunnen  om  het  hoofd, 
en  den  hals  geflaagen  worden.  De  handen, 
voeten  ,  en  ruggegraad  worden  gewreeven 
met  doeken  ,  of  borftels  ,  gelijk  als  bij  de 
drenkelingen  N«.  2    gezegd  is. 

5.  De  inbiaazing  in  de  long,  gelijk  ook  de 
tabaksklijfteeren,  zijn  in  dit  geval  hoogstnoo- 
dig.  Hoe  men  omtrent  beide  zich  te  gedraa- 
gen  hebbe ,  is  in  het  voorige  Artijkei  N°.  4. 
en  5.  geleerd. 

6.  Men  kaa  den  lijder  fterkriekende  fpi/hus 
onder  den  neus  houden  Doch  in  dit  geval 
zoude  het  nadeelig  zijn,   hem  die  prikkelende 

O  5  mid- 


21 8   VAN  DE  GEHANGEN  EN  GE  WURGDEN. 

middelen ,  welke  bij  drenkelingen  N°.  6.  be- 
fchreeven  zijn,  in  den  neus  te  blaazen.  Zulks 
moet  in  het  geheel  niet  gefchieden. 

7.  Als  de  lijder  dan  tekenen  van  leven  geeft, 
dan  moet  men  hem  warme  thee  met  citroenen- 
fap,  of  azijn,  of  een  weinig  wijn  geeven  ,  doch 
Hechts  van  tijd  tot  tijd  eene  zeer  geringe  hoe- 
veelheid. 

8.  Zonder  eenig  bedenken  kan  men  hém  op k 
een  klijileer  van  melk  of  gerftenwater  met  zout 
zetten. 

9.  Men  laat  verder  aan  een'  Geneesheer 
over,  welke  middelen  te  pas  komen,  of  eene 
herhaalde  aderlaating  noodig  of  nuttig  zij;  die 
ook  bepaalen  moet ,  wat  men  tot  verkwikking 
van  den  lijder  geeven  kunne, 

•' 
Van  de  middelen  ^   ter  redding  van  Geflikt  en. 

Men  heeft  veele  voorbeelden ,  dat  fchadelij- 
ke  dampen  den  mensen  kunnen  bedwelmen , 
en  zelfs  volkomen  kunnen  doen  flikken.  Der- 
gelijke dampen  zijn  onder  anderen  in  gewel- 
ven, die  in' langen  tijd  niet  geopend  zijn,  in 
diepe  kelders,  in  kelders,  waarin  veel  gistend 
bier  ligt ,  of  jonge  wijn,  of  ook  wel  brande- 
wijn. Hiertoe  behooren  ook  de  damp  van  koo- 
ien, van  lampen,  waarin  olie  of  traan  gebrand 

wordt  5 


VAN       DE       GESTIKTEN.  219 

-wordt,  de  damp  van  kagchcls  ,  vooral  wanneer 
die  met  den  bast  van  fmak  heet  gemaakt  worden. 

Eenige  van  deezc  dampen  bedwelmen  allen. 
Men  weet  dit  daaraan,  dat  de  lijder  zonder 
eenig  teken  van  leven  daar  neder  ligt,  doch 
bij  hem  nog  eene  zagte  ademhaaiing  te  bemer* 
4cen  is.  De  bedwelming  is  de  eerde  graad 
van  verdikking. 

Andere  dikken  ten  eenemmaale.  De  mensch 
is  dan  volkomen  gelijk  aan  een'dooden,  haalt 
■geen' adem  meer,  blijft  zonder  gevoel,  of  men 
•hem  prikkelt,  of  brandt;  de  mond  is  bij  de 
meeden  geflooten  ,  en  voor  denzelven  ont- 
dekt men  taaie^ilijm. 

,  In  beide. gevallen  bedaat  de  eerde  hulp  daar- 
in, dat  men  zulk  eenen  ongcJukkigen  fchielijk 
in  de  ruime  lucht  brenge  ,  en  hem  bevrijde 
van  alle  de  klederen  5  of 'ten  minden  van  die, 
welke  het  meest  drukken. 

Die,  welke  alleen  bedwelmd  zijn,- komen 
dikwijls  zeer  fchielijk  bij,  wanneer  men  hen 
met  water  befproeit,  ftwk  ruikende  zaaken 
onder  den  neus  houdt,  of  een  weinig  fnuifta- 
bak  voorzichtig  in  den  neus  geblaast  word^ 

Wanneer  iemand  waarlijk  gqdikt  is ,  dan 
wordt  'er  meer  tijd  en  moeite  'vereischt.  Die 
middelen,  welke  dan  te  pas  komen,  zijn  de 
•volgende  : 

i.  M,n 


2iO  VAM      DE      GESTIKTE  N. 

r.  Men  brengt  den  verongelukten  ,  welke 
reeds  ontkleed  is,  in  een  koel  vertrek,  waarin 
de  vengfters  moeten  open  zijn,  hoedanig  ook 
'  de  luchtgeïleldheid  zijn  moge.  Men  plaatst 
hem  zoodanig >  dat  het  bovenlijf  opgerecht  zij, 
de  beenen  neerhangen,  welke  men  tot  aan  de 
knieën  in  een  lauw  bad  zet,  dat  langzaamer- 
hand  meer  en  meer  kan  verwarmd  worden. 

2.  Men  moet  terltond  eene  ader  openen,  en 
wel,  als  het  zijn  kan,  aan  den  hals. 

3.  De  omftanders  houden  intusfehen  fterk 
ruikende  zaaken  onder  den  neus,  blaafen  prik- 
kelende middelen  in  denzelven. 

4.  Verder  moet  men  zich  alle  moeite  gee- 
ven,  den  mond,  die  doorgaans  gcflooten  is, 
open  te  maaken,  en  lucht  inteblaazen. 

5.  Tabaksklijdeeren  zijn  in  dit  geval  even 
nuttig,  als  in  de  voorgaande.  Van  de  wijs ,  op 
welke  zij  moeten  gezet  worden,  is  reeds  ge- 
fprooken. 

6.  Men  kan  ook  een  klijfteer  zetten,  uit 
een  afkookfel  van  een  hand  vol  tabak  met  een 
groote  lepel  zout. 

.7.  Eindelijk  heeft  men  in  veele  gevallen  eene 
fchielijke  hulp  aangebragt,  wanneer  men  het 
gansch  naakte  lighaam  met  veele  emmers  water 
begooten  heeft. 

Menfchen,   die  door  den  blikfem  getroffen 

zijn5 


TAN      DE      GESTIKTE  N.  22C 

zijn,  kunnen,  even  als  andere  geflikten ,  be- 
handeld worden.  In  deeze  gevallen  kin  men 
zich  niet  genoeg  haatten  een'  Geneesheer  tot 
hulp  te  roepen. 

Van  de  middelen ,   ter  redding  van  Bevroozenen. 

Elk  een  weet ,  dat  bij  menfchen ,  die  zich 
langen  tijd  in  eene  ftrenge  koude  ophouden, 
zeer  ligt  het  een  of  ander  lid  bevriest,  of  dat 
zij  zelve  geheel  en  al  door  den  vorst  aangedaan 
worden.  In  het  eerfte  geval  is  de  geneezing 
onfeilbaar  en  gemakkelijk  ,  als  de  lijder  daarbij 
niets  verzuimt.  In  het  andere  geval  is  de  her- 
ftelling  meestal  mogelijk,  wanneer  de  bekwaa- 
«ie  middelen  in  het  werk  gefield  worden. 

Dat  een  lid  bevroozen  zij  ,  bemerkt  men 
daaraan,  dat  het  wit,  ongevoelig,  en  onbe- 
weeglijk is.  Als  iemand  dit  ziet,  moet  hij  het 
aangedaane  deel  met  fneeuw  of  koud  water 
wrijven,  waarin  geftooten  of  gefchrapt  ijs  ge- 
daan  is,  tot  zoo  lang,  dat  hij  daarin  eene  hitte 
en  brandende  jeukte  gewaar  wordt.  Dan 
zijn  de  inwendige  beweegingen ,  tot  het  leven 
noodig,  herfteld;  echter  moet  de  lijder  zich 
niet  bij  een  warme  kagchel  of  open  vuur  plaat- 
fen 

Geheel  bevroozen  ,    en  levenloos  fchijnende 

men» 


222  YAN      DE      iEVROOZENEN. 

menfchen,  worden  op  de  volgende  wijze  in  de 
meefte  gevallen  gered : 

i.  Men  draage  zorge,  dat  het  bevroozen  lig- 
haam  in  geen  warm  vertrek  of  bed  gebragt  wor- 
de. Dit  zoude  doodeiijk  zijn.  Men  legt  het 
veeleer  op  eene  koude  plaats  in  fneeuw ,  waar- 
mede het  geheele  lighaam  bedekt  wordt,  op 
zoodanig  eenige  wijze  ,  dat  flechts  de  mond  en 
neusgaten  vrijblijven.  De  fneeuw  wordt  overal 
vast  tegen  het  lighaam  aangedrukt,  en  als  op 
deeze  of  geene  plaats  de  fneeuw  begint  te  fmel- 
ten  ,  legt  men  'er  verfche  op. 

2.  Gebeurt  het  geval  in  eene  drooge  koude  , 
en  is  'er  geen  fneeuw  voor  handen,  zoo  maake 
men  twee  of  drie  dubbelde  linnen  doeken  zeer 
nat  in  ijskoud  water,  waarin  geftooten  of  ge- 
fchrapt  ijs  gedaan  is  *  en  omwinde  daarmede 
het  geheele  lighaam,  op  de  voorheen  befchree- 
ven  wijze,  zorge  draagende,  dat,  als  de  eene 
of  andere  plek  drooger  fchijnt  te  worden,  die 
plaats  terflond  mee  andere  natte  doeken  bedekt 
worde,  Dat  men  de  doeken,  al  wordt  'er  gee- 
ne werking  van  befpeurd,  dikwijls  nat  maaken, 
en  in  het  zelfde  water  ileekenmoet,  veritaat 
zich  van  zelve. 

3.  Heeft  men  het  zoo  ver  gebragt,  dan  droo- 
ge men  het  lighaam  met  warme  doeken  af,  en 
kgge  het  in  een  warm  bed ;  dit  moet  echter  in 

een 


YAN      DE       BEVROOZENEN.  223 

een  koud  vertrek  flaan.  Zoodra  hij  kan  flik- 
ken, geeve  men  hem  ook,  nu  en  dan,  een 
kopje  thee,  waarin  een  weinig  wijn  of  azijn  ge- 
daan is. 

4.  Bevroozen  menfehen,  fchoon  zij  weder 
tot  zichzelvcn  gekomen  zijn,  zijn  echter  nog 
blootgefleld  aan  eene  beroerte ,  of  andere 
kwaade  toevallen.  Om  dit  voortekomen,  moet 
terftond,  nadat  de  eerfle  middelen  gebruikt 
zijn,  zoodra  hij  begint  te  herftellen,  eene 
aderlaating  verricht  worden.  Ook  kan  men 
den  lijder ,  alsdan  ,  alle  twee  of  drie  uuren 
van  N°.  25.  zoo  veel  geeven,  als  op  de  punt 
van  een  mes  liggen  kan. 

5.  Blijft  de  beterfchap  aanhouden,  dan  geeft 
men  hem  foepen  en  ligte  fpijzen,  en  het  ver- 
trek ,  waarin  hij  ligt  ,  kan  langzaamerhand 
warmer  gemaakt  worden. 

6.  Zoo,  na  de  herftelJing,  het  een  of  ander 
lid  mogt  bevroozen  blijven,  en  gevoelloos  zijn, 
dan  wordt  dit  zoo  lang  met  fneeuw  of  natte 
doeken,  volgens  het  gezegde  bij  N°.  i.  en  2. 
bedekt,  tot  dat  het  gevoel  wederkome. 

7.  Al  het  geen  verder  noodig  mogt  zijn  r 
dient  een  Geneesheer  aan  de  hand  te  geeven. 

Men  heeft  in  alle  deeze  gevallen  de  volgen- 
de algemeene  regelen  in  acht  te  neemen. 
j.  Geen  Heelmeefter  moet  en  mag  weige- 
ren f 


224  VAT*      DE      BEVROOZENEK. 

ren,  als  hij  g  roepen  worde,  bij  zoo  een'  on-"* 
gelukkigen,  terftond  te  komen. 

2.  Men  moet  niet  ophouden  de  aangepreezen 
middelen  in  het  werk  te  (lellen,  offchoon  men 
van  dezelve  geene  de  minile  werking  zag,  maar 
onvermoeid  eenige  uuren  daarmede  aanhouden, 
en  geen  een  onbeproeft  laaten.  Want  dikwijls 
heeft  men  gezien,  dat  de  middelen,  welke  Jan- 
gen  tijd  vruchteloos  gebruikt  waren,  echter 
eindelijk  dienst  deeden,  of  dat,  als  alles  nutte- 
loos fcheen,  echter  een  ander  middel  hulp  aan- 
bragt. 

3.  \rooral  moet  men  daarop  letten,  dat  de 
middelen  geregeld  gebruikt  worden,  en  eene 
verflandige  keuze  omtrent  dezelven  plaats  heb- 
be,  en  niet,  dan  het  een,  dan  het  ander 
door  een,  in  het  werk  gefield  worde.  Vooral 
heeft  dit  plaats  omtrent  het  inblaazen  der  lucht, 
de  wrijvingen,  het  houden  van  fterk  ruikende 
zaaken  onder  den  neus ;  welke  middelen ,  zon- 
der oordeel  gebruikt  wordende ,  dikwijls  meer 
nadeel  doen ,  dan  voordeel  aanbrengen. 

4.  Zoo  het  mogelijk  is,  moet  terflond  ook 
een'  Geneesheer  geroepen  worden. 


Van 


VAN      DE       VERGIFTEN.  22$ 

Van   de  Vergiften. 

Ouder  de  verfcheiden  foorten  van  Vergiften 
zijn  het  rottekruid  ,  en  eenige  fchadelijke  plan- 
ten, die  geene,  welke  op  het  land  het  meest 
voorkomen. 

i.  Het  rottekruid  doodt  fchielijk  ,  wegens 
de  groote  fcherpte,  verwekkende  eene  gewel- 
dige ontfteeking ,  de  allergeweldigfte  pijnen 
in  den  mond,  keel,  maag,  darmen,  verfchrik- 
kelijke  en  bloedige  braakingen  ,  en  afgangen  , 
fhiipen ,  flauwtens. 

Het  beste  middel  is,  terftond  melk,  of  als 
men  die  niet  heeft,  lauw  water  in  eene  groote 
hoeveelheid  te  drinken.  Is  men  zoo  gelukkig, 
de  oorzaak  van  het  ongemak  terftond  te  ont- 
dekken, dan  kan  men,  als  veel  lauw  water  ge- 
dronken is,  met  olie  of  gefmolten  boter  ,  en 
door  in  de  keel  te  kittelen  met  een  veder, 
braakingen  verwekken.  Doch  zoo  de  maag  en 
darmen  door  het  Vergif  reeds  zwaar  on^ftoo- 
ken  zijn,  dan  is  de  hoop  verlóoren,  het  kwaad 
door  deezen  weg  uit  het  lighaam  te  brengen. 

Alle  flijmerige  vogte» ,  uit  gerst,  rijst,  ha- 
ver bereid ,  meelpappen  ,  ffijm  van  Althéa , 
olie ,  en  foortgelijke ,  zijn  zeer  heilzaam.  Wor- 
den de  pijnen  laager  in  den  buik  befpeurd  ,  zee 
men  klijfteeren  uic  melk,   gerften ,   of  haver- 

P  flijra, 


22(5  VAN      DE      VERGIFTEN. 

flïjm.  Eene  groote  aderlaating ,  terflond  ïn 
den  beginne  in  het  werk  gefield ,  fluit  dikwijls 
met  nut  den  voortgang  der  ontfleeking.  Lau- 
we halve  baden,  lauwe  floovingen  op  den  buik, 
zijn  insgelijks  van  groot  nut. 

Offchoon  men  fomtijds  terflond  zoo  gelukkig 
is,  het  eerfle  geweld  van  het  Venijn  te  ont- 
gaan ,  blijft  men  echter  zeer  ligt  langen  tijd  , 
of  ook  geduurende  het  geheele  leven,  in  eene 
zwakkelijke  omflandigheid.  Men  moet ,  om 
dit  voortekomen ,  eenige  maanden  lang  alleen 
van  melk  en  verfche  hoender -eijeren  leeven, 
welke  men  rauw  met  de  melk  vermengt ;  en 
ook  fpoedig  de  hulp  van  een'  Geneesheer  ver- 
zoeken. 

2.  Onder  de  Venijnige  planten  zijn  eenige 
foorten  van  dolle  Kervel,  zoo  wel  het  Kruid, 
als  de  wortel  ;  de  nachtfchaade  ,  waarvan  de 
besfen  fomtijds  door  de  kinderen  gegeeten 
worden;  eenige  foorten  van  Champignons,  het 
zaad  van  de  Datura,  en  Staphifagriee ,  de  wolfs- 
melk ,  die  ,  waardoor  op  het  land  het  meefle 
nadeel  aangebragt  wordt. 

Alle  de  Vergiften  van  deeze  foort  dooden 
meer  door  eene  bedwelmende  dan  fcherpe  ei- 
genfchap.  De  voornaamfle  toevallen  zijn 
fiauwtens  ,  draaijingen  in  het  hoofd,  neigin- 
gen tot  braaken,  braakingen,  bij  fonamige  ijl- 

hoof- 


VAN      DE    VEllGir  TEN.  227 

.hoofdigheid,  en  zeer  zwaare  pijnen  in  den  buik. 
Men  moet  terftond  veel  lauw  water  drinken, 
waarin  een  weinig  zout  of  fuiker  gefmolten  is, 
en,  zoodra  mogelijk,  een  braakmiddel  geeven. 
De  werking  van  die  middel  ophoudende,  geeft 
men  wederom  veel  water  met  honig  of  fuiker, 
doch  vooral  met  veel  wijnazijn ,  als  welke  het 
waare  tegengif  is.  Klijfteeren  uit  water  , 
azijn,  honig,  of  gerftenflijiii  ,  zijn  ook  te  ge- 
lijk noodig. 

3.  Zoo  men  uit  onvoorzichtigheid  vanOp/w/tf* 
of  eenig  middel ,  waarin  hetzelve  komt ,  als 
Thcriaca  ,  Mithridathim  >  Dlascordium ,  te  veel 
gekreegen  hebbe  9  moet  men  terftond  eene 
aderlaating  verrichten;  een  küjfteer  zetten,  en 
veel  wijnazijn  met  water  laaten  drinken  ,  doch 
voor  het  overige  den  lijder  even  eens  behan- 
delen,  als  of  hij  eene  beroerte  had,  (men  zie 
bladz.  88.  89.)  9  want  deeze  volgt  in  de  daad  op 
een  te  fterk  gebruik  van  Opium. 

4.  Wanneer  fpijzen  of  dranken,  vooral  zuu- 
re,  doch  ook  andere,  in  koperen,  looden,  of 
tinnen  vaten  geftaan  hebben  ,  of  deeze  niet  zui- 
ver genoeg  gehouden  worden  ,  ontbinden  zij 
iets  van  deeze  metaalen,  't  welk,  als  het  met  de 
voedfels  in  het  lighaam  komt  ,  de  nadeeligfte 
gevolgen  heeft.  Dikwijls  ontftaan  daardoor 
terftond  geweldige  buik-  en  maagpijnen ,  draaï- 

P  2  jin- 


228  VAN      DE      VERGIFTEN. 

jingen  in  het  hoofd  ,  braakingen  ,  en  foortge-* 
lijke  toevallen  ;  doch  doorgaans  openbaaren 
zich  de  gevolgen  langzaamer;  aanhoudende  buik- 
pijnen ,  krampen ,  verfïoppingen  ,  en  eene 
langzaame  uitteering.  Een  rijkelijk  gebruik 
van  flijmerige  dranken ,  van  verfche  boom-olie , 
klijfteeren ,  lauwe  baden  eu  ftoovingen,  zagte 
buikzuiverende  middelen  ,  die  van  tijd  tot  tijd 
herhaald  worden  ,  doch  geene  zoute,  zijn  de 
middelen,  die  men  daar  tegen  gebruiken  moet* 
Het  gebruik  van  het  bovengenoemde  vaatwerk 
is  zoo  veel  mogelijk  af  te  raden. 

5.  Sterke  braak-  en  buikzuiverende  midde- 
len, in  eene  te  groote  gifte  genomen,  werken 
als  de  fcherpfte  vergiften.  De  algemeene  en 
beste  middelen  in  dit  geval  zijn  flijmerige  , 
olieachtige,  dranken  ,  foortgelijke  klijfteeren, 
warme  ftoovingen  op  den  buik,  bij  volbloedige 
aderlaatingen ,  en ,  in  den  hoogften  nood ,  als 
het  braaken  en  purgeeren  in  het  geheel  niet  op- 
houden wil,  bedaarende  of  verdoovende  mid- 
delen, als  bij  voorbeeld  N°.  24.  of  34. 


€1  ® 


LIJST 


L       IJ       S      T 

DER 

GENEESMIDDELEN, 


N°.   i. 

lVlen  neemt  een  hand  vol  gerst,  laat  die  met 
anderhalf  pint  water  een  uur  lang  kooken  ,  zeigt 
het  afkookfel  door  ,  en  doet  een  of  twee  fpijs- 
lepels  vol  honig ,  en  drie  of  vier  lepels  vol 
goeden  azijn  daarbij ;  en  laat  dit  ais  een  gewoonen 
drank  gebruiken.  Dit  is  het  gerftenwater  , 
't  welk  onder  deezen  naam  dikwijls  voorkomt. 

N°.  2.     ; 

Men  neemt  van  den  braakwortel  (Rad.  Tpe- 
cacuanhce  )  twaalf  grein ;  beste  Rhabarber  iw.n- 
tig  grein. 

N'.  3. 

Drie  of  vier  greinen  braak  wij  nfle  en  (tartarus 
emeticus)  worden  ontbonden  in  zes  oneen  water, 
en  daarvan  laat  men  langzaamerhand  iets  gebrui- 
ken, tot  dat 'er  braakingen  volgen.  Men  kan 
dit  middel  ook  aan  kinderen  geeven,  wanneer 

P  3  men 


230  LIJST    DER    GENEESMIDDELEN. 

men  het  in  kleiner  giften,  en  in  meer  water 
ontbonden,  aan  zeer  kleine,  van  een  vieren- 
deel jaars  tot  anderhalf  jaar  met  een  theelepeltje 
zoo  lang  laat  gebruiken,  tot  dat  het  werkt. 

No.  4. 

Men  neemt  van  den  wortel  van  de  Jalappa 
dertig  tot  veertig  grein;  room  van  wijnfteen 
\cnmor  tartcri}  twintig  grein ,  en  maakt  daar 
van  een  poeder. 

N°.  5. 

Goede  gepulverifeerde  Rhabarber ,  en  zont 
van  Glauber,  van  elk  een  half  tot  een  drachma, 
tot  een  poeder  gemaakt. 

N°.  6. 

Neem  een  loot  uitgezogte  zene  -  bladeren , 
giet  daar  op  zes  oneen  kookend  water  ,  doe  'er 
dan  bij  een  tot  anderhalf  loot  zuivere  manra  en 
drie  a  vier  drachmen  Sal  Sediicenfe  y  en  laat 
het  een  half  of  heel  uur  zagtjes  trekken,  zeig 
het  dan  door,  en  geef  het,  naar  maate  van  de 
omftandigheid,  of  in  eens  of  in  twee  reizen. 

N°.  7. 

a.  Goede  gepulverifeerde  rhabarber ,  geprepa- 
reerde kreeftoogen,  van  elk  een  half  loot,  room 
van  wijnfteen  twee  Joot.     Maak  daarvan  een 

poe- 


riJST    DER    GENEE5M1DDFLEN.  13  l 

poeder  ,    waarvan  een  theelepel  vol  gebruikt 

wordt. 

b.  Room  van  wijn  (leen  ander  half  loot,  ge- 
zuiverd ammoniak-zout,  gepulverifeerde  Arons- 
wortel ,  witte  magnefia,  van  elk  een  half  loot. 
Men  menge  het  wel  onder  elkander  ,  en  laate 
daarvan  een  theelepel  neemen. 

Room  van  wijnfleen  anderhalf  loot ,  gezuiverde 
falpeter ,  een  half  loot.  Maak  daar  van  een  poeder. 

N°.  9. 

Extract  van  roode  gentiaan  wortel  (gentiana 
rnbra)  ,  en  van  duizend  gulden  kruid  (centaurium 
minus),  van  elk  een  half  loot,  tartarus folubilïs 
een  loot; ontbind  dezelve  in  vier  oneen  gemeerj- 
en  even  zooveel  kruis  en  munt  •  water,  en  laat 
daarvan  een  halve  tot  een  geheele  lepel,  naar 
maate  van  de  omftandigheden ,  gebruik:n. 

N°.  10. 

Merg  van  Tamarinden  vier  loot,  room  van  wijn- 
Heen  een  loot;  kook  het  met  zes  oneen  water, 
en  doe  daar  bij  een  of  twee  oneen  kaneelwater. 

N°,  11. 

Poeder  van  de  fijnfte  China,  of  Koortsbast, 
twee  loot ;  verdeel  dezelve  in  12  gelijke  deelen. 

P  4  Nü.  12. 


$32  LIJST   DER    GENEESMIDDELEN. 

Men  voege  bij  de  zoo  even  genoemde  China 
nog  een  half  loot  zuiver  Ammoniak  Zout,  ver- 
deele  alles  in  twaalf  gelijke  deelen  ,  en  laate 
daarvan  naar  het  voorfchrift  gebruiken. 

N°.  13. 

Laage  eike  (Chamadrijs)  ,  duizend  gulden 
kruid  ,  alfem  en  kamillen  -  bloemen  ,  van  elk 
een  handvol,  laat  dezelve  trekken  met  een  pint 
kookend  water  een  paar  uuren  ;fmelt  daarin  een 
half  loot  zuiver  zout  van  wijnfteen  (faltartari)  , 
zeig  het  dan  door;  en  laat  daarvan  een  halve 
theekop  alle  twee  of  drie  uuren  gebruiken, 

N°.  14. 

Oxymsl  fquillitictm  vier  loot,  tartarus  vhrio* 
lams  9  een  loot,  w.ater  agt  oneen,  geest  van 
kruis  en  munt  of  jeneverbesfen,  een  loot. 

N°.  15. 

Poeder  van  zee  ajuin  (  pulvis  fquilla)  een  drach- 
me, room  van  wijnfteen  ,  gezuiverde  falpeter, 
▼an  elk  een  loot ,  poeder  van  kaneel  een  half 
loot.  Men  mengt  het  behoorlijk  onder  een  en 
laat  driemaal  's  daags  een  theelepel  daarvan 
gebruiken. 

N°.  i<5. 


LIJST   DER    GENEESMIDDELEN.  233 

N\  16 

Het  kruid  en  de  bloem  van  duizeDclblad 
(  MUUfolium  )  ,  hoefblad  (  Tusfüago  )  van  elk 
twee  loot  ;  bloemen  van  de  Arnica  ,  een  loot. 
Giet  daarop  een  pint  kookend  water,  laat  alles 
wel  toegedekt  ,  een  half  uur  ,  op  het  vuur 
kooken,  clan  koud  worden,  giet  het  af,  en  meng 
daar  onder  twee  a  drie  loot  zuivere  honig. 

Men  kan  ook  de  Sptcies  Peckorales  ,  die  in 
fommige  Apotheken  zijn  ,  tot  een  Thee  ge- 
bruiken. 

N°.  17. 

Althéa  kruid,  Eerenprijs ,  Salie,  van  elk  een 
hand  vol,  fnijd  dezelven  klein,  en  meng  daar- 
onder een  drachme  zaad  vati  fenkel ,  of  fter- 
anijs ;  tot  een  thee  voor  de  borst. 

N°.  iS. 

Poeder  van  Zoethout  {Rad.  Ugutritia  ;)  Flo- 
rentijnfche  lis  (Fris  Florentina)  (leranijs  en 
bruine  iandijfuiker  ,  van  elk  even  veel,  men 
mengt  het  goed  dooréén  ,  en  maakt  daarvan 
een  poeder,  waarvan  nu  en  dan  een  theelepeltje 
gebruikt  wordt. 

N'\  .19. 

Oxymel  fquittiiïcum  een  once,  Oxyïnel  fimpkx 
twee  oneen  ,   ejsntia  anlfi  ,   een   half  tot  een 

P  5  drsfch- 


234  LIJST  DER   CENEDSMIDDEL3N. 

drachme.  Maak  daarvan  een  ftroopje ,  't  welk 
tot  de  hoeveelheid  van  een  theelepeltje  ge- 
bruikt wordt. 

N°.    20. 

Spiritus  vitrioii  een  drachme  ,  Roofenhonïg 
derdehalf  once. 

N°.  ai. 

Men  kooke  van  den  besten  Koorstbast  twee 
loot  met  twaalf  oneen  water  een  half  uur  in 
een'  wel  toegedekten  aarden  pot ;  zeige  het 
door  ,  en  doe  daarbij  twaalf  grein  kampher  , 
twee  drachmen  Spiritus  vitrioii ,  en  een  once 
honig. 

N°.   22. 

Men  giete  op  een  loot  wilde  valeriaan  (  vale- 
riana  offic),  bloemen  van  de  arnica  en  kamil- 
len, twaalf  oneen  kookend  water  ,  laate  het  ee- 
nige  uuren  in  eene  zagte  warmte  trekken, zeïge 
het  door ,  en  doe  'er  naderhand  bij  twaalf 
grein  kampher,  twee  drachmen  Spiritus  vitrioii, 
en  een  once  van  de  eene  of  andere  flroop. 

N°.  23. 

Neemt  een  half  loot  zoete ,  en  half  zoo  veel  bit- 
tere, gefchilde ,  amandelen,  wrijft  dezelven  met 

zes 


LIJST    DER    GENEESMIDDELEN.  235 

zes  oneen  water  ,  en  een  loot  fijne  fuiker  ,  tot- 
dat daaruit  gemaakt  zij  eene  dunne  amanddmelk  , 
waarin  men  daarna  twaalf  grein  kampher  ,  en 
even  zoo  vtolfalvolatile  comu  cervi  ontbindt. 

N°.  24. 

Men  ontbindt  in  een  half  pond  gerftenwater 
N°.  1.  drie  grein  Opium,  en  laat  daarvan,  naar 
het  voorfchrift,  met  lepels  gebruiken. 

Bij  gegoede  menfehen  kan  men  twee  oneen 
goeden  Rhijnfchen  wijn ,  of  een  once  kaneel- 
water  daarbij  doen. 

N*.  25. 

Kampher ,  tot  een ,  twee  of  drie  greinen  ^meü 
tien  greinen  zuivere  falpeter  en  eenfcrupel  Afag- 
nefia  vermengd.  Aan  kinderen  geeft  men,  naar 
de  jaaren,  de  helft,  een  vierde,  een  zesde  gedeelte. 

N\  26. 

1.  Vier  loot  fijn  gewreeyen  roode  bolus,  met 
een  half  drachme  kampher  wel  vermengd. 

2.  Kamillen-  en  vlierbloemen  van  elk  een  loot, 
fijn  boonenmeel  drie  of  vier  loot,  lithargyrium, 
een  loot,  kampher  een  drachme;  vermeng  dit 
alles  tot  een  fijn  poeder,  naai  het  in  zakjes  van 
fijn  linnen,  en  leg  die  aan. 

N*.  27. 


2$6  LIJST    DER   GENEESMIDDELEN. 

NK  27. 

Een  half  tot  twee  loot  zuivere  manna  ,  in 
warm  water  ontbonden,  om,  naar  verfchil  der 
jaaren,  te  geeven. 

N°.  2?. 

Stroop  van  rhabarber,  oxymel  fquiliticum  9  van 
elk  even  veel.  Men  gebruikt  daar  van  nu  en 
dan  een  theelepeltje. 

N°.  29. 

Men  kookt  een  once  van  den  besten  koorts- 
bast  met  anderhalf  pond  water  een  quartier  uurs , 
en,  nadat  het  doorgezeigd  is  ,  doet  men  daarbij 
een  of  anderhalf  once  honig,  en  een  once  Tinc- 
tura  martis  pomata,  en  laat  daarvan  drie  of  vier 
maal  een  half  theekopje  neemen. 

N°.  30. 

Men  kookt  een  drachme  ruuwe  aluin  met  een 
pint  verfche  melk,  zeigt  het  door,  ontbindt 
daarin  een  a  twee  oneen  fuiker ,  en  laat  daarvan 
alle  een  of  twee  uuren  eenhalf  theekopje  neemen. 

Liq.  anod.  min.  Hofmanrti  twee  drachmen  , 
FJfentia  caJïorti>  laudani  liqiildi  Sydenhami ,   vart 

elk 


LIJST    DER   GENEESMIDDELEN  ij7 

elkeen  drachme.  Men  geeft  zestien  tot  twintig 
droppels  hiervau. 

N°.  31. 
Men  neemt  van  den  besten  koortsbast  ander- 
half loot,  Yslandfche  mos  (Lichcn  Islandicus) 
een  loot,  of  als  men  deeze  niet  kan  krijgen, 
van  de  Althéa  wortel  twee  loot,  kookt  dit  alles 
reet  een  pint  verfche  melk,  zeigt  het  door,  ea 
voegt  daar  bij  een  of  twee  oneen  zuivere  honig. 
Men  geeft  hier  van  een  Theekopje. 

N°.  33. 

Een  of  twee  drachmen  kampher,  te  vooren 
ontbonden ,  worden  met  twee  oneen  verfche 
lijnolie  zeer  nauwkeurig  vermengd ,  en  dan  wordt 
daar  bij  gedaan  een  half  tot  een  drachme  oleuin 
carvi  deftillatum  :  's  avonds  en  's  morgens  laat 
men  daar  mede  fmeeren. 

Als  de  pijnen  in  den  buik  zeer  zwaar  zijn, 
kan  men  een  of  twee  drachmen  laudanum  Hquidum 
Sydenhami  daar  bij  doen. 

N°.  34. 
Van  twee  greinen  extraiïum  cafcarilhe  aquofum , 
en  een  grein  zuivere  Opium,  maakt  men  een  pil. 

N°.  35. 
fy.  Fellis  tauri  infpiffati. 

Saponis  veneti ,  ana  unciam  dlmldiam. 

Rha- 


238  LIJST    DER    GENEESMIDDELEN* 

RhabarbaH  optimi  drachman  i\. 
M.  F.  PUI  pond.  gr.  ij. 

N°.  3  6. 

Nen  neeme  twee  drachmen  vlugge  geest  van 
ammoniak  zout,  anderhalf  drachme  ontbonden 
kampher,  menge  dit  met  een  once  versch  uit* 
geperile  leinolie  tot  eene  verdeelende  zalf. 

N°.  37. 

Neem  alfem  vier  loot,kalmoes-wortel  (Cala- 
miis  aromaticus)  ,  rooden  gentiaan-  en  meefler- 
wortel  (Rad.  Imperator.)  ,  van  elk  twee  loot, 
laurierbesfen  drie  loot,  jeneverbesfen  vijf  loot , 
femin.  daitci  cretici  twee  loot,  meng  alles  wel  on- 
dereen ,  giet  daarop  derdehalve  pint  brande- 
wijn, laat  het  vierentwintig  uuren  in  eene  maa- 
tige  warmte  flaan  ,  zeig  het  door,  fmelt  daar- 
in een  loot  zout  van  wijnfteen,  en  laat  daarvan 
één  tot  twee  kleine  glaasjes  .neemen. 

JNK  38. 

Men  giet  op  een  loot  gepulverifeerdezeeajuin 
(rad.  JauUJce)  en  drie  drachmen  drooge  ,  ge- 
ftoote,  fchillen  van  oranjeappelen,  twee  pond 
witten  wijn ,  laate  het  in  eene  maatige  warmte 
trekken  ,  en  daarvan  volgens  het  voorfchrift 
gebruiken. 

N°.  39. 


LIJST   DER    GENEESMIDDELEN.  ^Z9 

N°.  39* 

fy.  Extr.  aio  es  gummofi 

Gummi  Ammoniaci  depurati   ana   drachmam 

unam.  Gutta  f  crupul.  duos 
Dragrydii  fulpharati  drachmam  dimidiam 
M.  F.  Pil.  gr.  ij 

PurgeerpillcH  tot  zes  of  acht  fluks  te  ge- 
bruiken. 

N°.  40. 

Men  giete  op  drie  drachmen  zuiver  zout  van 
wijnfleen  (fal  tartari)  zoo  veel  goede,  fterke, 
wijnazijn,  tot  dat  'er  geene  opbruisfching  meer 
gezien  worde  ,  dan  kan  men  zes  oneen  water 
daarbij  doen,  en  één  of  anderhalf  once  zuive- 
ren honig. 

N°.  41. 

R*.  Gummi  ammoniaci  depurati 

Saponis  veneti  ana  drachmas  tres 

Mercurii  dulcis  rite  preeparati 

Sulphuris  aurati  antimonii  tertice  prcecipita- 

Xionis 
Extract i  f umaricd  ana  drachmam  unam 
Af.  F.  c.  aceto  fquiüitico  PUI.  gr.  ij. 
Ontbindende  pillen  tot  zeven  of  acht  fluks. 

N°.  42. 


24©  LIJST   DER   CENEESMIBDILLEM. 

N°.  42. 
Men  neemt  fijn  gefheeden  graswortel,  klk- 
tenwortel,  van  elk  een  loot,  zoéthout,  pok- 
hout, en  fasfafras,  van  elk  een  half  loot ,  fen- 
kelzaad  een  drachme  ;  laat  dit  op  drie  pinten 
water  tot  twee  pinten  verkooken,  en  tot  een' 
gewoonen  drank  gebruiken. 

No.  43. 
Geprepareerde  kreeftoogen  een  fcrupel  ,  of 
twintig  grein,  gezuiverde  falpet-er  tien  grein, 
fulph.  aurat.  antim  tertice  pnscipitationis  en  kam- 
pher,  van  elk  twee  grein;  meng  het  wel  door 
een,  en  maak  daar  van  een  poeder. 

N°-  44- 
^o.  Gummi  Ammoniacl  depur.  unciam   dimidiam 

Guajaci  drachmas  duas 
Sulph.  antim.  aur.  tertia  pracipit. 
Camphorce  ana  drachmam  unam 
Extradti  fumaria  drachmam  imam  &f  mediam* 
Effent.  Jiiccini  drachmam  dimidiam 
M.  F.  PUL  gr.  ij    confp.  puh.  Lycopodiu 
Kefolveerende  pillen,  tot  een  half  drach* 

me  te  gebruiken. 

N°.  45. 
Men  fnijde  zes  loot  verfche  rammelas  in  dun- 
ne fchij  f  jes,  versch  lepelblad,   en  falie  van  elk 

twee 


LIJST    DËR    GENEESMIDDELEN.        •      2^.1 

twee  loot,  giete  daarop  een  en  een  derde  pint 
wijn,  en  Jaate  het  vierentwintig  uuren  in  eene 
maatige  warmte  trekken,  zeige  het  dan  door  , 
en  ontbinde  drie  of  vier  loot  zuivere  honig 
daarin  ;  om  twee  a  driemaal  's  daags  een  goed 
wijnglas  daarvan  te  gebruiken. 

N°.  4tf. 

Men  doet  een  kommetje  klein  gefneeden 
jonge  toppen  van  denneboomen  in  een  ton 
goed  bier,  laat  het  daar  mede  gisten,  en  voor- 
en  namiddag  een  bierglas  daarvan  drinken. 

N<\  47. 

Fijne  Koortsbast  twee  loot ,  IKitrum  antimo* 
niatum  een  loot  y  kampher  met  fuiker  gewree» 
ven  y  een  half  drachme. 

N\  48. 

Men  neemt  een  handvol  verfche  graswortel, 
en  even  zoo  veel  gerst,  laat  het  met  drie  pinten 
water  een  uur  lang  kooken,  en  doet ,  nadat  het 
doorgezeigd  is  ,  op  elke  pint  vier  lepels  vol 
goeden  wijnazijn,  en  een  tot  twee  lepels  honig. 

N°.  49* 

Conferf  van  vlier  zes  loot,  versch  uitgeperst 
fap  vau  lepelblad   twee  loot  y    geprepareerde 

O  kreeft* 


24-2        •     LIJST   DER  GENEESMIDDELEN. 

kreeftoogen  een  loot,  gezuiverde  falpeter  een 
half  loot,  kampher  met  fuiker  afgewreeven  een 
drachme;  men  mengt  dit  alles  onder  een,  en 
maakt  daarvan  een  conferf ,  en  laat  daarvan 
twee  of  driemaal  's  daags  ter  groote  van  een 
noote-muscaat  gebruiken. 

Zoo  het  verfche  fap  van  lepelblad  mogt  ont- 
breken ,  kan  men  de  conferva  cochkaria  en  'nas- 
tnrtii  aquatici  uit  de  -Apotheek  voorfchrijven. 

N°.  50. 

Spiritus  Coclilearice  twee  loot  ,  Effent,  myrrhce 
een  half  loot ,  Spiritus  falis  acidi  een  drachme, 
Rofenhonig  een  loot,    Mengt  het. 

N°.  51. 
Effent.  Myrrha  een  loot ,  EJffent.  gummi  lacc<& 
een  loot  ,   Spiritus  coclilearice  drie  loot;  Rofen- 
honig een  loot.    M. 

N°.  52. 

Bloem  van  zwavel  twee  loot ,  fijn  gewreeven 
witte  fuiker  een  loot ,  gezuiverde  falpeter  twee 
drachmen  M.  Poeder  tegen  de  fchurft  tot 
de  hoeveelheid  van  een  theelepel  te  geeven. 

N°.  53. 
Geprepareerd  Spiesglas  (Jntimonium  cradum 
prccparatimi)   twee  loot ,  fijne  fuiker  een  loot, 
goede  kaneel,  een  drachme.    M. 

No.  54. 


LIJST  DE    GENEESMIDDELEN.  243 

N°.  54. 
Fijne  gepulverifeerde  zwavel  twee  loot,  ge- 
zuiverd ammoniakzout  een  half  loot  ,    verfche 
reufel,  drie  of  vier  loot.     Men  mengt  dit  wel 
ondereen  tot  een  zalf. 

N°.  55- 
Mercurius  -prcecipitatus  albus  wordt,   ter  hoe- 
veelheid van'  een  half  loot,  vermengd  met  drie 
oneen  verfche  reufel  ,  of,    bij  voorname  men- 
fchen ,  met  even  zoo  veel  wiguent.  pomat. 

Een  once  Sympus  Diacodii  en  anderhalf  drach- 
me Spiritus  vitrioli,  worden  vermengd  met  zes 
of  acht  oneen  water.  Men  laat  dit  nu  en  dan 
met  een  lepel  gebruiken. 

N°.  57- 
Vermeng  een    grein  Pulv.  Ipecacuanha  met 
twaalf  grein  geprepareerde  kreeftoogen  ,    en 
even  zoo  veel  fuiker  ,  en  maak  daar  van  een 
poeder, 

N*.  58. 

Zuivere  falpeter  een  loot,  conferf  van  roo- 
zen  vier  oneen ;  men  maakt  daarvan  een  con- 
ferf, en  laat  daarvan,  volgens  voorfchrift,  ter 
grootte  van  een  nuote-muscaat  gebruiken. 

Q.*  N\59. 


344  LIJST   DER    GENEESMIDDELEN. 

N°.    59- 

Men  kooke  weegbladen,  roode  roozen,  en 
eikenJoof  ,  van  elk  een  handvol  ,  in  een  pint 
water,  en  laate  dit  koud  infpuiten. 

N°.  do. 

Beste  koortsbast  twee  loot ,  fijn ,  niet  roes- 
tig, vijlzel  van  ijzer  een  half  loot"?  meng  de- 
zelven  wel  onder  elkander,  en  verdeel  het  na* 
derhand  in  twaalf  gelijke  deelen. 

N°.  <fi. 

Men  menge  een  drachme  Spiritus  vitrioli ,  en 
dertig  droppels  Laudanum  llquidum  Sydenhami 
siet  vier  oneen  kruisenmunt  water, 

N°.  62, 

Men  kooke  geftoote  lijnzaat,  dolle  kervel» 
en  vlierbloemen ,  van  elk  even  veel ,  met  melle 
tot  een  pap. 

N°.  6$. 

Liq.terrcefoliatcetartari,  een  loot;  Syr.  Fuma* 
r ia  derdehalf  oneen,  en  vijf  oneen  melisfenwa- 
ter ;  men  menge  dit  wel  ondereen ,  en  laate  daar- 
van volgens  voorfchrift  gebruiken, 

N°.  64. 

Een  drachme  Kampher,  eerst  in  brandewijn 
ontbonden ,  wordt   met  twee  oneen  Empl.  de 


■  1 


LIJST    DER    GENEESMIDDELEN.  245 

meliloto  vermengd ,  en  deeze  zalf  wordt  dan  op 
kder  of  linnen  gefineerd. 

NJ.  65. 

Men  doet  op  twaalf  oneen  water  anderhalf 
dfachme  acetum  Iythargyrii.  S.  Tot  een  uitwen- 
dig gebruik. 

N°.  66. 

Fenckelwor tel  twee  loot,  Fenckelkruit,  Dille 
(  Herba  Anethi}  en  Kervel ,  van  elk  een  loot  ; 
Fenckelzaad  een  loot.  Dit  wordt  met  drie  pin- 
ten  water  gekookt  ,  doorgezeigd  ,  en  als  een' 
gewoonen  drank  gebruikt. 

N°.  67. 

Geprepareerde  Kreeftoogen  twee  loot ,  fijn 
gewreeven  witte  fuiker  ,  en  fenckelzaad  van 
elk  een  haJf  loot,  gezuiverde  falpeter  een  drach- 
me. Dit  alles  wordt  tot  een  poeder  .gemaakt, 
waarvan,  volgens  voorfchrift ,  een  theelepeltje 
gebruikt  word:. 

N°.  68. 

Tinftura  antinwnii  acris. 

N°.  69. 

Men  neemt  melk  en  water  van  elk  drie  loot; 
¥*tteverfche  boomolie,  drie  theelepels,  fcikcr 

Q  3  een 


246  LIJST   DER   GENEESMIDDELEN. 

een  of  twee  drachmen,  en  maakt  daarvan  een 
klijfteer,  welke  warm  gezet  wordt. 

N°.  70. 

Stroop  van  Rhabarber  ,  en  Oxymel  JquillitU 
cum  ,  van  elk  even  veel. 

N°.  71. 

Men  bindt  een  half  pond  levendige  kwik  in 
een  dubbeld  linne  lapje,  laat  het  met  een  pint 
water  een  quartier  of  half  uur  kooken  in  een 
toegedekten  aarden  pot,  giet  het  water  af,  en 
laat  het,  volgens  het  voorfchrifc  gebruiken. 

De  kwik  blijft  tot  hetzelfde  gebruik  nog  goed. 

N°.  72. 

Men  wrijve  twee  grein  Refina  Jalappce  met 
twaalf  tot  vijftien  grein  fijne  fuiker  ,  daarna 
met  drie  of  vier  gefchilde  zoete  amandelen  zeer 
lang  ,  en  maake  met  een  a  twee  oneen  water 
daaruit  eene  Emalfio  ,  waarbij  mtn  uog  wat 
ftroop  doen  kan. 

Kinderen  van  vier  jaaren  geeft  men  eerst  de 
helft,  en  als  het  noodig  is,  na  een  uur,  de  an- 
derehelft. Kleinere  kinderen  geeft  men,naver- 
fchil  van  den  ouderdom  de  helft  >  een  derde  , 
een  vierde. 

N°.  73- 


1TJST   DER   GENEESMIDDELEN,  247 

N°.  73. 

Senten  Santonki,  fijne  fulker,  van  elkeen  loot ; 
men  menge  die  wel  onder  een,  verdeelt  het  in 
twaalf  gelijke  deelen  ,  en  geeve  's  morgens  en 
's  avonds  daarvan  een. 

N°-  74. 

Een  grein  poeder  van  Jalappe,  een  half  loot 
ftroop  van  Rhabarber. 


AANMERKINGEN 

TOT       DE 

VOORGAANDE     LIJST. 

De  giften  der  geneesmiddelen  zijn  bepaald 

tot  ponden ,  oneen ,  loot  en ,  drachmen , 

[crupels ,  greinen ;  en  bij  yloeibaa- 

re  tot  pinten ,  ponden ,  enz. 


E< 


ien  Pond  tfej.  bevat  twaalf  oneen. 
Een    Once   Sj.  houdt  2.  loot  of  8.  drachmen. 
Een  Drachme  3j.  drie  fcrupels. 
Een    Scrupel  9j.  twintig  grein. 

Een 


24S  AANMERKINGEN. 

Een  Berlijnfche  pint  houdt  omtrent  3.  ponden. 

Een  gewoon  theekopje  wordt  op  drie  oneen 
gerekend. 

Een  fpijslepel  een  loot  of  half  once. 
F'4  Een  theelepel  dertig  droppelen,  of  daarom- 
trent.    Vijf  of  zes  maaken  een  fpijslepel. 

Bij  kruiden  beduidt  een  handvol  zoo  veel  als 
een  half  once. 

De  giften  in  de  meefte  voorfchriftén  zijn 
(behalven  die,  welke  in  het  bijzonder  voor 
kinderen  gefchikt  zijn)  voor  volwasfen  men- 
fchen  van  achtien  tot  vestig  jaaren.  Van  twaalf 
tot  achtien  jaaren  zijn  twee  derden  toereiken- 
de. Aan  kinderen  van  zeven  tot  twaalf  jaaren 
geeft  men  de  helft  ;  van  vier  tot  zeven  een 
derde;  van  drie  tot  vier  jaar'  een  vierde ,  en 
zoo,  naar  maate  van  den  ouderdom,  altijd  min- 
der; zoodat  kinderen  van  een  jaar  of  daaron- 
der omtrent  een  achtfte  of  tiende  deel  krijgen. 

Echter  heeft  men  hier  omtrent  noodig  aan  te 
merken,  dat  de  bijzondere  lighaamsgefteldheid, 
en  de  fexe,  veel  verandering  maaken,  zoodac 
dikwijls  een  fterke  jonge  veel  gfooter  gifte  ver- 
draagen  kan  ,  dan  een  zwakke  jongeling  ,  of 
een  volwasfen, doch  zeer  teder, vrouwsperfoon. 


EINDE. 


13V--